Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het oordeel van het hof
Dat wordt hierna uitgelegd. Vervolgens zullen de overige bezwaren van [appellante] tegen het vonnis thematisch worden besproken.
Volgens [appellante] vond dat gesprek plaats tussen hem en [geïntimeerde1] . Of [getuige3] daarbij was, weet hij niet zeker. [getuige3] heeft verklaard dat hij, [appellante] , [geïntimeerde1] èn zijn echtgenote [geïntimeerde2] aanwezig waren op het moment van ondertekening.
Ook [geïntimeerde2] heeft verklaard dat zij het toestemmingsformulier voor het eerst in de procedure heeft gezien. Zij heeft verklaard dat haar man dat formulier niet in haar bijzijn heeft ondertekend. Haar man vertelde haar dat hij dat formulier nooit heeft getekend, reden waarom zij aangifte bij de politie hebben gedaan.
Bewijs ook overigens niet geleverd
Omschrijving
“Ik heb indertijd voorafgaande aan het werk de situatie ter plaatse opgenomen en de wensen
“Tijdens het werk kwamen we een aantal dingen tegen. Zo bleek de vloer anders opgebouwd dan wij van tevoren voor ogen hadden. Wij hadden gedacht dat er een smeervloer was, maar er bleken oude tegelplaten te liggen en daardoor moest de vloer opnieuw worden opgebouwd. Daarbij is ook Pergamot aangebracht, dat is een soort wapening die wij over een houten vloer leggen. Ook bleek sprake van lekkage van leidingen en was er lekkage van de badkamer geweest, waardoor een balk waarop een muur rustte, was aangetast. Al dit soort zaken werden door [appellante] en mij besproken met de heer [geïntimeerde1] die meestal aanwezig was. Ik gaf dan bijvoorbeeld aan dat die muur van die balk af moest en dat dat meerwerk was. [geïntimeerde1] stemde dan met dat soort extra werk in, maar over kosten werd niet gesproken. Ik bemoeide mij ook nooit met de kosten en had ook niet van doen met de administratie. Volgens het opdrachtpapier moesten de natte gedeeltes opnieuw betegeld worden. Onder natte gedeeltes versta ik: alleen de douche en het wasbakgedeelte. [geïntimeerde1] wilde echter ook dat er bij het bad getegeld werd. U vraagt mij of [geïntimeerde1] ervan uitging dat dat sowieso zou gebeuren en of er dus sprake was van een misverstand. Dat neem ik inderdaad aan, maar omdat het niet op mijn opdrachtpapier stond, heb ik hem verwezen naar [appellante] . Die zei dat het neerkwam op meerwerk. Ook het plafond moest omhoog. Het plafond zat voor een kozijn en ik heb gezegd dat het mooier zou zijn wanneer het net boven het kozijn kwam. U vraagt mij hoe ver het plafond dan is verhoogd. Dat weet ik niet meer precies, maar ik denk een centimeter of dertig.”
“Samen met mijn vrouw heb ik met de heer [getuige2] besproken hoe wij de badkamer voor ons zagen. Ik heb zelf een 3D-tekening gemaakt en mijn vrouw heeft foto’s gemaakt van onder meer aan te brengen planken, dit om de sfeer duidelijk te maken.
De enige keer dat er over meerwerk is gesproken, was in verband met de verrotte balk die
“Ik ben aanwezig geweest bij een eerste gesprek dat de heer [getuige2] met mijn man en mij bij
[geïntimeerden] hebben in hun memorie van antwoord alle posten van de tweede meerwerkfactuur afzonderlijk besproken en gemotiveerd betwist dat deze kwalificeren als meerwerk. Het enige dat [appellante] daarover vervolgens nog heeft gesteld, is dat uit de foto’s bij het deskundigenrapport - door haar overgelegd als productie 4 - zou blijken dat zij ‘meer wanden’ heeft betegeld. Dat is een nauwelijks serieus te nemen stelling, nu het daarbij blijkt te gaan om uiterst smalle strookjes, zoals de kopse kant van een betegelde muur. Dat is als een normale afwerking te beschouwen en staat niet in verhouding tot het feit dat de overeengekomen wanden niet tot aan het plafond (op 3.60 m) maar slechts tot 2 meter zijn betegeld.
Geen opschortingsrecht
De hoogte van de schadevergoeding
€ 10.745,45 aan vervangende schadevergoeding
€ 1.038,- teveel betaald op de eerste meerwerkfactuur
€ 1.263,60 wegens tijdens het werk veroorzaakte schade aan parket en schilderwerk
€ 1.089 aan expertisekosten
€ 986,88 aan buitengerechtelijke incassokosten
De kantonrechter heeft deze bedragen toegewezen.
Doordat [appellante] in verzuim verkeerde, moeten [geïntimeerden] een derde inschakelen om het werk af te maken. Nadat [appellante] het werk eind april 2022 had neergelegd, hebben [geïntimeerden] de stand van het werk en de nog te verrichten werkzaamheden laten beoordelen door Expertise Bureau Noord, die daarvan in augustus 2022 rapport heeft uitgebracht. [appellante] heeft gesteld dat dat “te laat” was en dat [geïntimeerden] geen aanspraak kunnen maken op herstel van gebreken omdat er in de ingebrekestelling geen melding is gemaakt van specifieke gebreken. Het afronden van de werkzaamheden behelst echter ook het herstellen van eventuele gebreken. Bij een correcte nakoming van de overeenkomst had [appellante] eventuele bij de oplevering blijkende gebreken immers ook moeten herstellen. Uit het rapport volgt dat een bedrag van € 10.745,45 een marktconform en redelijk bedrag is om de werkzaamheden te voltooien conform de aannemingsovereenkomst. [appellante] heeft niet aangegeven dat de deskundige bij de vaststelling van dat bedrag van onjuiste feitelijke gegevens of van niet bestaande gebreken in het werk is uitgegaan. Het hof zal dit bedrag dan ook tot uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de schade.
Tegen toewijzing van het bedrag ter vergoeding van het herstel schilderwerk wegens veroorzaakte lekkages (€ 479,60) heeft [appellante] niet kenbaar gegriefd.
Ter vergoeding van tijdens het werk veroorzaakte schades is dus € 1.263,60 toewijsbaar.
Dit onderdeel van de vordering van [geïntimeerden] heeft een andere grondslag (namelijk onverschuldigde betaling) maar ziet wel op dezelfde rechtsverhouding tussen partijen en komt, nu [appellante] daar geen inhoudelijk verweer tegen heeft gevoerd, voor toewijzing in aanmerking. Dit met dien verstande dat de wettelijke rente niet met ingang van 19 april 2022 zal worden toegewezen maar met in gang van 7 november 2023, de datum waarop dit onderdeel van de vordering bij de memorie van grieven in incidenteel appel is ingesteld. [4] De conclusie
€ 6.162,92 aan vervangende schadevergoeding
€ 1.263,60 ter vergoeding van tijdens het werk veroorzaakte schades
€ 1.038,-wegens teveel betaald meerwerk (rechtsoverweging 4.5 van het bestreden vonnis)
€ 8.464,52 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 september 2022.
. [7]
3.De beslissing
veroordeelt [appellante] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerden] te voldoen:
een bedrag van € 8.464,52 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 september 2022 en een bedrag van € 1.237,35 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 november 2023;
in het principaal appel:
€ 783 aan griffierecht
€ 3.642 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (3 procespunten x appeltarief 1.214)
en in het incidenteel appel:
€ 607 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (1 procespunt x appeltarief 607).
2 september 2025.