ECLI:NL:GHARL:2025:5263

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
21-002116-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling van begeleider van zorginstelling met taakstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 2001 en wonende in Lelystad, was eerder veroordeeld voor mishandeling van twee zorgbegeleiders. Het hof heeft de veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het beroep op noodweer is verworpen. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is deels toegewezen, waarbij het hof oordeelt dat de verdachte aansprakelijk is voor de immateriële schade van € 1.000,00 en materiële schade van € 91,31. De zaak betreft mishandeling die plaatsvond op 1 maart 2023 en 11 augustus 2023, waarbij de verdachte de zorgbegeleiders heeft mishandeld in een zorginstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer kan doen, aangezien hij zich op een kamer bevond waar hij niet mocht zijn en de zorgbegeleider hem meerdere keren had verzocht te vertrekken. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat is meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002116-24
Uitspraakdatum: 27 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 3 mei 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met parketnummers 08-242750-23 en 08-331922-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te Lelystad op [geboortedag] 2001,
wonende te [woonplaats] , [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 november 2024 en 13 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.L.D. Thomas, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. Baan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 3 mei 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit met parketnummer 08-242750-23 en het tenlastegelegde feit met parketnummer 08-331922-23 veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, te weten tot € 5.798,20, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en ten aanzien van het overige gevorderde niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 08-242750-23:
hij op of omstreeks 1 maart 2023 te [plaats] , althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] één of meermalen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen;
zaak met parketnummer 08-331922-23:
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring gevorderd ter zake van het tenlastegelegde feit met parketnummer 08-331922-23.
De advocaat-generaal heeft tevens de bewezenverklaring gevorderd ter zake van het tenlastegelegde feit met parketnummer 08-242750-23, en zich het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer(exces) van verdachte dient te worden verworpen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over het tenlastegelegde feit met parketnummer 08-331922-23 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De raadsman heeft - zoals nader in de pleitnota is verwoord - ter zake van het tenlastegelegde feit met parketnummer 08-242750-23 bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hem een geslaagd beroep toekomt op primair noodweer en subsidiair noodweerexces.
Oordeel van het hof
Feit met parketnummer 08-331922-23
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever [slachtoffer 2] per ongeluk in het gezicht heeft geraakt. Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige 1] leidt het hof af dat verdachte doelbewust en gericht met zijn vuist in het gezicht van aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen. Het hof verwerpt derhalve het verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Feit met parketnummer 08-242750-23
Het hof begrijpt het door de raadsman primair gevoerde verweer aldus dat hij zich op het standpunt stelt dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu laatstgenoemde een geslaagd beroep op noodweer toekomt.
Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 maart 2023 bevindt verdachte zich op de kamer van een medebewoner op afdeling [naam] van [zorginstelling] te [plaats] , waar hij aan het gamen is. Aan verdachte is eerder door aangever [slachtoffer 1] medegedeeld dat hij niet op de kamer van een medebewoner aanwezig mag zijn, als de desbetreffende medebewoner zelf niet aanwezig is. Wanneer aangever [slachtoffer 1] verdachte vervolgens aantreft op de kamer van de medebewoner, vraagt hij hem de kamer te verlaten. Verdachte reageert daar niet op. Als aangever verdachte nogmaals vraagt om de kamer te verlaten, reageert verdachte geïrriteerd en zegt hij tegen aangever dat hij moet ‘opkankeren’ en dat hij toestemming had van de medebewoner. Daarop zegt aangever dat dit huisvredebreuk betreft. Verdachte staat vervolgens op, loopt richting aangever en geeft hem een kopstoot. Daarop drukt aangever op de alarmknop en drukt hij verdachte naar achteren. Niet lang daarna komen getuigen [getuige 2] en [getuige 3] de kamer binnen. Aangever vraagt verdachte, die inmiddels weer is gaan zitten gamen, om de kamer te verlaten en zegt tegen verdachte dat als verdachte daar geen gehoor aan geeft, hij de stekker van de televisie eruit trekt. Verdachte zegt vervolgens tegen aangever dat hij (aangever) een probleem heeft, als hij dat doet. Nadat aangever verdachte nogmaals vraagt om de kamer te verlaten en laatstgenoemde dit weigert, trekt hij de stekker uit de televisie. Daarbij valt de stekker op een theeglas, dat kapot gaat. Verdachte wordt boos, pakt enkele glasscherven en gooit dit tegen aangever aan. Vervolgens vliegt verdachte aangever aan en slaat hij aangever met zijn rechtervuist in het gezicht. Daarop fixeren aangever en getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verdachte op de bank. Als aangever daarna de kamer verlaat, heeft hij pijn aan zijn neus, waar een bobbel op zit. Ook heeft hij een bloedende lip.
Gelet op het voorgaande komt verdachte naar het oordeel van het hof geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toe. Verdachte bevond zich ten tijde van het tenlastegelegde op een kamer in een zorginstelling die hij niet bewoonde. Niet duidelijk was of verdachte toestemming had van de medebewoner om daar aanwezig te zijn. In ieder geval heeft aangever [slachtoffer 1] , in hoedanigheid als zorgbegeleider, verdachte meermalen gevraagd om de kamer te verlaten. Verdachte was daarvan kennelijk niet gediend, want hij weigerde de kamer te verlaten. Ook daarna - na meerdere waarschuwingen van [slachtoffer 1] dat hij de stekker uit de televisie zou trekken - bleef verdachte op de kamer. Als [slachtoffer 1] vervolgens overgaat tot het uittrekken van de stekker uit de televisie, maakt dit niet dat sprake is van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging was geboden.
Ook kan naar het oordeel van het hof niet gesproken worden van een noodweersituatie op het moment dat verdachte door aangever en getuigen [getuige 2] en [getuige 3] op de bank werd gefixeerd, nu dit een reactie vormde op de eerdere, door verdachte gepleegde geweldshandelingen jegens aangever en nodig was om verdachte te stoppen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-242750-23 en in de zaak met parketnummer 08-331922-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 08-242750-23:
hij op 1 maart 2023 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en te stompen;
zaak met parketnummer 08-331922-23:
hij op 11 augustus 2023 te Goor, gemeente [gemeente] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] in het gezicht te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-242750-23 en met parketnummer 08-331922-23 bewezenverklaarde levert telkens op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Nu het hof een noodweersituatie in de zaak met parketnummer 08-242750-23 niet aannemelijk acht geworden, behoeft het beroep op noodweerexces geen bespreking meer.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de omstandigheden van het geval. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, rekening houdend met de zorgbehoefte van verdachte en in een pedagogisch kader, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan mishandeling van een begeleider van de zorginstelling waar hij verbleef. Door aldus te handelen heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die werkzaam zijn in een publieke functie. Uit de slachtofferverklaring van één van de slachtoffers blijkt dat de mishandeling veel impact op hem heeft gehad, waar hij tot op heden nog geestelijk en lichamelijk last van heeft.
Het hof heeft bij de strafoplegging in strafverzwarende zin acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2025. Daaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier blijken en ter terechtzitting in hoger beroep door hemzelf en zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 4 maart 2022 blijkt dat bij verdachte sprake is van een functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau, een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Voorts blijkt uit het rapport van de reclassering van 10 februari 2025 dat verdachte vanaf december 2019 op de locatie [naam] van de [zorginstelling] verbleef, maar dat de zorg door de onderhavige verdenking is beëindigd. Ten tijde van de opmaak van het rapport woonde verdachte bij zijn moeder in [plaats] en is de mentor van verdachte druk bezig met het vinden van een nieuwe woonplek voor verdachte. Daarnaast ontvangt verdachte een Wajong-uitkering en is sprake van bewindvoering. Uit het rapport blijkt dat de kans op recidive als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat. Door zijn beperkingen overziet en begrijpt verdachte niet alles. Er zijn maar beperkte mogelijkheden tot gedragsverandering. Beschermende factoren zijn de ontvankelijkheid voor begeleiding en de acceptatie van zijn problematiek. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat er geen noodzaak is voor een pedagogische aanpak. Verder adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte inmiddels woonachtig is bij [zorginstelling] in [plaats] , waar hij over een eigen appartement beschikt.
Gelet op het voorgaande acht het hof het aannemelijk dat het beperkte functioneren en de (psychische) stoornissen van verdachte hebben doorgewerkt in de bewezenverklaarde feiten. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging. Ook zal het hof de reclassering volgen in haar advies om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Het hof ziet, anders dan de raadsman, geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, nu dat onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de feiten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.961,03. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.789,20. Namens de benadeelde partij is de vordering tot schadevergoeding ter terechtzitting in hoger beroep gedeeltelijk gehandhaafd, met dien verstande dat het gevorderde bedrag is verlaagd tot een bedrag van € 8.319,30.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, te weten € 8.319,30, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering tot schadevergoeding (in overwegende mate) af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het causaal verband tussen het tenlastegelegde feit en een aanzienlijk deel van de opgevoerde schadeposten ontbreekt, dan wel onvoldoende is onderbouwd. Ook stelt de raadsman dat de hoogte van de gevorderde immateriële schade disproportioneel is in het licht van de Smartengeldgids.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Voor wat betreft de gevorderde kostenposten ‘haptonomie’, ‘parkeerkosten psycholoog’, ‘verlies van arbeidsvermogen loon tweede ziektejaar’ en ‘reiskosten’, is het hof van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de benadeelde partij (enkel) als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, nu uit de overgelegde brief van de psycholoog naar voren komt dat bij de benadeelde partij sprake is van reeds langer bestaande klachten en (meerdere) voorvallen op werk. In zoverre zou nader onderzoek naar deze schadecomponenten nodig zijn. Het hof is van oordeel dat de (verdere) behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van voornoemde kostenposten. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal de gevorderde kostenpost ‘verlies van arbeidsvermogen uitbetaling overuren’ afwijzen, nu dit betrekking heeft op gemiste overuren, waarvan betaling in geval van ziekte uitblijft.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde kostenposten ‘eigen risico’ en ‘parkeerkosten ziekenhuis’ wel kunnen worden toegewezen, zodat verdachte tot vergoeding van die schade is gehouden.
Immateriële schade
Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, nu de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op het hiervoor overwogene en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegewezen, zal het hof de immateriële schade naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in diens vordering ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-242750-23 en in de zaak met parketnummer 08-331922-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-242750-23 en in de zaak met parketnummer 08-331922-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-242750-23 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.091,31 (duizend eenennegentig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 91,31 (eenennegentig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 581,10 (vijfhonderdeenentachtig euro en tien cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-242750-23 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.091,31 (duizend eenennegentig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 91,31 (eenennegentig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 maart 2023.
Aldus gewezen door
mr. L. Pieters, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 27 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.