ECLI:NL:GHARL:2025:5641

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
21-004855-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van vereniging met curatele

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die als penningmeester van een vereniging fungeerde, heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een geldbedrag van € 9.500,82. De verdachte was onder curatele gesteld en het hof oordeelde dat er geen sprake was van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij, die een hobbyvereniging was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter, die de verdachte had veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, en legde een taakstraf van 80 uren op, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 9.191,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke en lichamelijke problematiek, en oordeelde dat de benadeelde partij niet had kunnen weten dat de verdachte onder curatele was gesteld. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004855-23
Uitspraakdatum: 28 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 20 oktober 2023 met het parketnummer 18-116339-23 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsman,
mr. E.P. Groot, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door de advocaat, mr. L.I. Veenstra, namens de benadeelde partij [benadeelde] , naar voren is gebracht.
Het hof heeft onmiddellijk na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:
  • de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij toegewezen, deze vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (enigszins) andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 13 maart 2022 tot en met 27 november 2022 te [plaats] , [gemeente] opzettelijk een geldbedrag (van in totaal € 9500,82), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als penningmeester van genoemde vereniging, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 13 maart 2022 tot en met 27 november 2022 te [plaats] , [gemeente] , opzettelijk een geldbedrag, geheel toebehorende aan [benadeelde] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als penningmeester van genoemde vereniging, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan verduistering van een geldbedrag dat zij als penningmeester van een vereniging onder zich had. Door zo te handelen heeft zij het vertrouwen van de leden van de vereniging op ernstige wijze beschaamd en financiële schade aan de vereniging berokkend.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door haar, haar raadsman en haar curator naar voren is gebracht op de terechtzitting van het hof. De verdachte is onder curatele gesteld, omdat zij kampt met lichamelijke en geestelijke problematiek.
Gelet op het voorgaande, acht het hof passend en geboden de oplegging van een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.191,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Door de raadsman is verzocht om bij toewijzing van de schadevergoeding rekening te houden met de eigen schuld van de benadeelde partij, omdat van de vereniging verwacht had mogen worden dat zij in het Centraal curatele- en bewindsregister zou kijken en daardoor kon weten dat de verdachte onder curatele was gesteld en geen penningmeester van de vereniging had mogen worden.
Het hof is, met de politierechter, van oordeel dat er geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Het hof heeft hierbij onder meer gelet op het feit dat de benadeelde partij een zogenoemde hobbyvereniging is en geen professioneel bedrijf. In de gegeven omstandigheden kon niet in redelijkheid worden verwacht dat zij het Centraal curatele- en bewindsregister raadpleegde alvorens iemand aan te stellen als penningmeester. De verdachte heeft ondanks dat zij zich ervan bewust was dat zij onder curatele is gesteld de functie van penningmeester geaccepteerd. Daarnaast volgt uit zowel het dossier als op het verhandelde op terechtzitting van het hof dat de verdachte zich telkens bewust was van wat zij deed en dat zij wist dat zij verkeerd bezig was.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde voldoende is onderbouwd en, mede nu de hoogte ervan op zich niet door de verdediging is betwist, voor toewijzing in aanmerking komt.
Verdachte is dan ook tot vergoeding van de gevorderde schade à € 9.191,00 gehouden zodat de gehele vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2022 tot aan de dag van de voldoening.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.191,00 (negenduizend honderdeenennegentig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.191,00 (negenduizend honderdeenennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 80 (tachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 november 2022.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 28 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Kwakman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.