ECLI:NL:GHARL:2025:5331
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
 
- Rechtspraak.nl
 
Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een ontnemingsvordering die is ingesteld tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van witwassen. De rechtbank had de betrokkene een verplichting opgelegd tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de Staat, ter ontneming van het door haar geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de ontnemingsvordering echter afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de gepleegde feiten.
Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van het Openbaar Ministerie, die was gebaseerd op een bedrag van € 1.369.898,-, niet kon worden onderbouwd met voldoende bewijs. De advocaat-generaal had gevorderd dat dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden aangemerkt, maar het hof oordeelde dat er geen kasopstelling was gepresenteerd en dat er onvoldoende gegevens waren om aan te tonen dat de betrokkene uit andere strafbare feiten wederrechtelijk voordeel had verkregen. Het hof benadrukte dat de enkele omstandigheid dat er sprake was van witwassen niet automatisch betekent dat er ook sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de ontnemingsvordering afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de betrokkene enig wederrechtelijk voordeel had genoten. De beslissing van het hof is op 20 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.