In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellante], een huurder, en Stichting De Alliantie, de verhuurder. [appellante] heeft zonder toestemming van De Alliantie vier airco-units en een speeddomecamera aan haar huurwoning bevestigd. De Alliantie heeft [appellante] meerdere keren verzocht om deze voorzieningen te verwijderen, maar zij heeft hieraan geen gehoor gegeven. Hierop heeft De Alliantie een kortgeding aangespannen, wat resulteerde in een vaststellingsovereenkomst (vso) waarin [appellante] beloofde de voorzieningen te verwijderen en toestemming te vragen voor eventuele terugplaatsing. Echter, [appellante] heeft zich niet aan deze afspraken gehouden.
De Alliantie heeft vervolgens bij de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, maar de kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen. Wel heeft de kantonrechter de vso ontbonden en [appellante] veroordeeld tot het verwijderen van de camera’s en airco-units, met een dwangsom van €150 per dag bij niet-naleving. [appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordelingen.
In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de beslissing van de kantonrechter in stand kan blijven. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] in strijd heeft gehandeld met de Algemene Huurvoorwaarden door geen toestemming te vragen voor de aangebrachte voorzieningen. Het hof heeft geen bewijs gevonden voor de stelling van [appellante] dat De Alliantie haar anders behandelde dan andere huurders. Het hof heeft het hoger beroep van [appellante] afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten.