ECLI:NL:GHARL:2025:5324
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
 
- Rechtspraak.nl
 
Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen en oplichting
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een ontnemingsvordering tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder witwassen en oplichting. De rechtbank had de betrokkene verplicht tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de ontnemingsvordering echter afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van het Openbaar Ministerie niet voldoende onderbouwd was en dat er geen kasopstelling was gepresenteerd die aantoont dat de betrokkene uit andere strafbare feiten wederrechtelijk voordeel had genoten. De vordering werd afgewezen voor zowel het onder 1 bewezenverklaarde feit van witwassen als het onder 4 bewezenverklaarde feit van oplichting. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verplichting tot betaling aan de Staat afwees. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij ontnemingsvorderingen en de noodzaak om aan te tonen dat er daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel is.