ECLI:NL:GHARL:2025:5535

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
200.355.357
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling voor schuldenaar met alcoholverslaving en gokverslaving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een schuldenaar tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp). De rechtbank Gelderland had eerder, op 28 mei 2025, het verzoek van de schuldenaar tot toelating tot de wsnp afgewezen. De schuldenaar, een 47-jarige alleenstaande man, had een aanzienlijke schuldenlast van meer dan € 84.000,-, die voornamelijk was ontstaan door een gokverslaving. Daarnaast had hij te maken met een alcoholverslaving en stond hij onder beschermingsbewind. Het hof heeft vastgesteld dat alle schulden meer dan drie jaar voor de aanvraag zijn ontstaan, waardoor de vraag of de schuldenaar te goeder trouw was niet ter beoordeling voorlag. Het hof oordeelde dat de schuldenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat zal zijn zijn verplichtingen uit de wsnp na te komen. Dit werd onderbouwd door de positieve samenwerking met zijn beschermingsbewindvoerder en het feit dat hij sinds 2021 geen nieuwe schulden heeft gemaakt. Het hof heeft de afwijzing van de rechtbank vernietigd en de wsnp alsnog van toepassing verklaard, met een aanvangsdatum op de dag van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.355.357
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 25-208 FT RK
arrest van 9 september 2025
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats]
hierna: [appellant]
advocaat: mr. S. Van Beers

1.De procedure bij de rechtbank

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), heeft bij vonnis van 28 mei 2025 het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: de wsnp) afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Bij (op 5 juni 2025 bij het hof binnengekomen) beroepschrift heeft [appellant] tijdig hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 28 mei 2025. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat hij alsnog zal worden toegelaten tot de wsnp.
2.2.
Het hof heeft naast het beroepschrift met bijlagen kennisgenomen van:
  • het nagekomen stuk van [appellant] van 10 juni 2025;
  • het nagekomen stuk van [appellant] van 7 augustus 2025;
  • de nagekomen stukken van [appellant] van 29 augustus 2025;
  • het nagekomen stuk van [appellant] van 1 september 2025.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2025. Hierbij is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Van Beers. Ook is meneer [naam1] , begeleider bij Oceanszorg, verschenen.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

Feiten en het oordeel van de rechtbank
3.1.
[appellant] , 47 jaar oud, is alleenstaand. Sinds 24 september 2024 woont [appellant] in een beschermde woonvorm. Hij krijgt hier op diverse vlakken begeleiding. Daarnaast wordt [appellant] behandeld voor zijn alcoholverslaving. [appellant] is momenteel afgekeurd en ontvangt een WIA-uitkering. Sinds 12 augustus 2024 staat [appellant] onder beschermingsbewind
3.2.
[appellant] heeft volgens de overgelegde crediteurenlijst ruim € 84.000,- aan schulden. Tot deze schulden behoren onder andere een schuld van € 20.685,12 aan Defam B.V., een schuld van € 21.030,82 aan ABN AMRO en een schuld van € 39.239,- aan zijn ouders. De schulden zijn ontstaan als gevolg van een gokverslaving.
3.3.
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] tot toelating van de wsnp afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet (Fw). Daartoe heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [appellant] zijn alcoholverslaving nog niet volledig onder controle heeft. Volgens de rechtbank bestaat daarom gegronde vrees dat hij zijn verplichtingen voortvloeiend uit de wsnp niet goed kan nakomen. De rechtbank acht op dit moment de tijd nog niet rijp voor toepassing van de wsnp. Zodra [appellant] kan aantonen dat zijn verslaving minimaal één jaar onder controle is en hij in staat is om fulltime te werken of actief en aantoonbaar op zoek is naar een fulltime dienstbetrekking, kan [appellant] een nieuw verzoek doen tot toepassing van de wsnp, aldus de rechtbank.
Het oordeel van het hof
3.4.
Een verzoek tot toelating tot de wsnp kan grond van artikel 288 lid 1 Fw - voor zover hier relevant - alleen worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoek is ingediend te goeder trouw is geweest (b-grond) en hij zijn uit de wsnp voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (c-grond).
3.5.
Het hof stelt vast dat alle schulden op de crediteurenlijst zijn ontstaan meer dan drie jaar voorafgaand aan de dag waarop [appellant] zijn verzoekschrift tot toepassing van de wsnp heeft ingediend. Dat betekent dat de vraag of [appellant] ten aanzien van het ontstaan van de schulden te goeder trouw is geweest niet ter beoordeling voorligt. [appellant] heeft voldoende toegelicht dat deze schulden te goeder trouw onbetaald zijn gebleven: zijn inkomsten zijn vanwege zijn persoonlijke omstandigheden beperkt en laten aflossing (buiten een schuldsanering) niet toe.
3.6.
Verder is het hof van oordeel, anders dan de rechtbank, dat voldoende aannemelijk is dat [appellant] in staat zal zijn de uit de wsnp voorvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen en dat hij zich voldoende zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Het hof overweegt daartoe dat [appellant] er zelf voor heeft gekozen beschermingsbewind aan te vragen. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat het contact en de samenwerking met [appellant] prima verloopt en dat [appellant] zich aan de afspraken houdt. Daarnaast volgt uit de overgelegde stukken dat sinds 2021 – dus geruime tijd voor de aanvang van het beschermingsbewind – geen schulden meer zijn ontstaan. [appellant] is zelfs in staat geweest om, ondanks zijn beperkte inkomen, een bedrag van ruim € 9.000,- te sparen voor zijn schuldeisers. Daarnaast komt [appellant] als slachtoffer van de toeslagenaffaire een bedrag van € 10.000,- toe. Hoewel het uiteindelijk aan de wsnp-bewindvoerder is om hierover te beslissen, heeft [appellant] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij bereid is om dit bedrag ook beschikbaar te stellen voor zijn schuldeisers. Verder overweegt het hof dat [appellant] zijn gokverslaving al jaren volledig onder controle heeft en dat hij heeft ingezien dat hulp noodzakelijk is voor zijn alcoholverslaving. [appellant] heeft zelf de keuze gemaakt om beschermd te gaan wonen en staat voor zijn alcoholverslaving onder behandeling. Zowel zijn begeleider als de gedragswetenschapper binnen de beschermde woonvorm hebben op de mondelinge behandeling respectievelijk schriftelijk verklaard dat sprake is van een (groeiend) stabiele situatie sinds februari 2025. Sinds [appellant] onder behandeling staat heeft hij slechts een enkele keer een terugval gehad, steeds in situaties van ervaren stress. [appellant] heeft op de mondelinge behandeling getoond dat hij zich van de risico’s van dergelijke situaties zeer bewust is en dat hij inmiddels een manier heeft gevonden om daar beter mee om te gaan. Zijn begeleider heeft dat bevestigd. Niet is gebleken dat de terugval invloed heeft gehad op de financiële situatie of saneringsgezinde houding van [appellant] .
De aanvang van de termijn van de wsnp
3.7.
Op grond van artikel 349a lid 1 Fw bedraagt de termijn van de wsnp anderhalf jaar. Die termijn begint (a) op de dag van de uitspraak tot toepassing van de wsnp, of (b) de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 285 lid 1 onder f Fw (het alternatieve aanvangsmoment).
3.8.
Het gaat bij het bepalen van het alternatieve aanvangsmoment om de dag waarop de eerste aflossing is gedaan tijdens het minnelijk traject van schuldhulpverlening. Als ‘eerste aflossing’ in de zin van artikel 349a lid 1 Fw is onder andere aan te merken een aflossing die ten goede is gekomen aan de gezamenlijke schuldeisers. Een aflossing aan een of enkele schuldeisers uit hoofde van een ten laste van de schuldenaar gelegd beslag kan, aldus de Hoge Raad, in beginsel eveneens als zodanige eerste aflossing worden aangemerkt. Dat geldt ook als een eerste bedrag wordt gespaard tijdens het minnelijk traject van schuldhulpverlening. Met een eerste aflossing moet daarnaast op één lijn worden gesteld de vaststelling dat de schuldenaar geen aflossingscapaciteit heeft. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit een zogenoemd ‘nulaanbod’ aan de schuldeisers. [1]
3.9.
Om in aanmerking te komen voor vervroeging van het aanvangsmoment van de termijn van de wsnp, moet de schuldenaar ( [appellant] ) tijdens het minnelijk traject hebben voldaan aan de verplichtingen die uit dat traject voortvloeien. Als uitgangspunt geldt daarbij dat hij tijdens het minnelijk traject maximaal, op basis van de normen die gelden voor het berekenen van het vrij te laten bedrag (hierna: vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. De rechter moet het alternatieve aanvangsmoment ambtshalve toepassen als aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.
3.10.
Het hof kan op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken niet vaststellen of [appellant] vanaf het eerste bedrag dat hij heeft gespaard voor zijn schuldeisers aan de vereiste verplichtingen heeft voldaan. Het hof heeft daarvoor te weinig informatie ontvangen. Zo is alleen een berekening toegevoegd van het vtlb voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024 en zijn geen recente stukken ingediend ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van [appellant] . Bovendien is de situatie van [appellant] pas sinds februari 2025 stabiel. Het hof zal daarom geen eerdere ingangsdatum bepalen. Dat betekent dat de wsnp begint op de dag van deze uitspraak en dat deze (vooralsnog) een duur kent van achttien maanden.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 mei 2025 en, opnieuw recht doende:
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van [appellant] .
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H.F. van Vugt, M.P.M. Hennekens en H.M.L. Dings, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2025.

Voetnoten

1.HR 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1913