ECLI:NL:GHARL:2025:5592

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
200.345.208/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ongerechtvaardigde verrijking en economisch eigendom van een hangar op voormalige militaire vliegbasis Twente

In deze zaak heeft VIG/CB Group B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin haar vorderingen tot schadevergoeding van € 96.000 werden afgewezen. VIG stelt economisch eigenaar te zijn van een hangar op de voormalige militaire vliegbasis Twente, die door de Gemeenschappelijke Regeling Technology Base (TB) is verkocht aan een particulier. VIG betoogt dat TB ongerechtvaardigd is verrijkt door deze transactie, omdat zij als economisch eigenaar van de hangar zou zijn verarmd. Het hof oordeelt dat VIG nooit juridisch eigenaar is geworden van de hangar, aangezien de Staat de juridische eigenaar was en er geen opstalrecht is gevestigd. Het hof concludeert dat VIG zich niet kan beroepen op ongerechtvaardigde verrijking, omdat er geen bewijs is dat TB op de hoogte was van de economische eigendom van VIG. Bovendien heeft het hof vastgesteld dat TB geen onrechtmatige daad heeft gepleegd en dat VIG niet in een vergelijkbare positie is behandeld als andere gebruikers van opstallen op het terrein. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt VIG tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.345.208/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 139808
arrest van 2 september 2025
in de zaak van
VIG/CB Group B.V.,
die is gevestigd in Almelo,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
VIG,
advocaat: mr. W.B. Brusse te Almelo,
tegen
Gemeenschappelijke Regeling Technology Base,
die is gevestigd in Enschede,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
TB,
advocaat: mr. R.F.A. Rorink te Hardenberg.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

VIG heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 15 mei 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven en de memorie van antwoord.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze zaak vordert VIG dat TB wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 96.000, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat alsnog toewijzing volgt. In chronologische volgorde heeft zich het volgende afgespeeld.
- 2003 en later: de vliegschool
2.2
Een dochtervennootschap van VIG, de Nederlandse Academie voor Verkeersvliegers (NAV, opgericht in 2003 en net als VIG eigendom van dhr. [naam1] ), verzorgde vanaf 2003 vliegopleidingen en exploiteerde een vliegschool op de voormalige militaire vliegbasis Twente in Enschede. De hangar waarvan zij gebruikmaakte (Vliegveldweg 329), lag aan een start- en landingsbaan voor lesvliegtuigen. VIG verhuurde de hangar aan NAV. Dit was een van meerdere opstallen op het vliegveld. De Staat was eigenaar van de grond en de hangar.
- 2010 en later: de herontwikkeling
2.3
TB is een samenwerkingsverband tussen de provincie Overijssel en de gemeente Enschede. De doelstelling van TB is de herontwikkeling van het luchthavengebied. Met het oog daarop heeft TB eind 2010 voor € 29.800.000 vliegveld Twente gekocht, bestaande uit - onder meer - de gronden, gebouwen en overige opstallen bij de voormalige militaire vliegbasis. TB houdt zich sindsdien bezig met de herontwikkeling van de tot die vliegbasis behorende terreinen. Het terrein dat is bestemd voor de civiele luchthaven is kleiner geworden en één van de twee start- en landingsbanen is onttrokken aan het gebruik voor luchtvaartdoeleinden.
- 2015 en later: de ontruiming van de hangar
2.4
Begin 2015 heeft TB de hangar en andere opstallen afgesloten van de start- en landingsbaan waarvan NAV gebruikmaakte. Een kleine twee jaar later heeft zij het gebruiksrecht (of de huur) van de hangar opgezegd. Dat heeft geleid tot een procedure waarin de kantonrechter is uitgegaan van een gebruiksovereenkomst tussen TB en NAV. Tegen die uitspraak is geen rechtsmiddel aangewend. De kantonrechter heeft NAV op 24 oktober 2017 veroordeeld tot ontruiming van de hangar [1] . Dat is uiteindelijk pas in januari 2020 gebeurd.
- 2019: de verkoop van het terrein
In april 2019 heeft TB het terrein waaronder de hangar is gelegen (ongeveer 6 hectare grond) voor € 970.000 verkocht aan [naam2] . Bij deze koop waren de aanwezige opstallen inbegrepen.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis in stand blijft. De vordering van VIG wordt dus niet alsnog toegewezen. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De onderbouwing van de vordering: ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatig handelen
3.2
VIG redeneert als volgt.
De koper van het terrein, [naam2] , had voor die grond alleen belangstelling met behoud van de opstallen, waaronder de hangar. Die opstallen hebben bij de verkoop een forse meeropbrengst opgeleverd. Dat blijkt ook wel uit de koopprijs: zonder de opstallen was die door TB getaxeerd op € 790.000, en met opstallen op € 970.000. Wat de hangar betreft: makelaar Aretz heeft de waarde daarvan op basis van de ‘gecorrigeerde vervangingsmethode’ met peildatum 1 juli 2018 getaxeerd op € 100.000. Door de verkoop aan [naam2] is TB (ten minste) met dat bedrag verrijkt en is VIG verarmd, omdat zij economisch eigenaar van de hangar was. Voor deze verrijking was geen redelijke grond aanwezig. Daarnaast wordt aangevoerd dat TB is verrijkt nadat zij tot
aankoopvan de gehele voormalige vliegbasis is overgegaan.
Kan VIG zich op economisch eigendom beroepen (kan zij zijn verarmd)?
3.3
VIG beroept zich op een koopovereenkomst van 12 april 2002. Zij beweert die dag de hangar van Dutch Aviation Holding te hebben gekocht. Het hof stelt vast dat VIG nooit eigendom is geworden van de hangar omdat Dutch Aviation Holding dat ook niet was. Dat was immers de Staat. Een opstalrecht voor de hangar is ook nooit gevestigd. Voor zover zij stelt dat haar wel het economisch eigendomsrecht is verstrekt, geldt dat dit geen zakelijk recht is. Onder economische eigendom wordt verstaan een aantal verbintenisrechtelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot een goed jegens de juridische eigenaar van die zaak. Op geen enkele wijze is onderbouwd dat Dutch Aviation Holding, die immers niet de juridische eigenaar was, wel de economische eigendom aan VIG heeft kunnen leveren. De opmerking dat de transactie (welke dat ook precies was; zie hierna) plaatsvond ‘met toestemming en medeweten van de rechtsvoorganger van TB’ (lees: de Staat), volstaat daartoe niet.
3.4
Alleen al hierop moet het beroep op ongerechtvaardigde verrijking stranden. Daar komen een aantal argumenten bij:
3.5
De koopakte waar VIG zich op beroept, is voor een groot deel zwartgemaakt, zonder dat daarvoor enige verklaring is gegeven. Daardoor is het niet goed mogelijk de exacte betekenis en strekking ervan te doorgronden – temeer omdat (i) het om een notariële akte gaat die strekt tot de
juridischeverkoop en levering van de hangar. Het zal de notaris indertijd bekend zijn geweest dat de Staat daar de eigenaar van was; (2) een en ander zonder toelichting niet is te verenigen met de constatering van de rechtbank in de al genoemde ontruimingsprocedure, dat de hangar door VIG op 12 april 2002 van het inmiddels gefailleerde ‘NAV-oud’ is gekocht [2] .
3.6
De verwerking in de boekhouding van VIG wijst ook niet op een (economische) eigendomssituatie, omdat de hangar in 2022 op de balans voor de koopsom is geactiveerd, maar daarna in de loop der jaren tot nihil is afgeschreven met bedragen die overeenstemmen met wat bij verhuur verschuldigd zou zijn geweest. Het ligt niet in de rede om economische eigendom van een hangar die nog steeds een commerciële waarde heeft - en een beweerdelijke marktwaarde van € 180.000 (2002), althans 164.000 (WOZ 1999), € 186.000 (WOZ 2017) of € 100.000 (taxatie Aretz per 2018) - na verloop van tijd in de boeken op nihil te waarderen.
3.7
Indien er (ten onrechte, zie hierna onder 3.9) al vanuit zou worden gegaan dat de economische eigendom altijd kan worden ingeroepen tegenover de juridisch eigenaar (dus ook na verkoop), dan ziet het hof nog steeds niet in dat VIG als economisch eigenaar is benadeeld doordat TB niet langer eigenaar is, maar [naam2] .
3.8
Ten slotte constateert het hof dat VIG zich in de ontruimingsprocedure niet op haar economisch eigendomsrecht heeft beroepen, waar dat wel in de rede zou hebben gelegen. De ook tegen haar ingestelde vordering strekte immers tot ontruiming van de hangar.
Heeft TB een voordeel behaald als VIG economisch eigenaar is (is zij verrijkt)?
3.9
Gesteld al dat VIG economisch eigenaar was toen TB de hangar kocht, dan doet zich allereerst de vraag voor of TB op dat moment werd verrijkt. Bij de beantwoording van die vraag is het van belang te onderkennen dat economisch eigendom geen zakelijk recht is. In beginsel schept het slechts een verbintenisrechtelijke verhouding tussen de juridisch eigenaar (de Staat) en de economisch eigenaar (VIG) - niet tussen de economisch eigenaar (VIG) en de opvolgend eigenaar (TB). Als bij het bepalen van de koopprijs geen rekening met dat economisch eigendom is gehouden, dan levert dat nog geen verrijking op van de koper (TB). Zij betaalt dan immers een marktconforme prijs, zonder dat zij rekening hoeft te houden met de belangen van de economisch eigenaar. Dat kan anders zijn als TB van het economisch eigendom op de hoogte was en welbewust heeft geprofiteerd van de schending daarvan. In dat geval maakt zij voor eigen gewin misbruik van de schending van de verplichting die haar verkoper (de Staat) had om dat economisch eigendom te respecteren. Een dergelijke onrechtmatige daad is hier echter niet aan de orde. TB heeft wel bewijs aangeboden van haar stelling dat TB wist dat de gebruikers van de opstallen (onder wie zijzelf) in het verleden voor de economische eigendom van de opstallen veel geld hebben betaald, maar daaraan gaat het hof voorbij, omdat dit standpunt onder de gegeven omstandigheden om een nadere onderbouwing vraagt (
hoekon TB dat weten? Het blijkt niet uit de al besproken akte en het is in de andere al genoemde procedure niet aangevoerd).
3.1
TB is dus niet verrijkt doordat zij bij de aankoop van de hangar geen rekening heeft gehouden met de niet aangetoonde economische eigendom van VIG. Daar houdt het op: TB kan dan ook niet ten nadele van VIG zijn verrijkt bij de doorverkoop van de hangar – uiteraard ook niet als zij daarvoor een marktconforme prijs heeft ontvangen (wat niet ter discussie staat).
3.11
Het in dit verband door VIG ingenomen standpunt dat TB met € 970.000 is verrijkt omdat het terrein niet – zonder de opstallen - aan de enige andere gegadigde voor € 1 is verkocht, kan het hof niet volgen.
Is VIG door TB anders behandeld dat partijen in een vergelijkbare positie? Zo ja, is de verrijking van TB (als daarvan sprake is) om die reden ongerechtvaardigd? Is die behandeling althans onrechtmatig tegenover VIG?
3.12
Het tweede verwijt dat VIG aan het adres van TB maakt, is tweeledig: (1) VIG is nooit in de gelegenheid geweest de ondergrond bij de hangar in eigendom te verwerven en (2) TB heeft andere gebruikers van opstallen op het terrein vervangende huisvesting en schadevergoeding aangeboden, maar heeft VIG geen enkel (reëel) voorstel gedaan. Zij heeft althans geen structurele, passende oplossing geboden. VIG noemt als voorbeeld Climate Industries Research. Aan die gebruiker is een vergoeding van € 50.000 betaald.
3.13
Op deze verwijten wordt mede het standpunt gebaseerd dat TB een onrechtmatige overheidsdaad tegenover VIG heeft begaan.
3.14
Het hof verwerpt de stelling onder (1): TB heeft betwist dat TB ten tijde van de verkoop op de hoogte was van de gepretendeerde economische eigendom van VIG, en uit niets volgt dat TB of een van haar rechtsvoorgangers bij een beoogde vervreemding de verplichting had om de ondergrond aan VIG te koop aan te bieden. In tegendeel, dergelijke transacties zouden de voorgenomen gebiedsontwikkeling van het gehele terrein hebben bemoeilijkt Voor bewijsvoering hierover ziet het hof bij gebrek aan onderbouwing geen ruimte.
3.15
Wat stelling (2) betreft: nog los van de beweerdelijke consequenties ervan, moet het hof hieraan voorbijgaan, ten eerste omdat VIG geen gebruiker van de hangar was; dat was haar dochtervennootschap NAV, die de hangar als gezegd uiteindelijk heeft moeten ontruimen. Hierover is geen discussie mogelijk, nu VIG al in eerste aanleg heeft benadrukt dat niet zijzelf, maar NAV de hangar voor haar bedrijfsvoering in gebruik had [3] In deze procedure heeft VIG ervoor gekozen om NAV niet mede-eisende partij te laten optreden, onder de aankondiging dat een separate procedure namens NAV zal volgen.
3.16
Ten tweede is het verwijt ongefundeerd dat aan de gebruiker van de hangar geen voorstel is gedaan. Onbestreden is namelijk gebleven dat
  • TB aan NAV (niet VIG) kosteloos een vervangende vliegtuigshelter beschikbaar heeft gesteld aan de andere zijde van het terrein
  • TB op eigen kosten voor € 20.000 voor de hangar deuren heeft laten plaatsen om het gebruik van die shelter mogelijk te maken
  • De hangar tussen februari 2015 en december 2019 om niet in bruikleen is gegeven
  • Partijen herhaaldelijk contact hebben gehad over een mogelijke andere locatie op het terrein om NAV te (her)huisvesten. Op 23 juli 2018 heeft TB bijvoorbeeld een nieuwe bedrijfslocatie aangeboden op Twente Airport. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid
  • Daarnaast heeft TB meermaals aan NAV (niet VIG) in hoogte variërende vergoedingen tegen finale kwijting aangeboden. Onder meer is een verhuisvergoeding van € 100.000 geboden. Het laatste aanbod beliep € 25.000 tegen finale kwijting. NAV heeft echter geen enkele vergoeding geaccepteerd
De conclusie
3.17
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat VIG in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 15 mei 2024;
4.2
veroordeelt VIG tot betaling van de volgende proceskosten van TB:
€ 2.175 aan procedurele kosten
€ 2.213 aan salaris van de advocaat van TB (1 procespunt x appeltarief IV)
4.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag.
4.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
2 september 2025.

Voetnoten

1.Vonnis in de zaak met nummer 5639483 van 24 oktober 2017.
2.Vonnis in de zaak met nummer 5639483 van 24 oktober 2017, rechtsoverweging 2.10. In deze zaak had TB ook NAV (nieuw) gedagvaard. Die partij is toen veroordeeld tot ontruiming van de hangar.
3..Zie bijvoorbeeld de inleidende dagvaarding onder 5)