ECLI:NL:GHARL:2025:5591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
200.344.862/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering tegen aannemer wegens ondeugdelijk werk aan badkamer en wc

In deze zaak vorderen de geïntimeerden schadevergoeding van aannemer [appellant] wegens gebrekkig uitgevoerde renovatiewerkzaamheden aan hun badkamer en toiletten. De overeenkomst tussen partijen werd in mei 2023 gesloten, waarbij [appellant] voor € 10.000 de renovatie zou uitvoeren. Na klachten over een lekkend toilet en andere gebreken, werd een deskundigenrapport opgesteld dat concludeerde dat de werkzaamheden volledig opnieuw uitgevoerd moesten worden, met een geschatte herstelkost van € 12.000. [Appellant] weigerde echter om de gebreken te herstellen en stelde dat de geïntimeerden geen recht hadden op schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat [appellant] € 11.879 moest betalen, wat hij in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat de gebreken aan het werk niet voldoen aan de eisen van een redelijk bekwaam vakgenoot en dat [appellant] in verzuim is geraakt door niet te reageren op het deskundigenrapport. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor een deel en veroordeelt [appellant] tot betaling van € 13.210, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten van de geïntimeerden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.344.862/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10841228
arrest van 2 september 2025
in de zaak van
[appellant], h.o.d.n. [naam1] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. F. Acar te Zaandam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

die woont in [woonplaats2] ,
2. [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats2] ,
die ook hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de kantonrechter optraden als eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. P.C. Schutte te Winschoten.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 28 mei 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven
• de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
• de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep

2.De kern van de zaak

2.1
In deze zaak vorderen [geïntimeerden] schadevergoeding van aannemer [appellant] omdat hij de renovatie van badkamer en toiletten in de woning van [geïntimeerden] gebrekkig zou hebben uitgevoerd. Dat geschil heeft de volgende achtergrond.
2.2
In mei 2023 zijn partijen overeengekomen dat [appellant] de badkamer en twee toiletten van [geïntimeerden] voor € 10.000 exclusief btw en inclusief materiaalkosten zou renoveren. [appellant] is op 17 juni 2023 met zijn werkzaamheden begonnen en heeft dat werk op 24 juni 2023 afgerond. Op of omstreeks 27 juni 2023 hebben [geïntimeerden] zich beklaagd over een lekkend toilet. Daarna hebben partijen nog contact gehad over andere klachten van [geïntimeerden] , onder meer in september 2023. In totaal is € 12.100 betaald.
2.3
Op 23 november 2023 is aan [appellant] een deskundigenrapport van [naam2] (WBex) gezonden, waarin wordt geconcludeerd dat de werkzaamheden geheel opnieuw moeten worden uitgevoerd en dat de kosten daarvan € 12.000 inclusief btw bedragen. Aan [appellant] , voor het deskundigenonderzoek niet was uitgenodigd, is de gelegenheid gegeven de door de deskundige geconstateerde gebreken binnen 30 dagen te herstellen, onder de aankondiging dat na afloop van de gestelde termijn vervangende schadevergoeding zou worden gevorderd.
2.4
Op 24 november 2023 heeft [appellant] [geïntimeerden] laten weten dat zij geen recht hebben om schadevergoeding te vorderen, omdat zij hebben geweigerd onderhoud door hem uit te laten voeren en zij geen schaderapport van een ander bedrijf hebben verstrekt. Twee dagen later heeft hij de gemachtigde van [geïntimeerden] geschreven dat hij over het onderzoek geïnformeerd had moeten worden, zodat hij op de beschuldigingen had kunnen reageren. Hij schort een reactie op de brief van [geïntimeerden] op, zodat hij voor de rechtbank kan bespreken wat er is gebeurd. Op 29 november heeft hij dat herhaald.
2.5
Dit was aanleiding voor [geïntimeerden] om [appellant] te dagvaarden. Dat heeft ertoe geleid dat de kantonrechter hem in het bestreden vonnis van 28 mei 2024 heeft veroordeeld om aan [geïntimeerden] € 11.879 te betalen, vermeerderd met rente en kosten (€ 1.081,49 aan buitengerechtelijke kosten). De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat alsnog afwijzing volgt. In het incidenteel hoger beroep vorderen [geïntimeerden] toewijzing van het deel van hun vordering dat de kantonrechter heeft afgewezen, nadat [appellant] een beroep op verrekening had gedaan (€ 1.331).

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal naast het al toegewezen bedrag ook het hiervoor genoemde bedrag van € 1.331 toewijzen. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De kwaliteit van het geleverde werk
-
Inleiding
3.2
Vast staat dat [appellant] in de badkamer wandtegels over bestaand tegelwerk heeft aangebracht. De verspringing in de ondergrond boven het tegelwerk heeft hij opgelost met een extra dikkere laag tegellijm.
3.3
Ook staan de door de deskundige verrichte metingen vast: de rei heeft een lengte van 2 meter en de meetwig heeft een bereik van 1 tot 27 millimeter. In het onderste deel van de wanden worden geringe hoogteverschillen in het betegelde oppervlak gemeten. In het bovenste deel van de wanden worden grotere hoogteverschillen gemeten. Hoe hoger op de wand (richting het plafond), hoe groter de afwijking. In de badkamer zijn afwijkingen in de vlakheid gemeten tussen de 8 tot l4 millimeter over een hoogte van 2 meter, en in toiletten tussen de 1 en 13 millimeter over een hoogte van 2 meter.
3.4
Onbestreden is eveneens de constatering van de deskundige dat dit in strijd is met een richtlijn van een instantie voor kwaliteit in de bouwwereld voor het aanbrengen van wand- en vloertegelwerk in reguliere binnentoepassing (uitvoeringsrichtlijn 35-101 van het SKG-IKOB). Deze richtlijn geeft een acceptabele tolerantie in het tegeloppervlak van maximaal 3 millimeter over een lengte van 1 meter en 4 millimeter over een lengte van 2 meter.
3.5
Verder staat vast dat in de genoemde richtlijn ook eisen worden gesteld aan de vlakheid van de te betegelen ondergrond. De maximale afwijking van de ondergrond over een lengte van 1 meter bedraagt 4 millimeter en over een lengte van 2 meter bedraagt die maximaal 6 millimeter. De gemeten afwijkingen voldoen ook in dit opzicht niet aan de richtlijn. De afwijkingen zijn met name extreem in het deel van de wanden dat voorheen niet was betegeld. Het uitvlakken met tegellijm is niet gelukt doordat een te grote afwijking in de ondergrond zat in de oorspronkelijke situatie. De toegepaste ondergrond voldoet niet aan de richtlijn.
3.6
Op grond van het voorgaande concludeert de deskundige dat het tegelwerk niet voldoet aan hetgeen cliënt had mogen verwachten:
“Het geheel ziet er rommelig uit en is van lage kwaliteit (…) De werkzaamheden dienen geheel opnieuw te worden uitgevoerd, waarbij het sanitair kan worden hergebruikt.”
3.7
[appellant] bestrijdt dat hieruit volgt dat sprake is van gebrekkig werk. Hij voert aan dat er verschillende richtlijnen zijn en dat er geen vaststaande regels zijn over op welke manier er getegeld moet worden. Daarnaast blijkt uit het rapport van WBex dat het om millimeterwerk gaat. De verschillen zouden nauwelijks voor het blote oog zichtbaar zijn.
3.8
Het hof passeert dit verweer omdat [appellant] daarmee niet kan volstaan. Hij heeft namelijk niet aangevoerd dat en waarom het werk wel voldoet aan andere, voor reguliere binnentoepassing geldende bouwvoorschriften. Dat had wel van hem mogen worden verlangd.
3.9
[appellant] voert daarnaast aan dat alleen een enkele wand in de badkamer niet geheel vlak is betegeld. Aan het gebruik van een dikkere lijmlaag op het onbetegelde gedeelte zouden volgens hem risico’s verbonden zijn geweest. Omdat de wand te dun was om de bestaande tegels te slopen, zegt [appellant] [geïntimeerden] te hebben geadviseerd de gehele wand te slopen en opnieuw op te bouwen. De oude tegels konden volgens hem wel gehandhaafd worden, maar dan zouden de bovenste rijen niet vlak zijn. Voor dat laatste hebben [geïntimeerden] naar zeggen van [appellant] gekozen. De afwijking is dus het gevolg van een bewuste keuze.
3.1
Met dit verweer stelt [appellant] allereerst ter discussie of in alle ruimtes het onderste deel van de wanden was betegeld, zoals de deskundige heeft aangenomen. Het verweer dat dit slechts voor een enkele wand in de badkamer gold, kan hem echter niet baten, omdat dat niets afdoet aan de door de deskundige gemeten afwijkingen in vlakheid. Die staan op zichzelf niet ter discussie. Dat [appellant] heeft geadviseerd over of heeft gewaarschuwd voor de risico’s van een dikkere lijmlaag, is gemotiveerd door [geïntimeerden] weersproken. Een aanknopingspunt voor de juistheid van wat [appellant] stelt, kan in de stukken niet worden gevonden en een daarop gericht, gespecificeerd bewijsaanbod ontbreekt. Aan die stelling gaat het hof dan ook voorbij.
3.11
Het verweer is voor het overige onverenigbaar met de opmerkingen die [appellant] in onderdeel 21 van zijn grieven maakt: het niet vlak zijn van de bovenste rijen van de betegeling van een muur zou redelijk gemakkelijk kunnen worden hersteld door verwijdering van de niet vlakke rij tegels en het opvullen van de onderlaag met een dikkere laag lijm of op een andere manier. Dat verdraagt zich niet met het standpunt dat de oude tegels op die manier juist
nietgehandhaafd konden worden.
-
Andere gebreken
3.12
Samengevat kwam de deskundige uit op de volgende aanvullende bevindingen.
Tegelwerk
  • Het tegelwerk is op meerdere plaatsen beschadigd en/of gescheurd
  • De beschadigingen zijn gecamoufleerd met sanitair kit en/of voegmiddel. De geboorde gaten zijn opgevuld met sanitair kit
  • De afwerkingen in het tegelwerk zijn ondermaats
Sanitair
  • De douchewand sluit niet goed aan op de wand
  • De designradiator is scheef geplaatst
  • Het leidingwerk onder de designradiator is niet weggewerkt onder de rand, terwijl dit gemakkelijk bij het opnieuw betegelen van de badkamer gedaan had kunnen worden
  • De mengkraan van de douche alsmede die van de toiletten zijn niet waterpas gemonteerd
  • De spiegel hangt te laag. [geïntimeerde1] moet bukken om in de spiegel te kunnen kijken
Overig
  • Betimmeringen in de achterwanden staan bol
  • Betimmeringen zijn niet waterpas
  • Afwerkingen rondom de deuren zijn ondermaats en hadden netter afgewerkt kunnen worden
  • De wandcontactdoos bij de wastafel is scheef gemonteerd
3.13
[appellant] heeft daar in hoger beroep geen inhoudelijk verweer tegen gevoerd, maar voert aan [geïntimeerden] niet voor een dubbeltje op de eerste rij kunnen zitten: hij berekent zijn arbeidsloon op € 2.500 terwijl de deskundige uitgaat van € 11.000. Daaraan ontleedt [appellant] het verweer dat [geïntimeerden] zich bewust waren van de lage prijs die hij had geboden en zich er ook bewust van hadden moeten zijn dat een lage prijs doorgaans gepaard gaat met een bepaalde vorm van een kwaliteit: “ [geïntimeerden] hebben dus willens en wetens ervoor gekozen een lage prijs te betalen en hebben het risico op niet optimale afwerkingen op de koop toegenomen”.
3.14
Dit standpunt vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht omdat in beginsel van een aannemer kan worden verwacht dat zijn werk voldoet aan de eisen die kunnen worden gesteld aan een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. Bijzondere omstandigheden die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat [geïntimeerden] ermee hebben ingestemd dat het werk niet aan deze eisen zou voldoen, zijn niet aangevoerd. De hoogte van de offerte wijst daar op zichzelf niet op. In tegendeel, [appellant] heeft ingestaan voor de kwaliteit van het werk en heeft vooraf te kennen gegeven dat hij zijn volledige toewijding aan de kwaliteit zou geven. Hij legt niet uit waarom daar vervolgens niet vanuit kon worden gegaan. Dat de berekening van de herstelkosten naar maatstaven van goed vakmanschap juist is, heeft [appellant] niet bestreden.
Eigen handelen van [geïntimeerden]
3.15
[appellant] zou [geïntimeerden] erop hebben gewezen dat de lijm 24 uur nodig heeft om te drogen en dat er in die periode geen gebruik kon worden gemaakt van de badkamer of toiletruimte. Voor zover [appellant] kan nagaan, is dat wel gebeurd. Omdat de lijm op dat moment nog niet gedroogd was, begonnen de tegels en de wand te schuiven op het moment dat op het toilet werd gezeten, aldus nog steeds [appellant] .
3.16
Dit verweer faalt, omdat het slechts gaat om een veronderstelling die door [geïntimeerden] wordt tegengesproken. Een daarop gericht, gespecificeerd bewijsaanbod ontbreekt.
De vraag of de gebreken zijn aanvaard
Volgens [appellant] hadden [geïntimeerden] de beweerdelijke afwijkingen in de tegelwand bij of kort na de oplevering behoren te ontdekken. Er is toen echter niet over geklaagd. Dat gebeurde pas 11 weken later. Hetzelfde geldt voor de overige gebreken.
3.17
Net als de kantonrechter vat het hof dit verweer op als een beroep op artikel 7:758 lid 3 BW, waarin is bepaald dat de aannemer ontslagen is van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Dit verweer kan niet slagen, omdat [appellant] zelf het hiermee onverenigbare standpunt inneemt dat de verschillen nauwelijks voor het blote oog zichtbaar zijn (memorie van grieven onder 3).
3.18
Ten aanzien van de overige gebreken is het verweer niet onderbouwd.
Is [appellant] in verzuim?
3.19
Vast staat dat [appellant] op 20 of 21 september 2023 is langsgekomen, nadat [geïntimeerden] contact met hem hadden opgenomen. Hem zou echter de toegang zijn geweigerd. Hij wilde wel de gebreken herstellen, maar werd daartoe naar zijn zeggen dus niet in de gelegenheid gesteld. [geïntimeerden] hebben [appellant] dan ook niet binnen een redelijke termijn de mogelijkheid gegeven om na te komen.
3.2
[geïntimeerden] bestrijden deze lezing: zij hebben [appellant] op 20 september 2023 binnengelaten en hebben hem onder meer gewezen op de beschadigde tegels die met witte kit waren gecamoufleerd, het afbrokkelen van de strip bij het nisje, de leiding onder de wasbak in de wc, de scheef geplaatste radiator, beschadigde tegels achter de radiator - ook gecamoufleerd met witte kit - de douchedeur die scheef gemonteerd was, te veel verkeerd geboorde gaatjes die waren opgevuld met kit, de scheef geplaatste douchekraan en de niet gekitte naad van de hoek bij de wasbak. [appellant] zou echter boos zijn geworden, ook toen de garantie aan de orde werd gesteld. Hij deed [geïntimeerden] het aanbod om € 2.000 te betalen tegen het herstellen van de gebreken. [geïntimeerden] hebben dit aanbod geweigerd. Volgens [appellant] moest [geïntimeerden] dan maar iemand anders inschakelen om het te herstellen. Uiteindelijk heeft [appellant] geïrriteerd de woning van [geïntimeerden] verlaten, aldus nog steeds [geïntimeerden]
3.21
Bij gebrek aan een concreet bewijsaanbod van de kant van [appellant] kan naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat hem ondanks de sommatie de toegang tot de woning is ontzegd. Vast staat wel dat hij vervolgens door niet inhoudelijk te willen reageren op het rapport van WBex (“zodat wij voor de rechtbank kunnen bespreken wat er is gebeurd”) heeft geweigerd enig herstel te verrichten. [appellant] is daardoor in verzuim geraakt.
De kosten van de deskundige en de buitengerechtelijke incassokosten
3.22
[appellant] betwist de hoogte van de door de deskundige in rekening gebrachte kosten op grond van de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets (het moet redelijk zijn geweest kosten te maken en die kosten zelf moeten ook redelijk zijn). Dat deze kosten niet redelijk zouden zijn, heeft hij echter niet onderbouwd. De noodzaak tot het maken ervan vloeit voort uit het feit dat [appellant] de gebreken niet heeft hersteld nadat hij daartoe was aangemaand.
3.23
Het verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moet het zonder inhoudelijke onderbouwing stellen.
Het beroep op verrekening (€ 1.331)
3.24
De kantonrechter heeft een beroep op verrekening met een vordering van [appellant] gehonoreerd. Die vordering ziet op de niet in de offerte opgenomen vervanging van vloertegels in het toilet op de begane grond. Volgens hem hebben partijen afgesproken dat daarvoor € 1.331 inclusief btw in rekening kon worden gebracht.
3.25
In hoger beroep wordt daartegen opgekomen met het standpunt dat geen kosten in rekening zouden worden gebracht voor extra werkzaamheden die buiten de offerte vielen. [geïntimeerden] leiden dat af uit e-mailcorrespondentie over een onduidelijkheid over het vloertegels in het toilet: “We hadden over een hangtoiletten toch? O ja worden de oude tegels van beneden (toilet weggehaald)?” [appellant] antwoordde daarop “Geen probleem, hetzelfde, zelfde werk, zelfde kosten”.
3.26
Nu hiermee in hoger beroep sprake is van een gemotiveerde betwisting van de tegenvordering van [appellant] , kan de gegrondheid van het daarop gebaseerde beroep op verrekening niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Het verweer wordt daarom alsnog verworpen.
De conclusie
3.27
Het hoger beroep van [appellant] slaagt niet, dat van [geïntimeerden] slaagt wel. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen (in principaal en incidenteel appel). Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 mei 2024 voor zover dat onder 5.1 is gewezen en beslist het volgende.
5.1.
veroordeelt [appellant] tot betaling van € 13.210, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening:
bekrachtigt dit vonnis voor het overige.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] :
€ 798 aan procedurele kosten
€ 1.214 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (principaal appel, 1 procespunt x appeltarief II)
€ 428 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (incidenteel appel, 0,5 procespunt x appeltarief I)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, R.E. Weening en W.F. Boele , en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
2 september 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.