In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellanten] en Samvar B.V. inzake de financiële afrekening van hun samenwerking in de autohandel. De procedure is gestart na een reeks vonnissen van de rechtbank Overijssel, waarbij de rechtbank op 28 september 2022, 9 november 2022 en 17 januari 2024 tussenvonnissen en een eindvonnis heeft uitgesproken. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellanten] nog bedragen verschuldigd zijn aan Samvar, die haar vorderingen op [appellanten] heeft gecedeerd aan MiRo Vastgoed B.V. Het hof heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen partijen niet schriftelijk was vastgelegd en dat er onduidelijkheid bestond over de financiële afwikkeling. Het hof heeft de feiten uit de eerdere vonnissen van de rechtbank overgenomen, maar heeft ook nieuwe overwegingen toegevoegd. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er sprake was van geldleningen van Samvar aan [appellanten]. In plaats daarvan heeft het hof geoordeeld dat Samvar de handelsvoorraad van [appellanten] heeft gefinancierd. Het hof heeft de vorderingen van Samvar op [appellanten] voor een lager bedrag toewijsbaar geacht dan de rechtbank had beslist. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.