ECLI:NL:GHARL:2025:5550

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
GVM P25/135
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel voor gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking van een ter beschikking gestelde veroordeelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2025 de tenuitvoerlegging van een gvm-maatregel gelast voor de duur van vijf jaar. De maatregel is opgelegd aan een betrokkene die eerder is veroordeeld voor belaging en die onder toezicht staat vanwege een stoornis in het autismespectrum en een matige verstandelijke beperking. Het hof oordeelt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de betrokkene wederom een misdrijf zal begaan, en dat de gvm-maatregel noodzakelijk is om het recidiverisico te beheersen. De rechtbank had eerder de tenuitvoerlegging voor drie jaar gelast, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de termijn verlengd naar vijf jaar, gezien de ernst van de situatie en het gebrek aan alternatieven. De bijzondere voorwaarden die aan de maatregel zijn verbonden, zijn gericht op het waarborgen van de veiligheid van de maatschappij en het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof heeft de noodzaak van de maatregel en de bijbehorende voorwaarden uitvoerig gemotiveerd, waarbij het belang van de bescherming van de samenleving voorop staat.

Uitspraak

GVM P25/135
Beslissing van 31 juli 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
verblijvende bij de begeleide woonvorm van wooninstelling [instelling] ,
verder te noemen: de betrokkene.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 februari 2025. Deze beslissing houdt in de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
(hierna: gvm-maatregel)voor de duur van drie jaren.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 19 februari 2025 waarbij de betrokkene beroep heeft ingesteld;
  • de appelschriftuur van de raadsman van betrokkene van 28 februari 2025 en de aanvulling hierop van 11 juli 2025;
  • de aanvullende informatie van Forensisch Psychiatrische Kliniek (
  • het aanvullend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 30 juni 2025.
Het hof heeft ter zitting van 17 juli 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. S.T.C. van der Werf, en de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Karsten, advocaat te Amsterdam.
Verder heeft hof ter zitting als deskundigen gehoord:
  • J.M.I. Boonstra, als orthopedagoog verbonden aan [instelling] ;
  • E. Plantenga, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.

Overwegingen

Het standpunt van betrokkene
Betrokkene wil meer vrijheid. Hij wil niet bij [instelling] blijven, maar wil graag zelfstandig wonen. Ter overbrugging zou hij willen verblijven bij het Leger des Heils. Betrokkene neemt zijn medicatie (risperdal), maar dat is omdat anderen zeggen dat het moet, niet omdat hij zich daar zelf beter door voelt.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel af te wijzen. Betrokkene wordt met de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel voor een lange periode in zijn vrijheid beperkt. Er is al langdurig geen sprake van een nieuw strafbaar feit, er bestaat enkel de verwachting dat er op enig moment een nieuw strafbaar feit gepleegd zou kunnen gaan worden. Er is ook een andere, minder ingrijpende, zorgoplossing mogelijk zoals een indicatie voor zorg in het kader van de Wet Langdurige Zorg (
hierna: Wlz), te bepalen door het Centrum Indicatiestelling Zorg (
hierna: CIZ). De tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel is tot vijf jaar mogelijk zonder tussentijdse toetsing. Het is de vraag of een dergelijk lange duur van de maatregel niet in strijd is met de proportionaliteit en subsidiariteit.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de duur van de maatregel te beperken tot twee jaar. In die twee jaar kan worden ingezet op hulpverlening om te komen tot gedragsbeïnvloeding en kan worden bezien of er andere mogelijkheden zijn om betrokkene terug te laten keren in de maatschappij.
De toelichting van de ter zitting gehoorde deskundigen
Deskundige Boonstra heeft aangegeven dat een strak kader nodig is om het risicomanagement zoals dat nu vorm wordt gegeven te kunnen handhaven. Het recidiverisico is in de huidige context beheersbaar, maar als de context verandert zal het risico in snel tempo oplopen naar hoog. [instelling] is een passende plek voor betrokkene. Het risicomanagement is daar gewaarborgd en wonen, werken en vrije tijd vinden alle plaats op het terrein, hetgeen wenselijk is. Hij functioneert goed binnen deze duidelijke structuur. Hij kan bovendien in zijn eigen taal, de Friese taal, spreken en de bejegening is aangepast op zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij betrokkene, die enkel professionele contacten heeft, ontbreekt het aan inlevingsvermogen, probleembesef, probleeminzicht en leerbaarheid. Hij is impulsief en kan in het geheel niet inschatten wat zijn gedrag voor gevolgen heeft voor een ander, waardoor hij regelmatig in de problemen komt met zijn omgeving. Het staren naar vrouwen is ondanks de begrenzende omgeving ook recent meerdere malen waargenomen. Internet- en telefoongebruik vindt alleen plaats onder begeleiding. Begrenzing is ook op dit punt noodzakelijk omdat – zo is gebleken – betrokkene niet snapt wat toelaatbaar is. Als betrokkene zijn medicatie niet wil nemen, neemt [instelling] contact op met het forensisch resocialisatie team (
hierna: FRT), waar deskundige Boonstra deel van uitmaakt, en dat de schakel vormt tussen [instelling] en [instelling] . Het FRT schrijft de medicatie voor.
Een gvm-maatregel is noodzakelijk om het risicomanagement te kunnen waarborgen. Dit kan niet in een ander kader. Bij een rechterlijke machtiging wordt niet gekeken naar het recidiverisico. Bovendien kan betrokkene met een rechterlijke machtiging niet bij [instelling] blijven. Zonder gedwongen kader wil betrokkene zelfstandig gaan wonen. Beide opties zijn niet verantwoord.
In de komende periode is het hoogst haalbare dat betrokkene in hele kleine stapjes zijn verblijf bij [instelling] gaat accepteren en leert om te gaan met afspraken, zodat wellicht op lange termijn een ander kader kan volstaan.
Deskundige Plantenga sluit zich aan bij wat deskundige Boonstra heeft gezegd en heeft aangegeven dat de reclassering het wenselijk en noodzakelijk acht dat de gvm-maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Betrokkene kan niet invoelen wat zijn gedrag met een ander doet.
Beide deskundigen hebben aangegeven dat aan de gvm-maatregel als bijzondere voorwaarden dienen te worden verbonden:
  • begeleid wonen bij [instelling] of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen;
  • beperking vrijheden (verlof, telefoon en internet)
  • toezicht door de reclassering;
  • ambulante begeleiding en behandeling (waaronder het innemen van medicatie) door het FRT van [instelling] ;
  • de mogelijkheid van terugplaatsing of een time out bij [instelling] .
Het standpunt van het openbaar ministerie
De reclassering en [instelling] hebben geadviseerd de gvm-maatregel en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden te handhaven. De maatregel is noodzakelijk om het risicomanagement vorm te kunnen geven en daarmee het recidiverisico zo laag mogelijk te houden. Een rechterlijke machtiging is niet aangewezen nu daarbij niet wordt gekeken naar het recidiverisico.
Het rapport van [instelling] van 30 juni 2025 is ondertekend door een psychiater, psycholoog en orthopedagoog. In de visie van het openbaar ministerie is hiermee voldaan aan de wettelijke eis dat een medische verklaring overgelegd dient te worden. Aan alle overige vereisten voor de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel is ook voldaan. Het openbaar ministerie vordert daarom dat de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel wordt gelast. De door de rechtbank in haar beslissing opgenomen voorwaarden kunnen nog iets scherper worden geformuleerd, maar dienen wel te worden gehandhaafd, waaronder ook de mogelijkheid van opname in [instelling] .
De gedachte en verwachting is dat betrokkene nog wat kleine stappen kan zetten, maar gelet op zijn beperkte leerbaarheid is daar veel tijd voor nodig. Langdurig toezicht zal nodig zijn. In de vordering van 30 december 2024 heeft de officier van justitie verzocht om de tenuitvoerlegging van de maatregel voor de duur van vijf jaar. Anders dan in de schriftelijke vordering van de officier van justitie is opgenomen, heeft de advocaat-generaal verzocht om – in lijn met de beslissing van de rechtbank – de tenuitvoerlegging van de maatregel voor de duur van drie jaar te gelasten. Tot slot heeft de advocaat-generaal verzocht vervangende hechtenis toe te passen voor de duur van twee weken voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt.
Procesverloop
Betrokkene is bij uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 februari 2021 wegens belaging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege voor maximaal vier jaren. Daarnaast is de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
(gvm-maatregel)opgelegd.
Betrokkene heeft de opgelegde gevangenisstraf ondergaan en de gemaximeerde terbeschikkingstelling is geëindigd op 3 maart 2025. Ruim twee maanden daarvoor, op
30 december 2024, heeft de officier van justitie bij schriftelijke vordering de tenuitvoerlegging gevorderd van de opgelegde gvm-maatregel voor de duur van vijf jaar.
De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij beslissing van 18 februari 2025 de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tenuitvoerlegging gelast van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2021 aan veroordeelde opgelegde gvm-maatregel voor de duur van drie jaar.
Daarbij heeft de rechtbank – naast de (algemene) voorwaarden om mee te werken aan het vaststellen van zijn identiteit en het meewerken aan reclasseringstoezicht – een aantal (bijzondere) voorwaarden gesteld, te weten (kort gezegd):
  • een verbod om naar het buitenland te gaan;
  • de verplichting zich op te laten nemen in een FPA/FPK of soortgelijke zorginstelling;
  • een aan de klinische behandeling aansluitende ambulante behandelverplichting;
  • een verblijf in [instelling] te [plaats] of andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
  • het geven van toestemming aan de reclassering om contact te hebben met de mentor en/of bewindvoerder.
De vervangende hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, is door de rechtbank bepaald op twee weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
De tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel is op het moment van de beslissing van de rechtbank direct gaan lopen en is van rechtswege dadelijk uitvoerbaar.
Betrokkene heeft tegen de beslissing van de rechtbank van 18 februari 2025 beroep ingesteld.
Wettelijk kader
Invoering gvm-maatregel
Op 1 januari 2018 is in werking getreden de
‘Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten (langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’. Bij deze wet is de mogelijkheid om – naast een gevangenisstraf of een terbeschikkingstelling – een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen ingevoerd. Deze maatregel maakt het mogelijk om veroordeelden ook na afloop van die straf of maatregel onder toezicht te houden, met het oog op een optimale beveiliging van de samenleving, en een zorgvuldige en verantwoorde terugkeer van veroordeelden in de maatschappij.
Wettelijke grondslag van de tenuitvoerlegging
De wettelijke grondslag voor de tenuitvoerlegging van de maatregel is te vinden in de artikelen 6:6:23a en 6:6:23b van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Artikel 6:6:23a Sv luidt, voor zover van belang:
De maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging indient bij de rechter die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd.
De vordering moet worden ingediend uiterlijk dertig dagen voor de beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel dertig dagen voor ommekomst van de termijn, bedoeld in artikel 6:1:18, dan wel dertig dagen voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd. Het openbaar ministerie is in een later ingediende vordering niettemin ontvankelijk indien het aannemelijk maakt dat de grond, bedoeld in artikel 6:6:23b, eerste lid, zich eerst nadien heeft voorgedaan.
Bij de vordering legt het openbaar ministerie een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling. Indien de gevorderde voorwaarde betrekking heeft op behandeling of opname in een zorginstelling, wordt tevens een medische verklaring overgelegd waaruit de noodzaak van behandeling of opname blijkt.

(…)

Artikel 6:6:23b Sv luidt, voor zover van belang:
1.
De rechter kan de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking gelasten indien:
a.
er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of
b.
dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.
2.
De rechter kan bij de last één of meer van de volgende voorwaarden opnemen:
a.
een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
b.
opneming van de veroordeelde in een zorginstelling;
c.
een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling;
d.
het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
e.
het deelnemen aan een gedragsinterventie;
f.
een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten;
g.
andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende;
h.
een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden;
i.
een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen;
j.
een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;
k.
een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een bepaalde instantie;
l.
een beperking van het recht om Nederland te verlaten;
m.
een verbod zich te vestigen in een bepaald gebied;
n.
de plicht te verhuizen uit een bepaald gebied.
3.
Indien de rechter een bijzondere voorwaarde opneemt, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld inartikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage aanbiedt; en
b.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld inartikel 6:3:14
, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
4.
Aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, kan elektronisch toezicht worden verbonden.
5.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten voor een periode van twee, drie, vier of vijf jaren. De termijn vangt aan op de dag waarop de rechter de tenuitvoerlegging heeft gelast.
6.
Bij de tenuitvoerlegging zijnartikel 38w van het Wetboek van Strafrecht
(…) van overeenkomstige toepassing.
Voorwaarden voor tenuitvoerlegging
De rechter kan de tenuitvoerlegging alleen gelasten:
  • als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter de maatregel kan opleggen of
  • als dit noodzakelijk is om ernstig belastend gedrag tegen slachtoffers of getuigen te voorkomen.
De rechter toetst hierbij de noodzakelijkheid en de proportionaliteit en subsidiariteit van de tenuitvoerlegging. Naast het recidiverisico en de ernst van het strafbare feit waarvoor betrokkene is veroordeeld en de belangen van het slachtoffer en van de samenleving in het algemeen, houdt de rechter rekening met de persoon van de betrokkene en met zijn belangen.
De vrees voor ernstig belastend gedrag moet op enigerlei wijze geobjectiveerd zijn, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden van het voorliggende geval worden betrokken. [1]
Bijzondere voorwaarden
Op grond van artikel 6:6:23b, lid 2, Sv kan de rechter bij de last tot tenuitvoerlegging een of meer gespecificeerde bijzondere voorwaarden opnemen, toegespitst op de actuele situatie. [2]
Bij het opleggen van de voorwaarden wordt steeds een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets verricht. In het geval de maatregel volgt op een terbeschikkingstelling, zal de rechter rekening houden met de behandelingen die de veroordeelde tijdens de terbeschikkingstelling reeds heeft genoten en de resultaten daarvan. [3]
Als bijzondere voorwaarden zijn gesteld, dan zijn daar op grond van artikel 6:6:23b, lid 3, Sv van rechtswege ook de voorwaarden aan verbonden dat de veroordeelde meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht.
Duur van tenuitvoerlegging
Bij het vaststellen van de duur van de maatregel houdt de rechter rekening met de mate van ingrijpendheid van de voorwaarden die hij daaraan verbindt. Ook de te verwachten bereidheid tot naleving van de voorwaarden kan invloed hebben op de duur.
Oordeel hof
Oplegging van de maatregel
In het onderhavige geval is betrokkene door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld wegens belaging tot een gevangenisstraf, een (gemaximeerde) terbeschikkingstelling en de gvm-maatregel. De gemaximeerde terbeschikkingstelling is reeds geëindigd. Ten aanzien van de gvm-maatregel heeft het hof destijds in het opleggingsarrest het volgende overwogen:
‘Het hof zal - naast de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege - een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om verdachte in aansluiting op de gemaximeerde tbs-maatregel onder toezicht te stellen indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. Oplegging van deze maatregel is nodig ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Verdachte kampt immers met complexe en duurzame problematiek, zodat langdurig toezicht nodig is om het recidiverisico te beteugelen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan nu het hof aan verdachte de maatregel van tbs zal opleggen en er een met redenen omkleed en ondertekend advies van de reclassering tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is overgelegd. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde tbs-maatregel plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.’
Voorwaarden voor tenuitvoerlegging
In onderhavige procedure moet het hof oordelen of de tenuitvoerlegging van de opgelegde gvm-maatregel dient te worden gelast.
In het onderhavige geval is voldaan aan de in artikel 6:6:23a, lid 1 en 2, Sv gestelde voorwaarde dat het openbaar ministerie uiterlijk dertig dagen voor de beëindiging van de terbeschikkingstelling een vordering tot tenuitvoerlegging indient bij de rechter die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd.
Verder beschikt het hof over de stukken als bedoeld in artikel 6:6:23a, lid 3, eerste zin, Sv, te weten de adviesrapporten van Reclassering Nederland van 28 november 2024 en van [instelling] van 12 december 2024. Daarnaast beschikt het hof ook over aanvullende informatie van zowel [instelling] als Reclassering Nederland, beide gedateerd 30 juni 2025.
Het hof merkt het rapport van [instelling] van 12 december 2024, aangevuld met de aanvullende informatie van 30 juni 2025, aan als een medische verklaring waaruit de noodzaak van behandeling of opname in een zorginstelling blijkt, nu dit rapport mede is opgesteld en onderstekend door psychiater [psychiater] . Hiermee is ook voldaan aan de in artikel 6:6:23a, lid 3, tweede zin, Sv gestelde voorwaarde dat indien de gevorderde voorwaarde betrekking heeft op behandeling of opname in een zorginstelling een dergelijke medische verklaring wordt overgelegd.
Het hof stelt derhalve vast dat aan de formele voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel is voldaan.
Noodzaak van tenuitvoerlegging; proportionaliteit en subsidiariteit
Vervolgens dient het hof na te gaan of ook is voldaan aan de in artikel 6:6:23b, lid 1, Sv genoemde voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een gvm-maatregel kan opleggen of tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.
In de onderhavige zaak is betrokkene veroordeeld voor belaging. Betrokkene heeft zich gedurende een lange periode op indringende wijze schuldig gemaakt aan belaging van zijn buurvrouw, waarmee hij een grove inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Hij heeft de privacy van het slachtoffer, een kwetsbare hoogbejaarde vrouw, dusdanig geschonden dat zij zich niet meer veilig voelde in haar eigen woning en woonomgeving. Dit betreft een naar en ernstig feit.
Uit het adviesrapport van de reclassering van 28 november 2024, het aanvullend advies van 30 juni 2025 en de toelichting ter zitting van [reclasseringswerker] volgt dat
dat betrokkene een geschiedenis heeft van belaging, belediging en bedreiging van vrouwen en dat hij hiervoor ook eerder is veroordeeld. Betrokkene heeft een stoornis in het autismespectrum en een matige verstandelijke beperking. Dit maakt dat betrokkene niet in staat is tot zelfreflectie, andermans grenzen niet herkent en niet begrijpt welk ongewenst gedrag hij vertoont. De afgelopen jaren is gebleken dat betrokkene zeer beperkt leerbaar is. Er is bij hem geen sprake van probleembesef en -inzicht. Hij is blijvend afhankelijk van begeleiding die hem in eenvoudige en duidelijke taal grenzen en kaders moet stellen. Zonder die begeleiding en toezicht zal het recidiverisico meteen hoog worden. De reclassering acht het noodzakelijk dat er een forensisch vangnet is in de vorm van een gvm-maatregel om zo de risico’s voor de samenleving en betrokkene beheersbaar te houden.
Er is onderzocht of een zorgmachtiging passend is, maar dit is niet het geval gebleken omdat hier niet gekeken wordt naar recidiverisico en er een aanmerkelijk risico is dat de zorgmachtiging op enig moment niet wordt verlengd vanwege het ontbreken van verzet, terwijl er wel een blijvend hoog risico is.
Uit het advies van [instelling] van 12 december 2024, de aanvulling hierop van 30 juni 2025 en de toelichting ter zitting van deskundige Boonstra volgt dat betrokkene vanwege zijn verstandelijke beperking en autismespectrumstoornis blijvend aangewezen is op 24-uurszorg en professionele begeleiding. Hij heeft geen probleembesef en -inzicht en geen realistisch beeld van zijn eigen (on)mogelijkheden inzake zelfstandig functioneren. Hij is volledig afhankelijk van toezicht, nabijheid en controle van begeleiding om zodoende de kans op recidive zo laag mogelijk te houden. Zonder de huidige maatregel en het huidige risicomanagement is de kans op recidive hoog. Bij [instelling] is nabijheid gegarandeerd en is de bejegening van betrokkene afgestemd op het cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau van betrokkene. Er is bovendien contact mogelijk in zijn eigen taal, de Friese taal. Een rechterlijke machtiging is niet toereikend en de optie dat betrokkene zelfstandig gaat wonen is niet verantwoord. Gelet op het blijvende recidiverisico wordt geadviseerd de gvm-maatregel ten uitvoer te leggen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat betrokkene zonder tenuitvoerlegging van de door de officier van justitie gevorderde gvm-maatregel een misdrijf zal begaan waarvoor een gvm-maatregel kan worden opgelegd. Een alternatief voor de gvm-maatregel waarbij het recidiverisico beheersbaar is, is niet voorhanden. Betrokkene heeft aangegeven niet vrijwillig te willen blijven wonen bij [instelling] . Zijn wens is om zelfstandig te gaan wonen, waartoe hij zichzelf in staat acht omdat hij dat altijd heeft gedaan. In het geval van een rechterlijke machtiging bestaat een aanmerkelijk risico dat deze op enig moment niet wordt verlengd vanwege het ontbreken van verzet, terwijl er wel een blijvend hoog recidiverisico is. Beide opties worden door het hof – overeenkomstig het standpunt van de deskundigen – niet verantwoord geacht vanwege het hoge recidiverisico. [instelling] kan langdurig op betrokkene afgestemde zorg bieden. Hiermee is de noodzaak voor de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel gegeven en is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Oplegging bijzondere voorwaarden
De reclassering heeft in eerste aanleg geadviseerd de volgende (bijzondere) voorwaarden aan de gvm-maatregel te verbinden:
het meewerken aan reclasseringstoezicht;
een verbod om naar het buitenland te gaan;
de verplichting zich op te laten nemen in een FPA/FPK of soortgelijke zorginstelling;
een aan de klinische behandeling aansluitende ambulante behandelverplichting;
een verblijf in [instelling] te [plaats] of andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
het geven van toestemming aan de reclassering om contact te hebben met de mentor en/of bewindvoerder;
gebruik van internet onder begeleiding.
Ter zitting van het hof zijn de onder 3, 4 en 5 genoemde voorwaarden door de deskundigen nader toegelicht in die zin dat het gaat om:
  • begeleid wonen bij [instelling] ;
  • ambulante begeleiding en behandeling (waaronder het innemen van medicatie) door het FRT van [instelling] ;
  • de mogelijkheid van terugplaatsing of een time out in FPK [instelling] .
Zowel de reclassering als [instelling] heeft aangegeven dat betrokkene blijvend afhankelijk is van voldoende ondersteuning, begeleiding, toezicht en controle. Betrokkene is niet in staat zelfstandig zijn leven invulling te geven zonder daarbij opnieuw in de problemen (o.a. ernstig stalkinggedrag) te komen. Alleen met het huidige risicomanagement, zoals weergegeven in de geadviseerde bijzondere voorwaarden, kan het recidiverisico laag worden gehouden. Het is noodzakelijk de geadviseerde voorwaarden aan de gvm-maatregel te verbinden om zo de risico’s voor de samenleving en betrokkene beheersbaar te houden.
Door betrokkene en zijn raadsman is geen verweer gevoerd ten aanzien van de genoemde bijzondere voorwaarden. Wel heeft betrokkene in het algemeen aangegeven dat hij meer vrijheid wil, niet vrijwillig bij [instelling] wil blijven wonen, en dat hij het niet nodig vindt om medicatie te nemen.
Gelet op de rapportages van [instelling] en de reclassering en de toelichting van de deskundigen ter zitting zal het hof aan de gvm-maatregel de volgende bijzondere voorwaarden verbinden (kort gezegd):
verblijf in begeleide woonvorm [instelling] ;
ambulante behandeling en begeleiding door het Forensisch Resocialisatie Team (FRT) van [instelling] , waaronder medicatie-inname en het slechts onder begeleiding gebruik mogen maken van internet;
time-out mogelijkheid bij [instelling] (locatie [plaats] ) voor de duur van maximaal zeven weken met de mogelijkheid tot verlenging, tot maximaal 14 weken per jaar);
verbod om naar het buitenland te gaan;
toestemming aan reclassering om contact te hebben met mentor en/of bewindvoerder.
Het hof is van oordeel dat voornoemde voorwaarden in verhouding staan tot de actuele recidivedreiging die van betrokkene uitgaat en het belang van het voorkomen van misdrijven. Hoewel de voorwaarden onmiskenbaar een inperking opleveren van de grondrechten van betrokkene, zoals het recht op bewegingsvrijheid en het recht op privéleven, is het hof van oordeel dat met genoemde voorwaarden sprake is van een zo gering mogelijke beperking van de grondrechten in verhouding tot de belangen van beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van strafbare feiten, in het bijzonder nu een alternatief (rechterlijke machtiging of vrijwillig kader) niet verantwoord is en genoemde voorwaarden noodzakelijk zijn om het recidiverisico beheersbaar te houden.
Daarbij wordt ten aanzien van de geadviseerde voorwaarde van de mogelijkheid van terugplaatsing of een time-out in [instelling] overwogen dat op grond van artikel 6:6:23b, lid 2 onder b, Sv opname in een zorginstelling (in dit geval [instelling] ) op zich mogelijk is, maar dat in het onderhavige geval – in het kader van proportionaliteit – het opnemen van de mogelijkheid van een time-out voor de duur van maximaal 7 weken, met een verlening tot maximaal 14 weken per jaar, naar het oordeel van het hof volstaat.
Betrokkene zal zich daarnaast aan de (van rechtswege aan de bijzondere voorwaarden verbonden) voorwaarden moeten houden, zoals vermeld in artikel 6:6:23b lid 3 Sv, te weten meewerken aan de identificatieplicht en aan het reclasseringstoezicht.
Wanneer betrokkene (de gestelde voorwaarden gekoppeld aan) de maatregel niet naleeft, kan vervangende hechtenis worden toegepast bij iedere keer dat hij een voorwaarde overtreedt. Het hof zal de duur van die vervangende hechtenis per keer bepalen op ten hoogste twee weken met een maximum van zes maanden.
Duur van de tenuitvoerlegging
Tot slot dient het hof de duur van de gvm-maatregel te bepalen. Op grond van artikel 6:6:23b, lid 5, Sv kan de duur worden bepaald op twee, drie, vier of vijf jaar. Gelet op de ingrijpendheid van de gvm-maatregel en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden is het streven de maatregel voor een zo kort mogelijke duur op te leggen. De rechtbank oordeelde bij de bestreden beslissing een termijn van drie jaar als een gepaste termijn, daarbij verwijzend naar het hoge recidiverisico. Het hof ziet in de specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding de tenuitvoerlegging voor een langere termijn, te weten de maximale termijn, te gelasten.
Zoals reeds overwogen is komen vast te staan dat betrokkene blijvend/levenslang afhankelijk is van voldoende ondersteuning, begeleiding, toezicht en controle (24-uurszorg) en dat hij niet in staat is zelfstandig zijn leven invulling te geven zonder daarbij opnieuw in de problemen te komen. Daar komt bij dat in het onderhavige geval geen voor hem of de maatschappij veilig alternatief voorhanden is, nu een rechterlijke machtiging of vrijwillig kader (Wet langdurige zorg) niet volstaan om het recidiverisico beheersbaar te houden. In de komende jaren is het hoogst haalbare volgens de deskundigen dat betrokkene in hele kleine stapjes zijn verblijf bij [instelling] of een andere instelling voor begeleid wonen met de bijbehorende beperkingen op zijn bewegingsvrijheid gaat accepteren en leert om te gaan met afspraken, zodat op lange termijn een ander kader kan volstaan.
In het licht van het hoge recidiverisico maakt het voorgaande dat het hof in het onderhavige geval de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel zal gelasten voor de duur van vijf jaar. Het hof ziet gelet op de door de deskundigen gegeven prognose geen aanleiding om de maatregel voor kortere termijn te gelasten bij wijze van tussentijdse toets.
Ingang termijn tenuitvoerlegging maatregel
Op grond van artikel 6:6:23b, lid 5, Sv vangt de termijn van de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel aan op de dag waarop de rechter de tenuitvoerlegging heeft gelast. Nu het hof bij beslissing van heden, te weten 31 juli 2025, de beslissing van de rechtbank van 18 februari 2025 vernietigt en zijn eigen beslissing daarvoor in de plaats stelt, zou de ingangsdatum van de maatregel volgens de letterlijke tekst van de wet dus 31 juli 2025 zijn. Echter, in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad over dadelijke uitvoerbaarheid, ligt het in de rede dat bij de berekening van de totale duur van de gvm-maatregel óók de periode moet worden meegerekend waarin betrokkene was onderworpen aan het in eerste aanleg gegeven bevel tenuitvoerlegging, dat van rechtswege dadelijk uitvoerbaar was. Dit betekent dat de termijn van de tenuitvoerlegging van de gvm-maatregel in deze zaak is aangevangen op de dag van de beslissing van rechtbank, zijnde 18 februari 2025.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 februari 2025 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[betrokkene].
Wijst toede vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij arrest van 16 februari 2021 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan veroordeelde opgelegde
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, voor de duur van
vijf jaren;
Steltdaarbij als
bijzondere voorwaardendat:
veroordeelde verblijft in begeleide woonvorm [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij het verblijf duurt zolang als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma, inclusief dagbesteding, dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde zich laat behandelen door het Forensisch Resocialisatie Team (FRT) van [instelling] , of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling als ook het slechts onder toezicht gebruik mogen maken van internet;
als de reclassering dat nodig vindt, de veroordeelde voor een kortdurende klinische opname (time-out) kan worden opgenomen bij [instelling] ( [plaats] ) of een andere zorginstelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering deze beëindigt, maar maximaal zeven weken (eventueel met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar);
veroordeelde niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
veroordeelde toestemming geeft aan de reclassering om contact te hebben met de mentor en/of bewindvoerder indien dit in het kader van risicomanagement noodzakelijk is.
Verstaatdat van rechtswege als
voorwaardenzijn verbonden aan de hierboven genoemde voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in
Beveeltdat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
twee wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Daarbij geldt dat de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt en de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. A.B.A.P.M. Ficq, raadsheren,
en drs. P.K.J. Ronhaar en drs. I.A.M. Breukel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 31 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tweede Kamer 2013-2014, 33816, nr. 3, blz. 37 en 38.
2.Tweede Kamer 2013-2014, 33816, nr. 3, blz. 16.
3.Tweede Kamer 2013-2014, 33816, nr. 3, blz. 27.