ECLI:NL:GHARL:2025:5264

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
21-000863-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Leerplichtwet 1969 met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een moeder, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren wegens overtreding van de Leerplichtwet 1969. De zaak betreft de verplichting van ouders om ervoor te zorgen dat hun kinderen als leerlingen van een school zijn ingeschreven. De verdachte had haar kinderen niet ingeschreven op een school, wat leidde tot de veroordeling. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan haar verplichtingen als ouder, ondanks haar verweer dat zij niet op de hoogte was van de juridische consequenties van de schoolinschrijving. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen van de verdachte in de tenlastegelegde periode niet als leerlingen stonden ingeschreven, terwijl zij leerplichtig waren. De verdachte heeft aangevoerd dat zij en haar echtgenoot hun kinderen hadden ingeschreven op een school, maar dat deze school niet meer veilig was, wat leidde tot hun beslissing om de kinderen thuisonderwijs te geven. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de schoolinschrijving en dat zij haar kinderen verwijtbaar niet heeft ingeschreven bij een school na 1 augustus 2023. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000863-25
Uitspraakdatum: 27 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland (zittingsplaats Assen) van 17 oktober 2024 met parketnummer 18-146067-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft bij vonnis van 17 oktober 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren, bij niet verrichten te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, wegens - kort gezegd - overtreding van de Leerplichtwet, door er niet voor te zorgen dat haar kinderen als leerlingen van een school stonden ingeschreven.
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is ingesteld, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2023 tot en met 5 april 2024 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongeren:
[kind 1] , geboren op [geboortedag] 2014 en/of
[kind 2] , geboren op [geboortedag] 2017,
althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de voormelde jongeren had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongeren als leerlingen van een school, stonden ingeschreven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft aangevoerd dat de kinderen van verdachte in de tenlastegelegde periode niet als leerlingen stonden ingeschreven op een school, terwijl beide kinderen leerplichtig waren.
Standpunt van de verdachte
Verdachte geeft aan het niet eens te zijn met de veroordeling van de kantonrechter. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake is van dwaling. Verdachte en haar echtgenoot hadden hun kinderen (voorafgaand aan de verhuizing naar [provincie] ) ingeschreven op de [school 1] te [plaats] . Verdachte en haar echtgenoot waren ten tijde van de inschrijving echter niet geïnformeerd over de (juridische) consequenties hiervan, te weten dat hun kinderen hierdoor verplicht zijn tot hun achttiende levensjaar naar school te gaan. Indien zij hiervan wel op de hoogte waren geweest, waren verdachte en haar echtgenoot deze verbintenis niet aangegaan.
Voorts heeft verdachte aangevoerd dat sprake is van overmacht. Enige tijd nadat verdachte en haar gezin naar [provincie] waren verhuisd en de kinderen waren ingeschreven op [school 2] , kwam de school financieel onder water te staan en vertrokken er meerdere leerkrachten. Omdat dat de school niet meer de veiligheid van de kinderen kon waarborgen, hebben verdachte en haar echtgenoot de kinderen thuis gehouden en (samen met een groep ouders) daar onderwijs gegeven.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De kinderen van verdachte, te weten [kind 1] (geboren op [geboortedag] 2014) en [kind 2] (geboren op [geboortedag] 2017), stonden van 23 december 2018, respectievelijk 1 augustus 2021, tot 9 januari 2022 ingeschreven op de [school 1] te [plaats] , en van 3 januari 2022 tot 1 augustus 2023 op de school [school 2] in [plaats] . Per 1 augustus 2023 zijn de kinderen door verdachte en haar echtgenoot uitgeschreven, omdat [school 2] volgens hen niet meer veilig zou zijn voor de kinderen.
Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigend geantwoord op de vraag of de kinderen nog op [school 2] hadden gezeten als er voldoende docenten waren.
Voor wat betreft het verweer van de verdachte overweegt het hof als volgt.
Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969 is een ouder verplicht ervoor te zorgen dat zijn of haar kind als leerling van een school staat ingeschreven. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van verdachte als ouder gelegen om onderzoek te doen naar of advies in te winnen omtrent de eventuele (juridische) consequenties van een dergelijke schoolinschrijving en de mogelijkheden tot het indienen van een vrijstelling in de zin van artikel 5 van de Leerplicht 1969.
Verdachte en haar echtgenoot hebben naar eigen zeggen en na onderzoek bewust gekozen voor [school 2] en vonden deze school passend bij hun levensovertuiging. Naar het oordeel van het hof is de reden dat de kinderen niet meer staan ingeschreven bij [school 2] , echter gelegen in redenen van praktische aard, te weten dat de school niet meer veilig zou zijn voor de kinderen. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte geen vrijstelling toekomt op grond van richtingsbezwaren in de zin van artikel 5 Leerplichtwet 1969 en dat verdachte haar kinderen verwijtbaar niet heeft ingeschreven bij een school na 1 augustus 2023.
Daarnaast merkt het hof het volgende op. Vrijstelling van de Leerplichtwet op grond van bedenkingen tegen de richting van verschillende scholen kan niet meer worden verkregen nadat een kind eenmaal -verplicht of onverplicht- ingeschreven is geweest op een school waartegen nadien bedenkingen worden geuit. Een dergelijke inschrijving brengt met zich mee dat voor de tenlastegelegde periode geen geldige verklaring omtrent het bestaan van bedenkingen tegen de richting van het onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, Leerplichtwet, kan worden gedaan. Dit staat in de weg aan een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5, aanhef en onder b, Leerplichtwet (HR 18 juni 2019: ECLI:NL:HR:2019:960).
Het hof verwerpt derhalve het beroep op dwaling en het beroep op overmacht van verdachte, en acht wettig en overtuigend bewezen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 5 april 2024 te [plaats] , als degene die het gezag uitoefende over de jongeren:
[kind 1] , geboren op [geboortedag] 2014 en
[kind 2] , geboren op [geboortedag] 2017,
niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongeren als leerlingen van een school, stonden ingeschreven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft oplegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren, bij niet uitvoeren te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft verzocht om geen (onvoorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Leerplichtwet 1969, doordat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting ervoor te zorgen dat haar twee leerplichtige kinderen stonden ingeschreven op een school. De Leerplichtwet 1969 verplicht ouders en feitelijk verzorgers ervoor te zorgen dat een kind op een school staat ingeschreven. Op deze manier wordt in het belang van het kind geprobeerd schoolverzuim en vroegtijdig schoolverlaten zonder startkwalificatie te voorkomen. Bovendien beoogt de Leerplichtwet 1969 het recht op onderwijs te garanderen, mede gelet op het belang dat een kind zich binnen een (scholen)gemeenschap, waaraan ook andere kinderen deelnemen, kan ontwikkelen en vormen.
Bij de strafoplegging heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 10 juli 2025. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verder heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die uit het dossier blijken en ter terechtzitting in hoger beroep door haarzelf naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren, bij niet verrichten te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 2 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 27 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.