ECLI:NL:GHARL:2025:5494

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
21-001079-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van strafoplegging in kinderpornozaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan negen maanden voorwaardelijk, voor het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar wijzigt de strafoplegging. De verdachte heeft gedurende zeven jaar kinderporno in bezit gehad en heeft dit ook met anderen gedeeld. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, maar komt tot een andere beslissing met betrekking tot de strafoplegging. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zeventien maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren gevorderd. De verdediging pleitte voor een lichtere straf en betwistte de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. Het hof houdt rekening met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te zoeken. Uiteindelijk legt het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. Bijzondere voorwaarden worden opgelegd, waaronder middelencontrole en deelname aan ambulante behandeling. Het hof benadrukt het belang van deze voorwaarden voor de re-integratie van de verdachte en het voorkomen van recidive.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001079-24
Uitspraak van 2 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 maart 2024 met parketnummer 08-121033-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 5 maart 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde straf zijn bijzondere voorwaarden gekoppeld, zoals geadviseerd door de reclassering.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden en juiste wijze heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de strafoplegging. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft mondeling gevorderd [1] de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zeventien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren. Aan de verdachte dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast is als extra bijzondere voorwaarde gevorderd de storting van € 1000,- in de kas van het Expertisebureau Online Kindermisbruik.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel subsidiair het onvoorwaardelijke deel te beperken tot één dag, met daarnaast een voorwaardelijk deel en een taakstraf. Naar mening van de verdediging is niet voldaan aan de eisen die de wet en de Hoge Raad stellen aan de bijzondere voorwaarden voor wat betreft de geadviseerde voorwaarden “vermijden kinderporno” en “meewerken aan middelencontrole”. De raadsvrouw verzoekt primair deze voorwaarden niet aan verdachte op te leggen, dan wel subsidiair deze zo te formuleren dat ze wel voldoende precies geformuleerd zijn. Tot slot verzoekt de raadsvrouw om de bepaling “het innemen van medicijnen, indien de zorgverlener dat nodig acht” niet op te nemen als onderdeel van de bijzondere voorwaarde van ambulante behandeling omdat deze voorwaarde in strijd is met artikel 8 EVRM.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft gedurende zeven jaren kinderporno in bezit gehad. Daarnaast heeft hij in die tijd met tussenpozen kinderporno uitgewisseld met een andere persoon en zich daarmee ook schuldig gemaakt aan verspreiding daarvan. Door het bezitten en verspreiden van de afbeeldingen en video’s heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de markt voor kinderporno. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen hierdoor (ernstige) psychische schade kunnen oplopen. De verdachte is zich inmiddels zeer bewust van de gevolgen van zijn handelen, zo verklaarde hij bij het hof:
“Wat ik heb gedaan, doet ook slachtoffers wat aan. Ik heb wat in stand gehouden en dat wil ik niet”.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het strafblad van de verdachte van 15 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedenfeiten. Op het strafblad staan verder geen relevante strafbare feiten.
Verder heeft het hof kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 19 december 2023 en 2 juni 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit vaker onder invloed was van alcohol en XTC. De verdachte gebruikte deze middelen als coping wegens onverwerkte gebeurtenissen uit het verleden. Ter terechtzitting bij het hof verklaarde de verdachte dat de drugs een trigger is geweest die grenzen liet vervagen. Inmiddels gebruikt hij geen drugs meer. Wel is op dit moment nog sprake van problematisch alcoholgebruik om gevoelens te dempen. De reclassering heeft in het meest recente rapport geadviseerd geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, vanwege de vrijwillig gestarte ambulante behandeling. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zou als 'stok achter de deur' kunnen fungeren, aldus de reclassering.
De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof aangegeven dat hij ontzettend is geschrokken van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die hem in eerste aanleg is opgelegd. Dit heeft de verdachte verder doen beseffen dat hij zijn gedrag niet op eigen kracht kan veranderen. Daarom heeft hij hulp gezocht bij de huisarts. Bij de praktijkondersteuner is de verdachte gestart met schematherapie. Verdachte had het idee dat hij met die therapie een antwoord zou krijgen op de vraag waarom hij het bewezenverklaarde heeft begaan. Uiteindelijk is de verdachte een behandeling bij [stichting] gestart en heeft voor diagnostisch onderzoek gesprekken met een psychiater. Het hof maakt hieruit, naast zijn schuldbewuste houding, op dat de verdachte serieus en op eigen initiatief aan de slag is gegaan met zijn problematiek.
Daarnaast betrekt het hof de psychische kwetsbaarheid van verdachte bij de strafoplegging en de keuze om aan verdachte, ondanks dat de ernst van de feiten daartoe aanleiding geven, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hij ervaart depressieve klachten. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting maakt het hof op dat verdachte tot dusver geen makkelijk leven heeft gehad. Ter voorkoming van recidive heeft de verdachte hulp en steun nodig om psychische weerbaarder te worden en gezonde coping mechanismes te ontwikkelen. De verdachte is bereid deze hulp en steun te aanvaarden en heeft daarvoor zelf de eerste stappen gezet. Bijzondere voorwaarden – zoals door de reclassering geadviseerd – zijn naar het oordeel van het hof nodig om het traject succesvol af te ronden en een terugval te voorkomen.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden.
Bijzondere voorwaarden
Het hof zal daarnaast aan de verdachte (grotendeels) de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd, zij het dat de voorwaarde “vermijden kinderporno” wordt geherformuleerd. De voorwaarde “meewerken aan middelencontrole”, zoals geformuleerd door de reclassering, wordt door het hof voldoende concreet geacht. Verder zal de verdachte niet worden verplicht om medicatie in te nemen als onderdeel van de ambulante behandeling, nu dit een ingrijpende voorwaarde betreft die niet nader is onderbouwd of geconcretiseerd. Het hof is niet gebleken van enige noodzaak voor het opleggen van deze verplichting.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Middelencontrole
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Vermijden kinderporno
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De verdachte onthoudt zich, op welke wijze dan ook, van:
  • het (op digitale wijze) met een seksuele intentie communiceren met minderjarigen;
  • gedrag dat is gericht op het zich begeven in een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • gedrag dat is gericht op het zich begeven in een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Om het toezicht op deze gedragsvoorwaarden mogelijk te maken, werkt de verdachte mee aan -onaangekondigde- controles van geautomatiseerde werken en/of gegevensdragers. De verdachte werkt mee aan deze controle tijdens huisbezoeken. Deze medewerking bestaat mede uit het op verzoek van de reclasseringsmedewerker ter beschikking stellen of overhandigen van al zijn gegevensdragers en/of geautomatiseerde werken (computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarover de veroordeelde in zijn woning beschikt en waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd) voor een periode van maximaal 3 (drie) achtereenvolgende werkdagen en het toegang verlenen tot die gegevensdragers en/of geautomatiseerde werken (bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden) aan de reclassering of aan de hierna te noemen, door de reclassering uit te nodigen, deskundige op digitaal gebied. Deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren maximaal 2 (twee) keer per jaar worden uitgevoerd, waarbij de persoonlijke levenssfeer van de verdachte zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. De controle is gericht op de vraag of de verdachte kinderpornografisch materiaal heeft vermeden en strekt niet verder dan dat. De controle strekt er in het bijzonder niet toe een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde. De reclassering kan voor de technische ondersteuning van de controle een deskundige op digitaal gebied meenemen, ook als dit een politieambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Indien de door de reclassering meegenomen deskundige geen politieambtenaar betreft maar een externe partij is deze persoon tot geheimhouding verplicht. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Ambulante behandeling
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van [stichting] op de tijden en plaatsen als door of namens [stichting] vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen. Het hof gaat er vanuit dat de reeds ingezette behandeling wordt voortgezet. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. J. Steenbrink, voorzitter,
mr. D.R. Sonneveldt en mr. E.P.J. Schelkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Lammerdink, griffier,
en op 2 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 2 juli 2025.
Tegenwoordig:
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. M.J. Hornman, advocaat-generaal,
mr. Y.A. Hoekstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.De schriftelijke vordering zoals overgelegd door de advocaat-generaal wijkt af van de vordering die mondeling ter terechtzitting is uitgesproken, in die zin dat op de schriftelijke vordering geen taakstraf staat opgenomen.