ECLI:NL:GHARL:2025:5259

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
21-002110-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed van amfetamine met taakstraf en verwerping van verweer omtrent mededeling bloedonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978, was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van rijden onder invloed van amfetamine. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarna het hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld. Tijdens de zitting op 13 augustus 2025 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.B. Pieters.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 januari 2022 een voertuig heeft bestuurd na gebruik van amfetamine, met een gehalte van 1000 microgram per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarde ligt. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de uitslag van het bloedonderzoek, wat zijn recht op tegenonderzoek zou hebben geschaad. Het hof verwierp dit verweer, oordelend dat de politie aan de verplichtingen van artikel 17 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer had voldaan.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 26 uren, subsidiair 13 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk zijn leven heeft verbeterd na een periode van drugsverslaving. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002110-24
Uitspraak d.d.: 27 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 april 2024 met parketnummer 96-152239-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te Hoogeveen op [geboortedag] 1978,
briefadres: [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 30 april 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte vrijgesproken ter zake van het tenlastegelegde feit.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te [plaats] een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 1000 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft de veroordeling van verdachte gevorderd ter zake van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak ter zake van het tenlastegelegde feit bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat een verdachte schriftelijk in kennis dient te worden gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek. Nu de uitslag van het bloedonderzoek naar het verkeerde adres is gestuurd, heeft verdachte zijn recht op tegenonderzoek niet kunnen effectueren.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed van 14 februari 2022 blijkt dat de politie verdachte op 25 januari 2022 om 01:55 uur ziet rijden. In het kader van een verkeerscontrole wordt verdachte om 02:05 uur onderworpen aan een speekseltest. Deze speekseltest geeft als resultaat een indicatie voor amfetamine. Daarop wordt verdachte om 02:25 uur aangehouden wegens verdenking van overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 en om 02:44 uur voorgeleid voor een hulpofficier van justitie. Vervolgens wordt om 03:05 uur, in aanwezigheid van de politie, door een arts bloed afgenomen bij verdachte. Daarbij wordt verdachte door de politie gewezen op het recht op tegenonderzoek. De bloedmonsters zijn vervolgens overeenkomstig het bepaalde in het Besluit gewaarmerkt, verpakt en verzegeld, en naar het [ziekenhuis] te [plaats] verzonden.
Om 03:18 uur wordt verdachte door de politie verhoord. Tijdens het verhoor stelt de politie (hierna: P) verdachte (hierna: V) de volgende vraag:
P: Er is bloed bij je afgenomen, de uitslag daarvan wordt schriftelijk naar je toegezonden. Kan dit naar het adres [adres] worden gezonden? Of naar een ander adres?
V: Geen antwoord, ik heb een woonadres.
In het dossier staan voorts de volgende adressen van verdachte vermeld:
Tijdelijk adres: [adres]
[plaats]
Verblijfadres: [adres]
[plaats]
Het [ziekenhuis] heeft de bloedmonsters van verdachte onderzocht en op 8 februari 2022 een rapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat in het bloed van verdachte een amfetaminegehalte van 1000 microgram per liter bloed is aangetroffen. Op 9 februari 2022 wordt de uitslag van het bloedonderzoek naar het BRP-adres van verdachte gestuurd, te weten: [adres] .
Uit de Informatiestaat SKDB-persoon van verdachte blijkt dat hij op 9 februari 2022 stond ingeschreven in Nederland op het adres: [adres] .
Het hof overweegt als volgt.
Om tot een bewezenverklaring te komen van een feit waarin de tenlastelegging is toegesneden op artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, moet kunnen worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een ‘onderzoek’ als bedoeld in dat artikel. Van een dergelijk onderzoek is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. Deze waarborgen worden ook wel aangeduid als de strikte waarborgen.
Tot die strikte waarborgen behoort onder meer het voorschrift van artikel 17 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit), dat inhoudt dat de opsporingsambtenaar binnen een week na ontvangst van het verslag als bedoeld in artikel 16, tweede lid, schriftelijk de verdachte in kennis stelt van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek.
Naar het oordeel van het hof is voldaan aan de in artikel 17 van het Besluit neergelegde verplichting tot mededeling van het resultaat van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek. Uit het dossier blijkt dat bij de politie meerdere adressen van verdachte bekend waren, te weten een tijdelijk adres ( [adres] te [plaats] ), een verblijfadres ( [adres] te [plaats] ) en een BRP-adres ( [adres] te [plaats] ). Tevens blijkt dat de politie verdachte tijdens het verhoor expliciet en specifiek heeft gevraagd of het resultaat van het bloedonderzoek naar het BRP-adres ( [adres] te [plaats] ) kon worden gestuurd. Nu verdachte daarop geen concreet antwoord heeft gegeven, is het hof van oordeel dat de politie het resultaat van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek naar het BRP-adres van verdachte mocht sturen. Het had immers op de weg van verdachte gelegen om tijdens het verhoor aan de politie een (ander) adres door te geven waar resultaat van het bloedonderzoek en het recht op het tegenonderzoek naartoe gestuurd kon worden.
Nu naar het oordeel van het hof is voldaan aan de strikte waarborgen in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 17 van het Besluit, verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 januari 2022 te [plaats] een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 1000 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 650,00, subsidiair dertien dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, in plaats van een geldboete, aan verdachte een werkstraf op te leggen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte financieel niet draagkrachtig genoeg is om een geldboete te betalen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto op de openbare weg onder invloed van amfetamine, zijnde een middel waardoor de rijvaardigheid wordt verminderd. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de strafoplegging in strafverzwarende zin acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2025 van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die uit het dossier blijken en ter terechtzitting in hoger beroep door hemzelf en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht.
Uit het voortgangsrapport van de reclassering d.d. 6 augustus 2025 blijkt dat het nu goed gaat met verdachte. Verdachte heeft lang te kampen gehad met een drugsverslaving. Sinds zijn vrijlating gebruikt hij echter geen drugs meer en woont hij bij zijn vriendin en kinderen. Omdat hij zijn vriendin niet wil belasten met zijn schulden is hij op zoek naar een woning voor zichzelf. Verder heeft verdachte afstand gedaan van zijn negatieve netwerk en verricht twee keer per week werk in het kader van zijn taakstraf, waar hij het naar zijn zin heeft.
Alles afwegende acht het hof de door de politierechter opgelegde straf in beginsel op zijn plaats. Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd echter aanleiding om in plaats van een geldboete aan verdachte een taakstraf op te leggen van zesentwintig uren, subsidiair dertien dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 6 januari 2023 onder CJIB nummer 2132 5420 0488 8379.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 27 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.