Bewezenverklaring feit 1 subsidiair (medeplichtigheid aan medeplegen witwassen)
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair (medeplichtigheid aan medeplegen witwassen)
Het hof is van oordeel dat het aan verdachte subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk is weergegeven. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift ongemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 juni 2020, opgenomen op pagina 710 e.v. van het dossier van Politie Midden-Nederland MD2R020089 van 28 mei 2020, genummerd MD2R020089-231, inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
V: (…) Dan worden er grote geldbedragen op jouw rekening gestort. Wat is de reden dat jij hier geen melding van hebt gemaakt bij de bank?
A: Ik was bang dat de bank mij zou beschuldigen en mij als verdachte zou zien.
V: Dus je wist wel van het geld?
A: Ik weet dat het geld op mijn rekening is gestort.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 april 2020, opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-44, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op vrijdag 3 april 2020 waren wij verbalisanten belast met onderzoek naar de oplichting welke middels valse websites van [bedrijf 1] gedaan waren. Er zouden meerdere gedupeerden grote geld bedragen overgemaakt hebben voor het aanschaffen van onder andere mondmaskers. Er was geld overgemaakt naar verschillende rekeningen van de ING Bank waarna zij geen producten hadden ontvangen. Dit betroffen de volgende rekeningnummers: - [rekeningnummer]
- [rekeningnummer] - [rekeningnummer] .
De identificerende gegevens van bovenstaande rekeningen werden opgevraagd en na aanleiding van deze gegevens werden alle transacties, IP adressen, gekoppelde apparaten, bankieren apps en overige gegevens welke van belang voor onderzoek waren opgevraagd bij de ING Bank.
Op vrijdag 3 april 2020 werden de gevorderde gegevens van de ING Bank verstrekt aan het onderzoeksteam. Uit deze gegevens is onder andere gebleken dat er vanaf 10 maart 2020 tot en met 27 maart 2020 grote bedragen geld gestort maar ook weer opgenomen waren bij verschillende geldautomaten.
3. Een naar wettelijk voorschrift ongemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 april 2020, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-35, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op donderdag 2 april 2020 ontving ik van ING Nederland, afdeling juridische uitleveringen, de persoonsgegevens die horen bij rekeningnummer: [rekeningnummer] .
Volgens de gegevens van ING is de rekeninghouder:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 2000
Geslacht: Man
Woonadres: [adres]
Postcode: [postcode]
Woonplaats: [plaats 2]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2020, opgenomen op pagina 1526 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-762, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Deel 1, pag. nr. 167, proces-verbaal van bevindingen voorzien van documentcode MD2R020089-35 In de kop van dit proces-verbaal wordt gesproken over het rekeningnummer [rekeningnummer] . In de eerste alinea wordt gesproken over het rekeningnummer [rekeningnummer] . Het lijkt er op dat het laatste nummer 1 abusievelijk vergeten is.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 april 2020, opgenomen op pagina 339 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-116, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 29 maart 2020 deed een medewerker van [bedrijf 1] aangifte van misbruik van de bedrijfsgegevens en oplichting. Er hadden zich bij het bedrijf in [plaats 1] mensen gemeld die mondkapjes hadden gekocht via internet maar niets geleverd hadden gekregen. Onderzoek op internet leverde drie websites op welke de bedrijfsgegevens van [bedrijf 1] valselijk gebruikten om mondkapjes te verkopen. Het bedrijf [bedrijf 1] heeft zelf geen eigen website. Op elk van de valselijke websites werden naast de “echte” bedrijfsgegevens ook een afwijkend bankrekeningnummer en afwijkend telefoonnummer genoemd. Deze bankrekeningnummers en telefoonnummers werden verder onderzocht.
Een van deze bankrekeningnummers was [rekeningnummer] . Bij de ING bank werden de persoonsgegevens van dit rekeningnummer opgevraagd. Deze bankrekening bleek op naam te staan van:
Hr [verdachte] van [geboortedag] /2000
[woonplaats] te Nederland
Door de bevragingen in dit onderzoek naar de rekeningnummers bij de ING bank ging de bank zelf ook onderzoek doen naar de rekeningnummers. Daar zagen zij dat er grote geldbedragen werden gestort en vervolgens contant werden opgenomen bij een pinautomaat. Naar aanleiding hiervan deed de ING bank op 6 april 2020 aangifte van fraude met betaalrekeningen waaronder aangifte tegen de hiervoor genoemde [verdachte] .
Door de ING bank werden de rekeninggegevens aangeleverd.
De rekening werd op 05 juli 2018 geopend. Er werden 2 betaalpassen uitgegeven waarvan 1 sinds 25/09/2019 als verloren te boek stond. Er stonden 2 devices gekoppeld aan het internetbankieren. Dit was 2 maal een iPhone 8 met elk een uniek device ID.
Door mij, verbalisant, werden de transacties van rekening [rekeningnummer] nader onderzocht De gegevens werden geleverd vanaf 01/01/2020 tot en met 27 maart 2020. Ik, verbalisant, zag dat er tot en met 9 maart 2020 “regulier” betalingsverkeer plaatsvond zoals aankopen in supermarkten, afschrijving van een sportschool en betalingen door de COA. Het mogelijk frauduleuze betalingsverkeer heb ik in onderstaande tabel gezet.
Op 12 maart 2020 werd door het bedrijf [bedrijf 2] een bedrag van €5.104,- gestort. Dit bedrag werd op 12 en 13 maart contant opgenomen bij pinautomaten.
Op 16 maart 2020 werd door het bedrijf [bedrijf 3] een bedrag van €10.988,- gestort. Dit bedrag werd vervolgens op 16 en 18 maart 2020 contant opgenomen bij de ABN en ING pinautomaten in [plaats 3] .
Op 26 maart 2020 werd door het bedrijf [bedrijf 4] een bedrag van €51.865,- gestort. Een deel van dit gestorte bedrag, namelijk €20.000,- werd in 2 keer op 26 en 27 maart 2020 contant opgenomen bij pinautomaten van de ING bank te [plaats 3] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 10 april 2020, opgenomen op pagina 309 e.v. van het voornoemd dossier, genummerd MD2R02020086-82, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op woensdag 08 april 2020 werd door de politie Flevoland, afdeling districtsrecherche een digital aangifte ontvangen van [aangever 1] , deze deed aangifte namens de rechtspersoon ING Bank N.V. ter zake de overtreding van artikel 420bis opgenomen in het Wetboek van Strafrecht.
7. Een brief van de ING in de bijlage van het onder 6 genoemde bewijsmiddel die onder meer de volgende teksten omvatten:
Gekoppelde devices internetbankieren:
Device naam
iOs - Apple iPhone 8
OS versie
12.1
App versie
2020.5.1.33405
Profile ID
[nummer]
Status
Actief
Laatste login
01-04-2020 11:44
Eerste activatie
23-09-2019 15:35
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 10 april 2020, opgenomen op pagina 287 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020086-83, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 8 april 2020 werd een digitale aangifte ontvangen via het Internationaal Rechtshulpcentrum van politie. Door hen werden diverse digitale documenten ontvangen via de Nederlandse Ambassade te Jakarta, Indonesië. Deze documenten zijn afkomstig van de Maleisische rechtspersoon: [bedrijf 4] .
De verkregen documenten bestaan uit:
- diverse facturen (invoices);
- frauderapport.
9. Het frauderapport en de facturen in de bijlagen van het onder 8 genoemde bewijsmiddel die onder meer de volgende teksten omvatten:
Report of fraud
1. Our company is [bedrijf 4] a Malaysian registered legal entity (buyer).
2. We were looking at buying 3 PLY and N 95 masks to help the Malaysian society who has been affected badly by the COVID 19 deadly virus.
3. We through a business acquaintance in Malaysia got the contact of a Netherland based company called [bedrijf 1] , [vestigingsplaats] (seller).
5. We agreed to buy 3 million pieces of 3 PLY mask and I million pieces of N 95 masks.
6. We were given 2 invoices by the seller, no 10060 dated march 22 2020 for the supply of 3 million pieces of 3 PLY mask for a total invoice value to euro 122.000,00. The terms of the invoice required us to pay 40% of the invoice value and the balance to be paid within 7 days after order was delivered and quality confirmed. The 40% of the invoice value was remitted to the sellers account at ING Bank, account NO: [rekeningnummer] on the 24th march 2020.
7. The next invoice NO 10062 dated march 22, 2020 for the supply of l million 3M N 95 masks for the sum of euro 51.000,00. The same terms were stated in this invoice, to pay 40% and the balance to be paid within 7 days after the order was delivered and quality confirmed. The 40% of this invoice value was also remitted to sellers account at ING Bank, account NO: [rekeningnummer] on the 24th march 2020.
8. We agreed and remitted another 40% amounting to euro 51.900 to the sellers account No [rekeningnummer] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte bij de politie van 1 juli 2020, opgenomen op pagina 735 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-456, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
A: Ik ben benaderd door [medeverdachte 1] . Hij was klant van mij. Zo ken ik hem ook. Hij zei maar als jij mensen kent die je vertrouwt kun je daarop storten en kun je zien dat er niets gebeurd.
O: Verbalisanten bekijken het adres [woonplaats] in de centrale systemen. Als wij 2 als toevoeging gebruiken voor het huisnummer komen wij uit op: [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] . Verdachte vertelt dat dit het adres was waar hij altijd geld afgaf.
V: Kan de taxi chauffeur [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevestigen?
A: Ja want ik moest het geld altijd weer terug brengen. Dus dan bracht de taxi mij daarna toe. Elke keer als ik gepind had dan ging ik daar langs.
V: Hoe ging dat met het afgeven van het geld en het betalen?
A: Ik gaf het geld en ik kreeg daar mijn deel van. Of ik kreeg mijn deel van degene van wie de pas was. (...)
Want ik was de enige die alleen woonde en degene die rechtstreeks contact had met [medeverdachte 1] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte, opgenomen op pagina 748 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-469, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
A: Als [medeverdachte 1] mij een factuur stuurt, wist ik wat er binnen kwam en stuurde ik dat door na degene van de rekening waar de transactie was geweest, en dan wist ik wat ik moest pinnen. Ik wil er wel bij zeggen dat ik niet rechtstreeks contact had met hun, dit ging allemaal via [naam 3] .
V: Van wie kreeg je de informatie nog meer, naast [medeverdachte 1] .
A: Van [medeverdachte 2]
V: Dus van [medeverdachte 1] en van [medeverdachte 2] kreeg je de informatie van de overboekingen, van niemand meer?
A: Nee van hun, van hun kreeg ik de updates.
V: Op welke rekeningen kon jij kijken?
A: Ik kon op alle rekeningen waar ik toegang toe had op internetbankieren.
V: Je bedoelt [naam 4] , [naam 5]
A: Ja van iedereen waar ik de gegevens van had kon ik online op internetbankieren.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte bij de politie van 7 oktober 2020, opgenomen op pagina 1061 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-612, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1]:
A: In maart kwam ik terug uit Kameroen en toen had [medeverdachte 2] een bedrijf opgericht. De naam was: " [bedrijf 1] ". Hij had een e-mailaccount aangemaakt en daar had ik toegang tot via mijn telefoon en hij had daar toegang tot via zijn telefoon. (...)
Hij liet mij zien waar hij mee bezig was. Hij vroeg aan mij of ik met hem mee wilde werken en ik heb gezegd prima.
V: Wie heeft die website gemaakt?
A: [medeverdachte 2]
V: Hoe weetje dat?
A : Omdat wij samen woonden. Ik heb gezien dat hij de website maakte.
V: Hoe heet die website?
A: Ik weet de naam niet meer
O: Verbalisanten tonen drie websites,
[website]
A: Ik herken de eerste [website] . ik denk dat het die was.
V: Wat zegje van die andere twee?
A: Ik kan het mij niet herinneren.
A: Het plan was om er geld mee te verdienen.
V: Hoe dan?
A: Met klanten overleggen dat we mondmaskers kunnen leveren en dan die mondmaskers verkopen.
V: Maar? Dat gebeurde niet volgens mij?
A: Nee dat klopt.
V: Leg uit. Jullie spraken met klanten om mondmaskers te verkopen en wat gebeurde er?
A: Ik sprak met klanten over de verkoop van mondmaskers. Ik zocht foto 's online van mondmaskers. Ik zei dit kan ik leveren. Dit zijn de maskers. De klanten moesten dan een percentage vooruit betalen.
V: Foto online en dan?
A: Ik pakte die foto 's online en liet die aan klanten zien en zei dit is wat wij kunnen leveren.
V: Je vertelde ons net datje klanten kreeg via Fb en Instagram. Dat jij ze foto’s van internet liet zien van mondmaskers datje die had. En datje ze een percentage vooruit liet betalen maar de maskers niet leverde. Klopt dat?
A: Ja
V: Wie waren die klanten?
A: (…) ik heb een Facebookpagina en Instagrampagina gemaakt waarop ik mondmaskers promootte in verschillende landen.
V: Hoe ging dat dan als mensen mondmaskers wilden bestellen?
A: Als iemand contact met mij opnam vertelde ik ze welke mondmaskers ik te koop had. Ik zei dat ik: “3M” had en ‘’3ply’’ maskers had. Ik gaf ze de prijs en zei dat ik hun contact was in Nederland.
A: Als iemand van plan was te betalen werd er een factuur gemaakt. Dan kreeg ik een rekeningnummer van Mo en dat nummer gaf ik aan [medeverdachte 2] .
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte op 29 mei 2020, opgemaakt door de rechter-commissaris, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] :
Het geld is overgemaakt naar ING rekeningen. Daar werden grote bedragen van gepind. U zou keer op keer de bedragen pinnen. Pinde u wel grote bedragen van die ING rekeningen?
Ja, dat klopt.
Waar ging dat geld naartoe?
Ik bracht dat naar de jongens die dat bedrijf waren gestart.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2020, opgenomen op pagina 1236 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-664, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Na de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] werd zijn woning doorzocht. Er werden diverse goederen aangetroffen, waaronder een laptop van het merk Apple.
Soort: computer (laptop)
Merk. Apple
Type: MacBook Pro
SIN: AANQ9999NL
Ik onderzocht tabblad mail.google.com in de applicatie Chrome en zag het volgende:
o Sales Consultant met e-mailadres [website] .
• Certificaten:
1. EU Type Examination Certificate CE 682245 uitgereikt aan [bedrijf 7] door BSI. Bestandsdatum 1 juni 2020. Via de site van BSI controleerde ik certificaatnummer en zag ik dat certificaat CE682245 is uitgereikt aan [bedrijf 7] en betrekking heeft op 'Filtering half masks'.
2. EU Type Examination Certificate CE 682245 uitgereikt aan [bedrijf 7] door [bedrijf 1] .
3. EU Type Examination Certificate CE 682245 uitgereikt aan [bedrijf 7] door [bedrijf 5]
4. Radio Testreport Issued for [bedrijf 6] , betreffende Disposable Nitrile Gloves.
Ik zag dat de certificaten 2 en 3 voor wat betreft lettertype en bladspiegel enigszins afwijken van certificaat 1 en dat de informatie op certificaten 2 en 3 niet overeenkomt met de informatie die ik vond bij BSI. Het is daarmee aannemelijk dat de certificaten 2 en 3 vervalsingen zijn.
• Uittreksel KvK
1. Uittreksel KvK [bedrijf 6] (39089582).
Ik zag meerdere foto's van dozen met mondmaskers en handschoenen.
• Paspoort
1. Paspoort met documentnummer [nummer] van [naam 1] , geboren [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] .
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2020, opgenomen op pagina 1484 e.v. van voornoemd dossier, genummerd MD2R020089-734, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Na de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] werd zijn woning doorzocht. Er werden diverse goederen aangetroffen, waaronder een laptop van het merk Apple.
Soort: computer (laptop)
Merk: Apple
Type: MacBook Pro
SIN: AANQ9999NL
Firefox
In Firefox zag ik de volgende informatie:
• Geschiedenis over de periode 8 maart 2020 tot en met 21 augustus 2020
o [website] : 79 x website [website] , [website] .
Safari
In Safari zag ik de volgende informatie:
• Geschiedenis over de periode 24 februari 2020 tot en met 2 september 2020
o [website] 9 x website [website] , [website] , [website] , [website]
Ik zag bij de verschillende handelingen om een website met Wordpress te beheren overeenkomstige URL 's. Omdat in de wachtwoorden in Firefox ook een user-account voor Wordpress voorkomt, is het aannemelijk dat via Firefox op deze laptop met behulp van Wordpress één of meer websites zijn beheerd. Ik zag in de url’s met betrekking tot Wordpress de volgende namen van websites die zijn gebruikt voor internetoplichting:
• [website] ;
• [website] ;
• [website] ;
• [website] .
16. De verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting bij de rechtbank op 25 maart 2022, inhoudende:
Medeverdachte [medeverdachte 2] vroeg aan mij om rekeningnummers. Ik kreeg deze rekeningnummers van medeverdachte [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] vertelde mij dat hij deze rekeningnummers nodig had om het geld te kunnen ontvangen. Mijn rol hierin was dat medeverdachte [medeverdachte 3] mij de geldbedragen gaf en ik deze vervolgens aan [medeverdachte 2] gaf. Ik had contact met medeverdachte [medeverdachte 3] , omdat ik hem daarvoor al kende. Hij was mijn kapper. [medeverdachte 2] is nogal introvert. [medeverdachte 3] had destijds aan mij verteld dat als ik het nodig heb, hij rekeningen kan regelen van jongemannen. Dus ik had dit toen aan [medeverdachte 2] verteld en was daarmee de link tussen hen beide. [medeverdachte 2] vroeg ook aan mij of ik een deal met [medeverdachte 3] kon sluiten. [medeverdachte 2] zei alleen tegen mij dat als hij een rekeningnummer nodig had, hij het aan mij zou vertellen en ik het aan [medeverdachte 3] moest vragen.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 12 oktober 2020, genummerd MD2R020089-646, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 13 oktober was ik belast met onderzoek naar de inhoud van de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 1] inzake het opsporingsonderzoek naar witwassen en internetoplichting over een periode van 10 maart 2020 tot en met 28 maart 2020.
Ik zag dat er met ongeveer 40 Instagram accounts contact was geweest over de mondmaskers.
Ik zag dat er meerder afbeeldingen van mondmaskers in de telefoon stonden. Ik zag dat het mondmaskers van het type ’3M’ en ‘3 ply’ betroffen.
Ik herkende deze afbeelding direct als de afbeelding welke als profielfoto op het Facebook pagina van [bedrijf 1] stond.
18. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] in zijn zaak ter terechtzitting bij de rechtbank op 25 maart 2022, en opgenomen in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 3] en gevoegd in het dossier van verdachte, inhoudende:
Het klopt dat ik betrokken ben geweest bij het regelen van de rekeningnummers en dat ik meerdere keren van deze rekeningen geldbedragen heb gepind. Ik had hierover voornamelijk contact met medeverdachte [medeverdachte 1] en soms met medeverdachte [medeverdachte 2] . Ik wist dat het niet helemaal zuiver was. Aan het begin benaderde ik zelf de ‘moneymules ’ om hun bankrekeningen te kunnen gebruiken, maar op een gegeven moment kwamen zij naar mij toe. Ik heb vervolgens contact onderhouden met hen. Zij gaven mij de betaalpassen met de gegevens. Op het moment dat een bedrag op een betaalrekening werd gestort, moest ik van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het bedrag zo snel mogelijk (binnen twee of drie dagen) pinnen en daarna aan hen overhandigen. Zowel de pashouders als ik kregen een deel van dit bedrag. De pashouders wisten niets van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] af. Ik kende niet alle pashouders persoonlijk en dat wilde ik ook niet. Ik had contact met [naam 2] en [naam 3] en zij hadden dan contact met de andere pashouders.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1 subsidiair (medeplichtigheid aan medeplegen witwassen)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Ook voor medeplichtigheid, en met name het daarvoor vereiste dubbel opzet, ontbreekt wettig bewijs. Er moet volgens de verdediging ernstig rekening worden gehouden met het scenario dat misbruik is gemaakt van de bankgegevens van verdachte. Dit scenario is meer dan aannemelijk nu op geen enkele wijze is gebleken van contact tussen verdachte en de medeverdachten. Verdachte zegt geen weet te hebben gehad van de fraude, laat staan dat hij daaraan opzettelijk heeft willen deelnemen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In aanvulling hierop overweegt het hof als volgt.
Twee bedrijven, [bedrijf 4] en [bedrijf 8] , hebben aangifte gedaan van oplichting. Deze bedrijven hebben een groot aantal mondkapjes bij [bedrijf 1] besteld en hiervoor een aanbetaling gedaan. De mondkapjes die zij hebben besteld, zijn echter nooit geleverd. Uit de door de aangevers overgelegde facturen en hun aangiften volgt dat de betalingen aan [bedrijf 1] op de rekeningnummers [rekeningnummer] en [rekeningnummer] zijn gedaan. Uit het frauderapport volgt dat het bedrijf [bedrijf 4] daarnaast een betaling op het rekeningnummer [rekeningnummer] heeft gedaan (het hof leest ING 8066** uit de aangifte als INGB 066**). Uit onderzoek is gebleken dat deze facturen vals zijn en de rekeningnummers waar de betalingen op zijn gedaan, toebehoren aan zogenoemde
moneymules, oftewel ‘geldezels’. Dit zijn personen die hun rekening, bankpas en pincode, al dan niet vrijwillig, ter beschikking hadden gesteld voor gebruik door anderen. De hiervoor genoemde rekeningnummers staan op naam van [naam 4] , [naam 5] en [verdachte] , de verdachte in onderhavige zaak. Het hof heeft medeverdachte [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 1] bij arrest van 2 september 2025, in verband met voornoemde feiten en omstandigheden veroordeeld voor het medeplegen van witwassen. Verder is medeverdachte [medeverdachte 1] ook veroordeeld voor het daaraan ten grondslag liggende delict: medeplegen van oplichting. Medeverdachte [medeverdachte 2] is bij vonnis van 8 april 2022 veroordeeld voor medeplegen van oplichting en het medeplegen van witwassen.
Uit het dossier volgt dat drie bedrijven in een tijdsbestek van ongeveer twee weken, flinke geldsommen hebben gestort op de ING-bankrekening van verdachte. In totaal ging het daarbij om een bedrag van € 67.957,00. Voor het hof staat op basis van de genoemde bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel vast dat die geldbedragen afkomstig waren van de patroonmatige oplichtingspraktijken van medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Het merendeel van dat geld is vervolgens steeds – vanaf de dag dat het geld werd gestort en in de daar op volgende dagen – in meerdere keren contant van zijn rekening opgenomen en overgedragen van medeverdachte [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] die het op zijn beurt weer heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 2] .
Aldus is sprake geweest van medeplegen van witwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr. Ook ten aanzien van het op verdachte’s rekening gestorte geld dat op 27 maart 2020 niet contant was opgenomen, geldt dat de verdachten dat geld – uit eigen misdrijf – hebben verworven en voorhanden hebben gehad als bedoeld in art. 420bis.1. Sr en aldus hebben witgewassen.
De vraag die resteert is of verdachte medeplichtig is geweest aan het (medeplegen) van het voornoemde witwassen door voornoemde medeverdachten.
Het hof stelt in dit kader voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf, oftewel: het gronddelict. Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Het hof acht bewezen dat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte 3] opzettelijk behulpzaam is geweest bij het witwassen van door misdrijf verkregen geld door hem gebruik te laten maken van zijn bankrekening, pinpas en pincode. Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
Ter beschikking stellen bankrekening, pinpas en pincode?
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn ING-bankpas is kwijtgeraakt tijdens zijn verhuizing naar [plaats 4] op 6 februari 2020 en het gebruik van zijn pas door een ander buiten zijn weten om heeft plaatsgevonden. De verklaring van verdachte strookt echter niet met de uit het dossier voortvloeiende feiten. Uit het dossier blijkt namelijk dat verdachte alleen in september 2019 melding heeft gedaan van verlies van zijn ING-bankpas. In het voorjaar van 2020, in ieder geval tot 9 maart 2020, hebben bovendien nog reguliere betalingen plaatsgevonden op de betaalrekening van verdachte. Dit betroffen betalingen rondom de toenmalige woonplaats van verdachte, namelijk [plaats 5] en [plaats 6] , met de pas met nummer 002. Het voorgaande duidt erop dat de pinpas met pasnummer 002 niet de pas is die verdachte is kwijtgeraakt in september 2019.
Uit het dossier blijkt bovendien dat halverwege maart 2020 grote geldbedragen op de ING-rekening van verdachte zijn gestort, te weten op 12 maart 2020 een bedrag van € 5.104,00, op 16 maart 2020 een bedrag van € 10,988,00 en op 26 maart 2020 een bedrag van € 51.685,00, en dat een groot deel van dit geld vlak daarna is opgenomen met de bankpas van verdachte met pasnummer 002.
Zelfs al zou het hof het standpunt van verdachte volgen dat hij zijn pinpas is verloren, werpt zich niettemin de vraag op hoe de pincode van deze pas zonder de betrokkenheid van verdachte is verstrekt aan degene die het geld heeft gepind. Dit ervan uitgaande dat verdachte dit zelf niet is geweest.
In het licht hiervan verdienen de verklaringen van verdachte nadere toelichting, maar verdachte heeft hierover niets, dan wel onvoldoende verklaard. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat een ander die gegevens illegaal via zijn iCloud-omgeving zou hebben verkregen, schuift het hof dan ook als niet aannemelijk terzijde. De enkele omstandigheid dat op zijn telefoon na onderzoek ook gegevens van anderen zijn aangetroffen, maakt immers – zonder enige nadere onderbouwing – a contrario niet dat anderen zomaar toegang hadden tot zijn bankrekening en bijbehorende gegevens.
Daarbij komt dat uit het dossier blijkt dat verdachte zeker tot in april 2020 gebruik maakte van internetbankieren van de betreffende ING-rekening. Verdachte had de verschillende stortingen van de hiervoor genoemde grote bedragen in maart 2020 hierop kunnen zien. Dat verdachte deze stortingen ook daadwerkelijk heeft gezien, volgt uit zijn verklaring bij de politie op de dag van zijn aanhouding (25 juni 2020), waarin hij aangeeft dat hij wel wist dat er geld op zijn rekening is gestort en dat hij hiervan geen melding heeft gemaakt bij de politie. Al met al hecht het hof meer waarde aan de door verdachte kort na zijn aanhouding in 2020 afgelegde verklaring, dan aan de voor het eerst ter terechtzitting bij de politierechter op 19 april 2024 afgelegde verklaring.
Voor zover de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep hebben betoogd dat deze verklaring tot stand is gekomen als gevolg van een taalbarrière tijdens het verhoor, overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van de verklaringen van verdachte constateert het hof dat deze wisselend en op een aantal onderdelen onnavolgbaar zijn. Verdachte komt ook ter terechtzitting in hoger beroep niet, althans onvoldoende met onderbouwingen van zijn stellingen. Het is het hof opgevallen dat verdachte aan hem gestelde vragen – ondanks de correcte bijstand van de tolk ter terechtzitting – niet of zeer moeizaam concreet heeft beantwoord. Ook niet nadat het hof dit ter terechtzitting ter sprake heeft gebracht.
Het hof herkent deze wijze van communiceren in het verloop van het politieverhoor.
Tijdens zijn verhoor bij de politie bleek het nodig geweest om in totaal drie tolken in te schakelen om het verhoor tot een einde te brengen.
Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken en houdt het er gelet op de wijze van communiceren van verdachte ter terechtzitting, voor dat dit niet zozeer aan een taalbarrière te wijten is, maar veeleer gelegen is in het door verdachte willen overnemen van de regie van de ondervraging. Om die reden wordt het beroep op bewijsuitsluiting van deze verklaring verworpen en bezigt het hof verdachte’s bij de politie afgelegde verklaring tot het bewijs.
Op grond van het bovenstaande stelt het hof buiten redelijke twijfel vast dat verdachte degene is geweest die opzettelijk zijn pinpas, pincode en bankgegevens ter beschikking heeft gesteld. Door deze aan zijn persoon gebonden gegevens ter beschikking te stellen, zonder te vragen naar het doel ervan en de herkomst van de op zijn rekening gestorte grote bedragen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze gegevens werden gebruikt voor criminele doeleinden (witwassen). Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van witwassen. Het hof gaat hierbij uit van het geldbedrag dat op de bankrekening van verdachte is gestort, zijnde een bedrag van € 67.957,00.