ECLI:NL:GHARL:2025:5538

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
200.353.902
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herleving van een ontbonden rechtspersoon in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van HA Infra B.V. (in liquidatie). De rechtbank Gelderland had eerder op 22 april 2025 het verzoek van NTP B.V. tot faillietverklaring van HA Infra afgewezen. NTP stelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de ontbonden vennootschap nog over baten beschikte en dat zij had opgehouden te betalen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en HA Infra alsnog in staat van faillissement verklaard. Het hof oordeelde dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die wijzen op het bestaan van baten in de boedel van HA Infra, en dat er sprake was van pluraliteit van schuldeisers. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het bestaan van steunvorderingen niet summierlijk was gebleken. Het hof benoemde mr. O. Nijhuis tot rechter-commissaris en mr. F.R.H. Kuiper tot curator. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid van herleving van een ontbonden rechtspersoon in faillissementsprocedures, mits aan de vereisten voor faillietverklaring is voldaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.353.902
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutpen
arrest van 9 september 2025
in de zaak van
NTP B.V. (NTP)
die is gevestigd in Hattem
advocaat: mr. C. van de Kraats
tegen
HA Infra B.V.in liquidatie
(HA Infra)
die was gevestigd in Nijmegen
advocaat: mr. J.M. Pol

1.De procedure bij de rechtbank

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft in de beschikking van 22 april 2025 het verzoek van NTP tot faillietverklaring van HA Infra afgewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1.
In het op 28 april 2025 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft NTP hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 22 april 2025. NTP verzoekt die beschikking te vernietigen en HA Infra alsnog in staat van faillissement te verklaren.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van:
- het beroepschrift met bijlagen
- het bericht van 5 juni 2025 namens NTP met bijlagen
- het verweerschrift met bijlage
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2025, waarbij namens NTP mr. Van de Kraats is verschenen. Namens HA Infra is mr. Pol verschenen. Op de zitting heeft mr. Van de Kraats spreekaantekeningen overgelegd.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
Het hof zal de beschikking van de rechtbank vernietigen en HA Infra alsnog in staat van faillissement verklaren. Deze beslissing wordt hierna toegelicht.
De feiten en het oordeel van de rechtbank
3.2.
In het vonnis van 7 mei 2019 is HA Infra in staat van faillissement verklaard. In de beschikking van 21 april 2020 is het faillissement opgeheven wegens de toestand van de boedel, zodat de vennootschap is ontbonden (artikel 2:19 lid 1 sub c BW). Die ontbinding is op 22 april 2020 geregistreerd in het Handelsregister.
3.3.
NTP heeft een opeisbare vordering van ruim € 50.000 op HA Infra. NTP heeft verzocht om HA Infra (opnieuw) in staat van faillissement te verklaren, omdat volgens NTP is gebleken dat de ontbonden vennootschap nog over baten beschikt en in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
3.4.
Volgens de rechtbank is het bestaan van steunvorderingen niet summierlijk gebleken, zodat het verzoek van NTP is afgewezen.
Het juridisch kader
3.5.
Volgens vaste jurisprudentie kan een ontbonden rechtspersoon herleven in een procedure tot faillietverklaring als summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn en als ook aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan. [1] De rechtspersoon wordt dan geacht ter afwikkeling van het faillissement te blijven bestaan. Dit houdt in dat de faillietverklaring van HA Infra kan worden uitgesproken als summierlijk is gebleken van de door NTP gestelde baten, van een ten tijde van de aanvraag bestaand vorderingsrecht van NTP en van het (op dit moment) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat HA Infra verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het bestaan van meerdere schuldeisers (het zogenoemde pluraliteitsvereiste) is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde, voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, moet worden onderzocht of de ontbonden vennootschap in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Omdat het faillissement van HA Infra langer dan drie jaar geleden is opgeheven, is niet vereist dat NTP aantoont dat voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden (artikel 18 Fw).
Is voldoende aannemelijk dat HA Infra over baten beschikt?
3.6.
Volgens NTP beschikt HA Infra over baten. Ter onderbouwing legt NTP een bericht van 4 maart 2025 van de voormalig curator van HA Infra over. De voormalig curator schrijft dat hij op basis van onlangs verstrekte informatie (die hij ook bij zijn brief heeft gevoegd) heeft kunnen vaststellen dat de administratie van HA Infra voor de datum van het faillissement is aangepast en dat hem daarover destijds niets is medegedeeld. In een overzicht van openstaande debiteuren van mei 2019, dat hem destijds is verstrekt, was een openstaand saldo opgenomen dat meer dan € 200.000 lager lag dan het openstaande saldo zoals dat blijkt uit een overzicht van april 2018. Dat laatste overzicht heeft hij pas onlangs tot zijn beschikking gekregen. De in mei 2019 aan hem verstrekte gedeponeerde voorlopige jaarrekening van 2017 (van 5 november 2018) geeft een debiteurenpositie weer van € 301.293 per 31 december 2017. Inmiddels beschikt de voormalig curator over een concept-jaarrekening van 2017 (van 25 oktober 2018) waaruit volgt dat de debiteurenpositie € 601.293 zou bedragen per 31 december 2017. Volgens hem wijzen deze documenten erop dat de administratie van HA Infra tussen 25 oktober 2018 en 5 november 2018 is aangepast en dat er debiteuren uit de administratie zijn verdwenen. Daarnaast zou HA Infra volgens de voorlopige jaarrekening van 2017 (van 5 november 2018) een vordering op aandeelhouders en deelnemingen van ruim € 400.000 hebben (op 31 december 2017), terwijl uit het onlangs door de voormalig curator ontvangen grootboekrekeningenoverzicht van 2017 (van 4 juni 2019) volgt dat sprake was van een vordering van ruim € 780.000 (op 31 december 2017).
3.7.
Bij de brief van de voormalig curator is daarnaast een overzicht gevoegd van geldopnames en stortingen die in de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 april 2019 door de (middellijk) bestuurder van HA Infra zouden hebben plaatsgevonden. Volgens de voormalig curator is per saldo een bedrag van ruim € 100.000 aan HA Infra onttrokken. De onttrekkingen blijken ook uit de grootboekrekening, maar zijn niet gespecifieerd of verantwoord, zo schrijft de voormalig curator. Hij stelt vast dat hem tijdens het faillissement een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven, zodat de boekhoud- en administratieplicht is geschonden, waarvoor de (middellijk) bestuurder aansprakelijk is richting de boedel en/of de gezamenlijke schuldeisers. De voormalig curator merkt tot slot op dat hij tijdens het faillissement heeft vastgesteld dat de definitieve jaarrekening van 2017 niet tijdig is gedeponeerd en dat de jaarrekening van 2018 niet is opgemaakt, waardoor iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor het boedeltekort. In geval van aansprakelijkstelling zijn volgens de voormalig curator verhaalsobjecten voorhanden.
3.8.
Volgens HA Infra is het verschil in de debiteurenstand (€ 300.000) in de verschillende versies van de jaarrekening van 2017 van respectievelijk 25 oktober 2018 en 5 november 2018 te verklaren doordat een deel van de debiteuren oninbaar was, zodat voor die debiteuren een voorziening is opgenomen. HA Infra voert aan dat de curator heeft bevestigd dat de debiteuren niet inbaar waren. Het hof leest in de brief van de curator weliswaar dat de vorderingen op de lijst met debiteuren die hij in mei 2019 heeft ontvangen volledig oninbaar bleken, maar de curator was niet bekend met de verhaalbaarheid van de vorderingen die destijds niet op de debiteurenlijst vermeld stonden. Die vorderingen waren hem immers niet bekend. Onduidelijk is daarom of de van de debiteurenlijst verwijderde vorderingen inderdaad oninbaar waren, of dat de voormalig bestuurder(s) van HA Infra de inbare vorderingen opzettelijk van de debiteurenlijst hebben verwijderd om die vorderingen buiten de faillissementsboedel om te innen. HA Infra heeft namelijk niet toegelicht waarom de voorziening voor dubieuze debiteuren in twee weken tijd zoveel is verhoogd en om welke debiteuren het ging. Dit samen met de door de curator geconstateerde onttrekkingen door de bestuurder uit het vermogen van HA Infra, is binnen het summiere onderzoek zoals dat binnen deze faillissementsprocedure kan plaatsvinden voldoende aannemelijk geworden dat mogelijk sprake is van aansprakelijkheid van de voormalig bestuurder(s) van HA Infra. Het niet tijdig deponeren van de jaarrekening van 2017 en het niet opmaken van de jaarrekening van 2018 komen daar nog bij. Zodoende is voldoende aannemelijk dat nog baten voor (de boedel van) HA Infra kunnen worden gerealiseerd.
3.9.
HA Infra betwist dat de door de curator verstrekte nieuwe documenten uit de administratie van HA Infra afkomstig zijn. HA Infra betwist ook de authenticiteit van het grootboekoverzicht en het overzicht van geldopnames en stortingen. Tegenover de brief van de voormalig curator en de daarbij gevoegde documenten zijn die betwistingen echter, zonder nadere motivering die ontbreekt, onvoldoende onderbouwd.
3.10.
HA Infra betoogt nog dat het op de weg van de curator lag om ten tijde van het eerdere faillissement onderzoek te doen naar de administratie van HA Infra. De curator heeft volgens HA Infra destijds toegang gehad tot de gehele administratie van HA Infra, zodat onjuist is dat de bestuurder de administratie niet compleet zou hebben aangeleverd. Voor de vraag of de onregelmatigheden in de administratie van HA Infra leiden tot aansprakelijkheid van de voormalig bestuurder(s) van HA Infra is niet van belang of de curator de informatie destijds al had kunnen inzien. Ook als de curator de onregelmatigheden pas nu ontdekt, terwijl hij die destijds ook uit de aan hem verstrekte informatie had kunnen opmaken, geldt dat de onregelmatigheden in de administratie mogelijk leiden tot aansprakelijkheid van de voormalig bestuurder(s).
3.11.
HA Infra betoogt daarnaast nog dat een eventuele vordering ten gevolge van bestuurdersaansprakelijkheid aan de curator toekomt, zodat het geen bate van de vennootschap betreft. Een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid kan bovendien alleen gegrond zijn op een onbehoorlijke taakvervulling in de drie jaar voorafgaand aan de datum van het faillissement (artikel 2:248 lid 6 BW), zo stelt HA Infra. De afgelopen drie jaar was HA Infra ontbonden, zodat een eventuele toekomstige curator in het geval dat HA Infra in staat van faillissement wordt verklaard een dergelijke vordering niet toekomt. Voor zover de voormalig curator uit het voorgaande faillissement een vordering vanwege bestuurdersaansprakelijkheid op HA Infra zou hebben, is die vordering verjaard. Uit het faillissementsverslag van 4 juni 2019 blijkt dat de curator destijds heeft aangegeven dat de jaarrekening van 2018 niet tijdig is gedeponeerd en uit de brief van de curator aan NTP blijkt dat hij tijdens het faillissement heeft vastgesteld dat niet aan de verplichtingen tot het deponeren en opmaken van jaarrekeningen is voldaan. In 2019 was het de curator daarom bekend dat hij een vordering had op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Op grond van artikel 3:310 BW is de verjaringstermijn van vijf jaar inmiddels verstreken.
3.12.
Het hof oordeelt daarover als volgt. Hoewel een vordering ten gevolge van bestuurdersaansprakelijkheidsstelling technisch gezien een vordering van de faillissementsboedel op de bestuurder betreft en niet een vordering van de vennootschap, moet het begrip ‘bate’ ruim worden uitgelegd. Herleving van de ontbonden vennootschap ter afwikkeling van het faillissement heeft tot doel later gebleken baten alsnog ten gunste van de schuldeisers van de ontbonden vennootschap te laten komen. Een geslaagd beroep op bestuurdersaansprakelijkheid door de toekomstig curator heeft tot gevolg dat de faillissementsboedel een vordering op de bestuurder krijgt en bij verhaal van die vordering komt de bate ten gunste van de faillissementsboedel en daarmee ten gunste van de gezamenlijke schuldeisers. Daarmee wordt het eerder genoemde doel bereikt. Naast een vordering vanwege bestuurdersaansprakelijkheid (artikel 2:248 BW), heeft een toekomstig curator bovendien de mogelijkheid de voormalig bestuurder(s) van HA Infra aan te spreken wegens onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW) en op de zitting bij het hof wees NTP ook op de mogelijkheid van interne bestuurdersaansprakelijkheidstelling (artikel 2:9 BW). De verwijzing van HA Infra naar de termijn van drie jaar, zoals die volgt uit artikel 2:248 lid 6 BW, geldt niet voor aansprakelijkheidstelling op een van de andere door NTP genoemde grondslagen. Dat de vorderingen uit aansprakelijkstelling van de voormalig bestuurder(s) van HA Infra zijn verjaard, zoals HA Infra stelt, volgt het hof niet. Gelet op artikel 2:23c lid 2 BW in combinatie met artikel 3:320 BW is sprake van een verlengingsgrond gedurende de periode waarin de vennootschap is opgehouden te bestaan. Als de verjaringstermijn afloopt tijdens die periode, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond (vanaf het moment dat HA Infra herleeft voor afwikkeling van het faillissement) zijn verstreken.
3.13.
Door HA Infra is niet betwist dat in geval van aansprakelijkstelling van de voormalig bestuurder(s) verhaalsmogelijkheden voorhanden zijn. Het hof concludeert daarom dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat zich baten in het vermogen van HA Infra bevinden.
Is sprake van pluraliteit van schuldeisers?
3.14.
Volgens NTP blijkt uit het feit dat bij het eerdere faillissement van HA Infra geen vereffening heeft plaatsgevonden en de faillissementsschuldeisers van HA Infra geen betaling uit de boedel hebben ontvangen, dat HA Infra meerdere vorderingen onbetaald heeft gelaten. NTP legt ter onderbouwing een overzicht over van de ingediende vorderingen in het eerdere faillissement van HA Infra. HA Infra stelt zich op het standpunt dat de vorderingen slechts voorlopig erkend zijn geweest. HA Infra betwist dat de vorderingen rechtsgeldig zijn. Bovendien is de opheffing van het voorgaande faillissement inmiddels vijf jaar geleden, terwijl HA Infra geen aanmaning of sommatie van een van de schuldeisers heeft ontvangen, waardoor deze zijn verjaard. HA Infra gaat er bovendien vanuit dat de schuldeisers de vorderingen hebben afgeboekt en daarmee van de vordering afstand hebben gedaan.
3.15.
Naar het oordeel van het hof is summierlijk gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat HA Infra verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Ten tijde van het eerdere faillissement was sprake van pluraliteit van schuldeisers (als voorwaarde voor het uitspreken van het eerdere faillissement) en uit de faillissementsboedel kon geen enkele schuldeiser worden voldaan. HA Infra heeft onvoldoende onderbouwd dat de schuldeisers de vorderingen hebben prijsgegeven en dat die vorderingen op dit moment niet meer bestaan. De enkele verwachting van HA Infra dat de vorderingen zijn afgeboekt uit de administratie van de schuldeisers is daarvoor onvoldoende. Tot slot is de verjaringstermijn voor die vorderingen, gelet op de verlenging van die termijn op grond van artikel 2:23c lid 2 BW (zie hiervoor in 3.12), niet verstreken.
Conclusie
3.16.
Omdat de vordering van NTP op HA Infra vaststaat en daarnaast summierlijk is gebleken van het bestaan van baten en de toestand van te hebben opgehouden te betalen, zal HA Infra in staat van faillissement worden verklaard. Het hoger beroep slaagt. De beschikking waarvan beroep zal worden vernietigd en het hof zal beslissen zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 april 2025 en beslist als volgt:
4.2.
verklaart HA Infra B.V. in liquidatie in staat van faillissement;
4.3.
benoemt tot rechter-commissaris het lid van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, mr. O. Nijhuis;
4.4.
stelt aan tot curator mr. F.R.H. Kuiper, advocaat bij JagerKuiper Advocaten, kantoorhoudende aan Bevrijdingsweg 1, 8051 EN Hattem, telefoon: 038-4449988;
4.5.
geeft aan de curator last tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H.F. van Vugt, M.P.M. Hennekens en H.M.L. Dings en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025 om 14:00 uur.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1631, NJ 1995,579 en Hoge Raad 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7477 en de conclusie van AG Timmerman bij laatstgenoemd arrest.