ECLI:NL:GHARL:2025:5520

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
200.345.260
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en ingangsdatum in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De man, verzoeker, had de rechtbank Gelderland verzocht om de kinderalimentatie te wijzigen, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 300,- per maand in 2014. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 de kinderalimentatie gewijzigd naar € 25,- per maand met ingang van 1 april 2023. De man was het niet eens met de ingangsdatum en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om de ingangsdatum te bepalen op 7 juli 2014. De vrouw, verweerster, heeft verweer gevoerd en verzocht om de beschikking van de rechtbank in stand te laten.

Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende onderbouwd heeft dat hij sinds 2014 geen draagkracht had om de alimentatie te betalen. De man had de mogelijkheid om eerder een verzoek tot wijziging in te dienen, maar heeft dit nagelaten. Het hof heeft de ingangsdatum voor de wijziging van de kinderalimentatie bevestigd op 1 april 2023 en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is genomen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn gepresenteerd, waarbij het hof de belangen van de minderjarige en de vrouw in overweging heeft genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.260
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418848)
beschikking van 9 september 2025
over de wijziging van de kinderalimentatie
in de zaak van
[verzoeker](de man),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. A.G. Ton,
en
[verweerster](de vrouw),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. J.A. Neslo.

1.Samenvatting

De rechtbank Gelderland heeft op 30 mei 2024 op verzoek van de man de kinderalimentatie die hij aan de vrouw moet betalen gewijzigd en met ingang van 1 april 2023 op € 25,- per maand vastgesteld. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de vrouw.
2.2.
Op 8 augustus 2014 heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist dat de man een bedrag van € 300,- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen, met ingang van 7 juli 2014.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De man heeft de rechtbank op 30 maart 2023 verzocht om de kinderalimentatie te wijzigen in een bedrag dat door de rechtbank wordt bepaald. Verder heeft de man de rechtbank verzocht om de ingangsdatum van de gewijzigde kinderalimentatie te bepalen op
1 januari 2014 of een ingangsdatum die de rechtbank juist acht.
3.2.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de kinderalimentatie gewijzigd en bepaald dat de man als kinderalimentatie € 25,- per maand aan de vrouw moet betalen, met ingang van 1 april 2023.
3.3.
Die beslissing is vastgelegd in de beschikking van 30 mei 2024 (hierna: de bestreden beschikking). De rechtbank heeft bepaald dat de beslissing moet worden uitgevoerd, ook als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad verklaard).

4.De procedure bij het hof

4.1.
De man is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de ingangsdatum. Hij komt daarvan in hoger beroep. De man heeft geen bezwaar tegen het vaststellen van de kinderalimentatie op € 25,- per maand. Hij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank over de ingangsdatum van de kinderalimentatie ongedaan maakt en bepaalt dat de man als kinderalimentatie € 25,- per maand aan de vrouw moet betalen, met ingang van 7 juli 2014.
4.2.
De vrouw voert verweer. Zij vraagt het hof om het verzoek van de man af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift;
- het verweerschrift;
- een brief van [de minderjarige] van 3 juni 2025 (die niet aan partijen is verzonden);
- de nagekomen stukken van de vrouw van 17 juni 2025.
4.4.
De zitting bij het hof was op 30 juli 2025. Aanwezig waren:
-de vader met mr. W.F. Wienen, die waarnam voor mr. Ton;
-de moeder met haar advocaat.

5.Het oordeel van het hof

Wat in de wet staat
5.1.
Artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. De gewijzigde verplichting kan ingaan op de datum dat de omstandigheden zijn gewijzigd, de onderhoudsgerechtigde op de hoogte raakte van de wijziging van omstandigheden, het oorspronkelijke verzoekschrift bij de rechtbank is ingediend of de bestreden beschikking is gegeven. Het wijzigen van de kinderalimentatie met terugwerkende kracht is mogelijk, maar de rechter dient volgens vaste rechtspraak daarbij terughoudend te zijn, vanwege eventuele ingrijpende gevolgen van een dergelijke wijziging, met name doordat mogelijk een terugbetalingsverplichting voor de onderhoudsgerechtigde ontstaat.
De standpunten van de man en de vrouw
5.2.
De vader voert aan dat hij geen bezwaar heeft tegen het betalen van kinderalimentatie, maar dat het bedrag wel moet worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke inkomensgegevens over 2014 en de daaropvolgende jaren. Vanaf 2014 had de man geen draagkracht om aan de betalingsverplichting te voldoen. Op het moment van indiening van het wijzigingsverzoek had de man de alimentatie van voorgaande jaren niet voldaan. Wanneer het verzoek van de man wordt toegewezen, zou de vrouw daarom geen terugbetalingsverplichting hebben voor te veel ontvangen kinderalimentatie.
5.3.
De vrouw voert aan dat zij op 7 juli 2014 een verzoekschrift tot het vaststellen van kinderalimentatie heeft ingediend. De man heeft daartegen geen verweer gevoerd. De man was bekend met de beschikking van de rechtbank en heeft bewust verzuimd om hieraan gevolg te geven. De man had voldoende gelegenheid om wijziging van de in 2014 vastgestelde kinderalimentatie te verzoeken. Volgens de vrouw mag het kind niet de dupe zijn van het stilzitten door de man.
Oordeel van het hof
5.4.
Ook het hof zal de ingangsdatum voor de wijziging van de kinderalimentatie bepalen op 1 april 2023. Daarom zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.5.
De vrouw heeft op 7 juli 2014 een verzoekschrift tot het vaststellen van kinderalimentatie ingediend. In die procedure is de man in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren, maar heeft dit niet gedaan. Uit de brief van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) van 3 juni 2015 blijkt dat het LBIO de man per aangetekende post heeft aangeschreven over zijn betalingsachterstand. Het hof stelt vast dat de man op de hoogte is gebracht van de alimentatiebeslissing. De man had dus al veel eerder dan eind maart 2023 een verzoek tot wijziging kunnen indienen.
5.6.
De man stelt, ook in hoger beroep, dat de kinderalimentatie in 2014 is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige financiële gegevens. Volgens de man had hij destijds geen inkomsten en daardoor ook geen draagkracht. Het hof is van oordeel dat de man dit onvoldoende heeft onderbouwd. Het verzekeringsbericht van het UWV geeft onvoldoende inzicht in de financiële situatie van de man om aan te nemen dat hij geen draagkracht had voor de vastgestelde bijdrage. De stelling van de man dat hij te maken had met depressies, waardoor hij niet kon werken, heeft hij evenmin met stukken, rapportages of verklaringen onderbouwd. De stellingen van de man worden door de vrouw betwist. Daardoor had het op de weg van de man gelegen om zijn stellingen nader te onderbouwen.
5.7.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de man zijn gebrek aan draagkracht sinds 2014 onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof wijst daarom het verzoek van de man om de ingangsdatum van de gewijzigde kinderalimentatie te bepalen op 7 juli 2014 af.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 30 mei 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en M. Bootsma, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier en is op 9 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.