ECLI:NL:GHARL:2025:5428

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
200.349.386
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorg- en vakantieregeling vastgesteld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2019 en 2021. De vader, verzoeker in deze procedure, was het niet eens met de zorgregeling die door de rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2024 was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de kinderen eenmaal per veertien dagen in het weekend bij de vader zouden verblijven, maar de vader verzocht om aanpassing van deze regeling, inclusief het verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De moeder, verweerster, voerde verweer en stelde dat de kinderen niet naar hun vader wilden gaan en dat zij zich onveilig voelde bij hem. Het hof heeft de situatie beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. Het hof heeft besloten dat de zorgregeling grotendeels in stand blijft, maar heeft enkele aanpassingen doorgevoerd, zoals het regelen van de overdrachtsmomenten onder begeleiding van de gecertificeerde instelling. De vader's verzoeken om de zorgregeling te wijzigen zijn afgewezen, omdat er zorgen waren over de thuissituatie bij de vader, waaronder mogelijk alcohol- en drugsgebruik. De moeder zal de kinderen naar de vader brengen zolang hij geen rijbewijs heeft. De belmomenten tussen de moeder en de kinderen zijn niet vastgesteld, omdat deze niet in het belang van de kinderen zouden zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.386
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 578550)
beschikking van 4 september 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. M.S. Kerkhof-Pöttger,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
sinds 26 februari 2025 zonder advocaat,
en
de gecertificeerde instelling,
Samen Veilig Midden-Nederland,
die is gevestigd in Nieuwegein,
belanghebbende in hoger beroep.

1.Samenvatting

De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank), heeft op 1 oktober 2024 een zorgregeling vastgesteld (hierna: de bestreden beschikking). Het hof beslist dat deze regeling in stand moet blijven, behalve de onderdelen over het halen en brengen van de kinderen en de belcontacten tussen de moeder en de kinderen. Het hof legt hierna uit hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige1] , geboren [in] 2019 en [de minderjarige2] , geboren [in] 2021.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
2.3.
Op 9 oktober 2024 is de moeder met de kinderen van [plaats1] naar [woonplaats2] verhuisd. Op 14 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter (rechtbank Midden-Nederland) vervangende toestemming voor de verhuizing verleend. De vader was in die procedure niet verschenen (verstek).
2.4.
Deze beslissing is op 3 december 2024 in verzet door de voorzieningenrechter vernietigd. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de moeder terug moet verhuizen naar een woning binnen een afstand van vijftien kilometer van de woning van de vader.
2.5.
Op 27 februari 2025 heeft de kinderrechter (rechtbank Midden-Nederland) de kinderen onder toezicht van de GI gesteld tot 27 februari 2026.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De rechtbank heeft de volgende zorgregeling vastgesteld en bepaald dat de regeling moet worden uitgevoerd, ook al is hoger beroep ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad verklaard):
  • de kinderen zijn eenmaal per veertien dagen in het weekend bij de vader, waarbij de vader de kinderen om 17.00 uur uit school/bso/bij de moeder haalt en de moeder de kinderen op zondagavond na het avondeten bij de vader haalt;
  • tijdens de zomervakantie verblijven de kinderen eerst een week bij de ene ouder, dan twee weken bij de andere ouder, dan twee weken bij de ene ouder en tot slot een week bij de andere ouder;
  • de andere schoolvakanties zullen zo verdeeld worden dat de kinderen bij beide ouders evenveel verblijven;
  • op de dagen dat de kinderen bij de vader zijn, belt de moeder de kinderen elke avond om 19.00 uur.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling. Hij komt daarvan in hoger beroep. De vader wil dat het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan maakt.
Hij wil dat het hof de volgende zorgregeling vaststelt:
primair:
  • een “omgekeerde” zorgregeling, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen in het weekend bij de moeder zijn, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag om 17.00 uur bij school/bso/de vader haalt en de moeder de kinderen op zondagavond na het avondeten bij de vader brengt;
  • een wekelijks belcontact tussen de moeder en de kinderen, elke woensdagavond tussen 18:00 uur en 19:00 uur;
subsidiair:
in het geval de moeder niet binnen drie maanden terugverhuist naar een woning binnen een
afstand van vijftien kilometer vanaf de woning van de vader, zoals beslist in het vonnis van
3 december 2024:
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen, waarbij de primair verzochte zorgregeling door blijft lopen;
- met een wekelijks belcontact tussen de moeder en de kinderen elke woensdagavond tussen 18:00 uur en 19:00 uur;
meer subsidiair:
een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.2.
De moeder voert verweer. Zij wil dat het hof de verzoeken van de vader afwijst.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift, ingekomen op 24 december 2024;
- een bericht namens de vader van 14 mei 2025, met bijlagen;
- een bericht namens de vader van 20 mei 2025, met bijlagen.
4.4.
De zitting bij het hof was op 30 juli 2025. Aanwezig waren:
-de vader met mr. J.M.H. Devis, die waarnam voor mr. Kerkhof-Pöttger;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad)
.

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
In artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van (een van) de ouders een regeling kan vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag, zoals een zorgregeling. De rechter neemt een beslissing die in het belang van het kind is.
De standpunten
5.2.
De vader voert aan dat de rechtbank bij het nemen van de beslissing van onjuiste informatie is uitgegaan. De moeder is drie weken na de zitting bij de rechtbank zonder toestemming van de vader met de kinderen verhuisd van [plaats1] naar [woonplaats2] . Tijdens de zitting had de moeder alles voor de verhuizing al geregeld. De moeder moet terugverhuizen, maar heeft dit niet gedaan. De vader maakt zich zorgen door deze manier van handelen van de moeder en vindt haar niet betrouwbaar. De thuissituatie bij de vader is voor de kinderen stabieler dan bij de moeder. Hij kan structuur en duidelijkheid geven. Sinds het uitspreken van de ondertoezichtstelling is weinig tot stand gekomen. De vader heeft de kinderen al vijf weken niet gezien. Volgens de vader wordt de zorgregeling niet nagekomen.
5.3.
De moeder voert aan dat zij zorgen heeft over de thuissituatie bij de vader. De kinderen geven aan niet naar hun vader te willen gaan. De kinderen hebben begeleiding nodig. De moeder wil graag dat de overdrachtsmomenten door de GI worden begeleid. Zij voelt zich onveilig bij de vader. De moeder is niet van plan om terug te verhuizen. Zij wil in [woonplaats2] blijven, waar de kinderen nu naar school gaan.
5.4.
De GI vraagt het hof om de regeling, zoals door de rechtbank is bepaald, in stand te laten. De GI heeft zorgen over mogelijk alcohol- en drugsgebruik bij de vader thuis en ook over de veiligheid. Dat moet eerst worden onderzocht, voordat naar uitbreiding van de omgang kan worden toegewerkt. De GI is van plan om zo snel mogelijk te starten met het begeleiden van de overdrachtsmomenten en te onderzoeken of tijdens de contactmomenten bij de vader ook begeleiding nodig is.
Het advies van de raad
5.5.
De raad adviseert om de beschikking van de rechtbank in stand te laten. De GI moet de kans krijgen om aan de doelen van de ondertoezichtstelling te werken. Zowel de vader als de moeder moet ondersteuning in de opvoeding krijgen. Volgens de raad is het geen goed idee om nu de zorgregeling te veranderen, zonder dat meer duidelijk is over de situatie bij de vader.
Hoe oordeelt het hof?
5.6.
Het hof zal de zorgregeling voor het grootste gedeelte onveranderd laten. Omdat het hof wel wat aanpassingen doet, zal het hof voor de duidelijkheid de bestreden beschikking, voor zover de zorgregeling, helemaal vernietigen en de volledige regeling in deze beslissing opnemen.
De zorgregeling
5.7.
Sinds de bestreden beschikking is de situatie veranderd. De moeder woont nu in [woonplaats2] en is tot nu toe, ondanks de uitspraak van de voorzieningenrechter, niet terugverhuisd. Daarnaast zijn de kinderen op 27 februari 2025 onder toezicht van de GI gesteld. Er zijn veel doelen waaraan binnen de ondertoezichtstelling moet worden gewerkt. Tijdens de zitting hebben de GI en de raad zorgen geuit over de situatie bij de vader. Zo heeft de GI zorgen over mogelijk alcohol- en drugsgebruik en heeft de vader een tijdelijk locatieverbod bij zijn partner opgelegd gekregen, vanwege een mogelijke mishandeling. Verder geeft de GI aan dat de zorgregeling op dit moment moeizaam verloopt.
Gelet op de zorgen over de thuissituatie van de vader is het hof van oordeel dat de verzoeken van de vader moeten worden afgewezen. Een uitbreiding van de zorgregeling is niet in het belang van de kinderen, zolang nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de hiervoor genoemde zorgen en hier nog geen zicht op is. Vanwege het voorgaande is het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader ook niet in het belang van de kinderen. Het hof zal deze verzoeken van de vader daarom afwijzen.
5.8
In de bestreden beschikking is bepaald dat de vader in zijn weekenden de kinderen uit school, de bso of bij de moeder haalt. In de praktijk brengt de moeder de kinderen naar de vader, omdat hij op dit moment geen rijbewijs heeft. Op dit onderdeel zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en bepalen dat de moeder de kinderen naar de vader brengt zolang de vader nog geen rijbewijs heeft. Wanneer de vader zijn rijbewijs heeft zal de vader de kinderen uit school, de bso of bij de moeder ophalen.
5.9.
Tijdens de zitting heeft de moeder verklaard dat zij wil dat de overdrachtsmomenten onder begeleiding plaatsvinden. De vader heeft daarmee ingestemd. De GI heeft tijdens de zitting verklaard dat zij dit ook belangrijk vindt en dit de komende weken kan worden opgestart. Het hof acht het met de GI in het belang van de kinderen dat de wisselmomenten voorlopig zo veel als mogelijk begeleid plaatsvinden.
De belmomenten
5.10.
Tijdens de zitting is gebleken dat de belmomenten niet goed verlopen. De moeder heeft besloten om de kinderen niet meer te bellen, omdat de kinderen volgens haar niet op de afgesproken tijdstippen klaar zaten en altijd afgeleid waren. Het hof zal het verzoek van de vader om een wekelijks belmoment tussen de moeder en de kinderen afwijzen. De moeder heeft niet verzocht om de belmomenten opnieuw vast te leggen. Daar komt bij dat het hof van oordeel is dat de belmomenten niet in het belang van de kinderen zijn. Wanneer zij bij hun vader zijn, brengt het onrust en onduidelijkheid mee als zij vlak voordat zij gaan slapen hun moeder moeten bellen. Het hof zal daarom geen belmomenten vastleggen en het verzoek van de vader op dit onderdeel afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
1 oktober 2024, voor zover het over de zorgregeling gaat en opnieuw beschikkende:
stelt als zorgregeling vast:
- de kinderen zijn eenmaal per veertien dagen in het weekend bij de vader, waarbij de
moeder de kinderen vrijdag om 17:00 uur naar de vader brengt zolang de vader geen rijbewijs heeft en de vader de kinderen vrijdag uit school, de bso of bij de moeder haalt wanneer hij zijn rijbewijs heeft, en de moeder de kinderen op zondagavond na het avondeten bij de vader haalt;
- tijdens de zomervakantie zullen de kinderen eerst een week bij de ene ouder, dan twee
weken bij de andere ouder, dan twee weken bij de ene ouder en tot slot een week bij
de andere ouder verblijven;
- de andere schoolvakanties zullen zo worden verdeeld dat de kinderen bij beide ouders
evenveel verblijven;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, H. Phaff en M. Bootsma, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier en is op 4 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.