Uitspraak
1.[het advocatenkantoor]
[de advocaat]
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 27 mei 2024;
- de memorie van grieven tevens akte vermindering van eis met producties;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens akte in principaal appel;
- de antwoordakte in principaal appel.
2.De kern van de zaak
- zorg te dragen voor:
- het - volgens het door Adviesbureau [L.] in oktober 2019 onder projectnummer [nummer1] uitgebracht rapport (hierna: het rapport [L.] ) terugplaatsen van een stalen kolom, voetplaat en betonnen voet in het hoekpunt van de gemetselde muur op het perceel aan de [adres1] te [woonplaats] , op dezelfde plaats als waar deze stonden vóór november 2017 en het opnieuw op afschot brengen van het balkon van de woning van [de opdrachtgever] ;
- het - volgens punt 5 van het proces-verbaal van de zitting van 25 april 2018- voegen van de gemetselde muur, verwijderen van overtollige specie en herstellen van de achtergevel zodat deze weer wind- en waterdicht wordt gemaakt;
- aan [de opdrachtgever] te betalen een bedrag van € 17.521,21 te vermeerderen met rente;
- de proceskosten te betalen.
- het gegrond verklaarde klachtonderdeel in de beslissing van de Geschillencommissie van 9 december 2022 alsnog wordt vernietigd;
- [de opdrachtgever] wordt veroordeeld de proceskosten te betalen.
3.Het oordeel van het hof
- de omstandigheid dat zijn woning (nog) niet is hersteld conform het rapport [L.] een gevolg is van de tekortkoming van [de advocaten c.s.] zoals hierna omschreven in r.o. 3.17; en
- zonder de tekortkoming van [de advocaten c.s.] zijn woning zou zijn hersteld conform het rapport [L.] hetzij doordat [de buren] de vaststellingsovereenkomst van 25 april 2018 vrijwillig zou zijn nagekomen, hetzij doordat [de buren] daartoe zou zijn veroordeeld in de bodemprocedure bij de rechtbank.
metde tekortkoming worden vergeleken met de hypothetische situatie waarin [de opdrachtgever] zich zou hebben bevonden
zonderdeze tekortkoming. Daarbij moet noodgedwongen worden gewerkt met waarschijnlijkheden en inschattingen. Partijen zijn het er niet over eens wat er zou zijn gebeurd als [de opdrachtgever] wel meer tijd had gekregen om weloverwogen te beslissen over het aangaan van de minnelijke regeling van 17 december 2020. Ze hebben over en weer verschillende hypothetische scenario’s geschetst en feiten en omstandigheden aangewezen die deze scenario’s aannemelijk moeten maken. De stelplicht en de bewijslast van de schade die [de opdrachtgever] heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van [de advocaten c.s.] rusten op [de opdrachtgever] (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).