ECLI:NL:GHARL:2025:5301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
21-004465-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vennootschap na dodelijk ongeval met voerrobot door gebrek aan bewijs van technische tekortkomingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een vennootschap die een voerrobot heeft geleverd aan een kalverhouderij, werd vrijgesproken van de tenlastelegging die betrekking had op het niet voldoen aan technische vereisten van de machine, wat zou hebben geleid tot een dodelijk ongeval. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen de technische tekortkomingen en het ongeval. De tenlastelegging was gebaseerd op het Warenwetbesluit machines en de Richtlijn 2006/42/EG, maar het hof concludeerde dat de informatie in het dossier niet voldoende was om de niet-naleving van de vereisten zelfstandig te bewijzen. De verdachte had de voerrobot ontworpen en geproduceerd, maar het hof vond dat de bewijsvoering niet aantoonde dat de machine niet voldeed aan de noodzakelijke veiligheids- en gezondheidseisen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat het niet bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004465-21
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economisch kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 30 september 2021 met parketnummer 05-989250-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
vertegenwoordigd door [naam 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de vertegenwoordiger van verdachte en haar raadslieden, mr. C.W. Noorduyn en mr. J.N. Vanhoutte, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De economische kamer van de rechtbank heeft verdachte ter zake van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 18 van de Warenwet veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-, waarvan € 30.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het komt tot een ander bewijsoordeel en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg –tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 5 januari 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente 1] en/of te [gemeente 2] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in strijd met artikel 2 en artikel 3a eerste lid onder a van het Warenwetbesluit Machines, als fabrikant van een machine, zijnde een voerrobot ( [typenummer] , [serienummer] , bouwjaar 2016), in bedrijf heeft gesteld en/of laten gebruiken op een boerderij gelegen aan de [vestigingsplaats] , terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) er geen zorg voor heeft/hebben gedragen dat die voerrobot voldeed aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen als bedoeld in Bijlage I van de Richtlijn 2006/42/EG (de machine richtlijn)
immers was/waren alstoen, aldaar, in strijd met de essentiële veiligheidseis(en) gezondheidseis(en)
-1.1.2 onder b, -de beginselen van geïntegreerde veiligheid en/of het kiezen van de meest geschikte oplossing(en)-,
door haar verdachte en/of haar mededader(s), bij die voerrobot het risico van meerijden op die voerrobot niet uitgesloten en/of niet zoveel mogelijk verminderd (veiligheid in het ontwerp en de bouw van de machine integreren), en/of bij die voerrobot niet de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen getroffen voor een risico dat niet kon worden uitgesloten, te weten het meerijden op die voerrobot en/of de gebruikers van die voerrobot niet geïnformeerd over de restrisico’s ten gevolge van een tekortkoming van de getroffen beveiligingsmaatregelen, en/of niet aangegeven of een bijzondere opleiding was vereist en/of niet vermeld dat persoonlijke beschermingsmiddelen waren vereist, aangezien die voerrobot was uitgerust met een niet-veilige objectscanner en een bumper die niet was voorzien van veiligheidsfuncties waarmee werd voorkomen dat op die bumper kon worden gestaan en/of meegereden, en/of die voerrobot was uitgerust met een opstapje ter hoogte van de objectscanner, en/of die voerrobot was uitgerust met één of meer horizontale vlak(ken) die niet was/waren afgeschuind, en/of
-1.1.2 onder c -de beginselen van geïntegreerde veiligheid en/of het kiezen van de meest geschikte oplossing(en)-
door haar verdachte en/of haar mededader(s), bij het ontwerp en/of bouw van die voerrobot het redelijkerwijs voorzienbaar verkeerd gebruik niet voor ogen gehouden en/of die voerrobot niet zo ontworpen en/of gebouwd om abnormaal gebruik, indien dat een risico zou inhouden, te weten het meerijden op die voerrobot, te voorkomen, aangezien die voerrobot was uitgerust met een niet-veilige objectscanner en een bumper die niet was voorzien van veiligheidsfuncties waarmee werd voorkomen dat op die bumper kon worden gestaan en/of meegereden, en/of die voerrobot was uitgerust met een opstapje ter hoogte van de objectscanner, en/of die voerrobot was uitgerust met één of meer horizontale vlak(ken) die niet was/waren afgeschuind, en/of die voerrobot werd gebruikt in een (te krappe) stal op een boerderij waar kinderen aanwezig waren, en/of
-1.2.3 -inwerking stellen-
door haar verdachte en/of haar mededader(s), bij die voerrobot, zijnde een machine die werkte in automatische modus, niet was voldaan aan het vereiste dat het in werking stellen en/of het opnieuw in werking stellen na stilstand van die voerrobot, alleen mocht plaatsvinden zonder ingreep, indien voornoemde geen gevaarlijke situatie opleverde, aangezien die voerrobot, die was uitgerust met een niet-veilige objectscanner en een bumper die niet was voorzien van veiligheidsfuncties waarmee werd voorkomen dat op die bumper kon worden gestaan en/of meegereden, en/of die voerrobot was uitgerust met een opstapje ter hoogte van de objectscanner, en/of die voerrobot was uitgerust met één of meer horizontale vlak(ken) die niet was/waren afgeschuind, werd gebruikt in een stal waarvan de afmetingen (te) krap waren voor die voerrobot en/of toen daar op die voerrobot werd meegereden in die stal door ene [slachtoffer] , en/of die persoon met zijn nek/hals bekneld raakte tussen de bovenzijde/bovenrand van die voerrobot en (de bovendorpel in de doorgang van de) tussenwand in die stal, die voerrobot vanzelf, althans zonder ingreep in werking kwam en/of inwerking bleef, en die persoon kwam te overlijden, en/of
-1.3.7 -risico's in verband met de bewegende delen-
door haar verdachte en/of haar mededader(s), het/de bewegende d(e)l(en) van die voerrobot niet zodanig ontworpen en/of gebouwd, dat wat betreft het risico voor aanraking waardoor zich ongelukken zouden kunnen voordoen, werd(en) voorkomen en/of wanneer (een) risico('s) bleef/bleven bestaan, niet voorzien van een afscherming en/of (een) beveiligingsinrichting(en), aangezien die voerrobot was uitgerust met een niet-veilige objectscanner en een bumper die niet was voorzien van veiligheidsfuncties waarmee werd voorkomen dat op die bumper kon worden gestaan en/of meegereden, en/of die voerrobot was uitgerust met een opstapje ter hoogte van de objectscanner, en/of die voerrobot was uitgerust met één of meer horizontale vlak(ken) die niet was/waren afgeschuind, waardoor toen daar op die voerrobot werd meegereden in een stal door ene [slachtoffer] , en/of die voerrobot niet signaleerde dat werd meegereden op die voerrobot, die persoon bekneld raakte tussen de bovenzijde/bovenrand van die voerrobot en (de bovendorpel in de doorgang van) de tussenwand in de stal, en kwam te overlijden, en/of
-1.7.1 -informatie en waarschuwingen op de machine-
door haar verdachte en/of haar mededader(s), op die voerrobot geen informatie en/of waarschuwing9en) verstrekt in de vorm van (een) gemakkelijk(e) te begrijpen symbo(o)l(en) en/of (een) pictogram(en), en/of
-1.7.4 -gebruiksaanwijzing-
door haar verdachte en/of haar mededader(s), bij die voerrobot geen gebruiksaanwijzing gevoegd in de officiële gemeenschapstaal van de lidstaat waar die voerrobot in bedrijf werd gesteld, en/of
-3.6.1 -signalisatie, signalen en waarschuwingen-
door haar verdachte en/of haar mededader(s), terwijl van die voerrobot gebruik werd gemaakt voor het afleveren van vrachtvoer voor een kalverenhok in een stal, zijnde een op afstand bestuurde machine, waarbij personen gevaar liepen gestoten en/of verpletterd te worden, die voerrobot niet van passende middelen voorzien om bewegingen van die personen te signaleren en/of van middelen om personen tegen die risico's te beschermen, aangezien die voerrobot was uitgerust met een niet-veilige objectscanner en een bumper die niet was voorzien van veiligheidsfuncties waarmee werd voorkomen dat op die bumper kon worden gestaan en/of meegereden, en/of die voerrobot was uitgerust met een opstapje ter hoogte van de objectscanner, en/of die voerrobot was uitgerust met één of meer horizontale vlak(ken) die niet was/waren afgeschuind, en/of toen daar op die voerrobot werd meegereden in een stal door ene [slachtoffer] , en/of die persoon bekneld raakte tussen de bovenzijde/bovenrand van die voerrobot en (de bovendorpel in de doorgang van) de tussenwand in de stal, en kwam te overlijden en/of terwijl (een) beweging(en) van die voerrobot bijzondere gevaren met zich meebracht(en) geen opschrift aangebracht dat op voldoende afstand leesbaar was voor iemand die die voerrobot naderde, en/of op die voerrobot geen opschrift aangebracht dat in verband met de veiligheid verbood zich tijdens werkzaamheden in de nabijheid van die voerrobot te begeven.

Beoordeling van de tenlastelegging

Feiten
De besloten vennootschap [verdachte] (hierna: [verdachte] ) gevestigd aan [vestigingsplaats] heeft als activiteiten de ontwikkeling, productie en verkoop van innovatieve producten, met name voersystemen, voor de kalverhouderij.
[bedrijf] (hierna: de V.O.F.) waarvan [vennoot 1] , geboren op [geboortedatum] , en [vennoot 2] , geboren op [geboortedatum] , de vennoten zijn, is gevestigd op het adres [vestigingsplaats] en drijft een vleeskalverhouderij.
In mei 2016 heeft [verdachte] een door haarzelf ontworpen en geproduceerde voerrobot geleverd aan de V.O.F.
Op 5 januari 2018 heeft er een ongeval plaatsgevonden in de kalverenstal gelegen aan de [vestigingsplaats] . [vennoot 1] ontving een door de voerrobot gegenereerd smsbericht dat de automatische voerrobot was gestopt. [vennoot 1] heeft zijn zoon [naam 2] naar de betreffende locatie gestuurd. [naam 2] zag dat zijn broertje [slachtoffer] , geboren [geboortedag] 2005, op de voerrobot bekneld zat en bewusteloos was. [slachtoffer] zat met zijn nek vast tussen de bovenrand van de voerrobot en de houten bovendorpel van een doorgang in de wand van de lange gang in de stal. [slachtoffer] stond op de scanner van de voerrobot met zijn buik tegen de voerrobot. Vanuit [slachtoffer] positie op de voerrobot gezien, reed de voerrobot naar achteren. [naam 2] kreeg [slachtoffer] niet los, omdat de voerrobot in een storingstand stond en niet automatisch verreed. [naam 2] heeft de afstandsbediening gehaald en getuige [getuige] , met wie hij werkzaamheden op het bedrijf verrichtte, om hulp gevraagd. [naam 2] heeft de afstandsbediening op de voerrobot aangesloten en de voerrobot verreden, waardoor [slachtoffer] uit zijn beknelling loskwam. [slachtoffer] is buiten bewustzijn naar het ziekenhuis overgebracht. Op 5 januari 2018 om 15.00 uur is de hersendood van [slachtoffer] vastgesteld. Daarna is in overleg met de familie de medische behandeling gestaakt. Geconcludeerd is dat [slachtoffer] is komen te overlijden door hersenfalen als gevolg van mechanisch geweld op de hals (beknelling) in een accidentele context.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis wat betreft de bewijsvoering en bewezenverklaring te bevestigen. Bij ontwikkeling van producten ten behoeve van de agrarische sector moet rekening ermee worden gehouden dat kinderen op het erf aanwezig zijn. Dat kinderen op de robot zouden klimmen, was niet slechts een mogelijkheid maar een zekerheid. Dit gebruik was voorzienbaar en de door verdachte als fabrikant genomen veiligheidsmaatregelen bleken onvoldoende dan wel ongeschikt.
Standpunt verdediging
De raadslieden hebben bepleit dat de rapportage van Fusacon van 12 juni 2018 ongeschikt is om als bewijsmiddel te gebruiken. De verdediging heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, nu de deelfeiten niet bewezen kunnen worden verklaard. De voerrobot is in hoge mate zorgvuldig ontworpen en geproduceerd. Er is sprake van een noodlottig ongeval, dat het gevolg is geweest van een opeenstapeling van niemand te verwijten onvolkomenheden.
Oordeel hof
De in de tenlastelegging omschreven technische vereisten waaraan een voerrobot moet voldoen, zijn ontleend aan het Warenwetbesluit machines en de Richtlijn 2006/42/EG betreffende machines. Volgens de steller van de tenlastelegging bestaat er een nauw verband tussen de feitelijke gang van zaken rond het ongeval en het overlijden van [slachtoffer] en het nietvoldoen aan technische vereisten. Op basis van het dossier kan naar het oordeel van het hof echter niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen niet-naleving van de gestelde vereisten en het ontstaan en de gevolgen van het ongeval. Daarbij betrekt het hof dat de bepalingen in het Warenbesluit machines – anders dan de steller van de tenlastelegging, gelet op de in de inleidende dagvaarding opgenomen verwijzing naar artikel 18 van de Warenwet, kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen – geen voorschriften betreffen die krachtens artikel 18 van de Warenwet zijn gesteld. Het verhandelen van waren die niet voldoen aan technische vereisten die kunnen worden ontleend aan (de Richtlijn 2006/42/EG en) het Warenwetbesluit machines brengt daarom niet zonder meer mee dat sprake is van een situatie waarin men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die waren bij het gezien hun bestemming te verwachten gebruik bijzondere gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens en dat wordt gehandeld in strijd met de verbodsbepaling van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de Warenwet.
Het dossier bevat verder onvoldoende informatie over de technische vereisten die aan zelfrijdende machines zoals voerrobots dienen te worden gesteld en de vermeende technische tekortkomingen van de voerrobot om niet-naleving van technische vereisten zelfstandig – als overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet en daarmee geheel los bezien van het ongeval – bewezen te verklaren. Het onderzoek is immers toegespitst geweest op een verband tussen de technische tekortkomingen en het ongeval en niet op de eventuele tekortkomingen van de voerrobot als zodanig. Ook in zoverre kan het hof daarom niet tot een bewezenverklaring komen.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T. Bertens, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. P.T.C. van Kampen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.H. Salvino, griffier,
en op 19 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.