Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010.
6.Finale verrekening bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed
1. Bij echtscheiding (…) worden de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen bij helfte verdeeld. (…)
2. Indien evenwel het huwelijk tussen partijen minimaal vijf volle jaren heeft geduurd zal een verdeling plaatsvinden waarbij van de waarde van het gemeenschappelijke vermogen allereerst aan de comparante sub 2 (hof: de vrouw) zal toekomen een bedrag casu quo waarde ad dertig duizend euro (€ 30.000,00) en worden de resterende gemeenschappelijke vermogensbestanddelen bij helfte verdeeld.
5. Voor de bepaling van de omvang en samenstelling van het verrekenplichtig vermogen wordt als peildatum aangemerkt het tijdstip waarop het verzoek tot echtscheiding of het verzoek tot scheiding van tafel en bed is ingediend.
10.Vergoedingen
4.De omvang van het geschil
- (onder 8.4) bepaald dat de man een kinderalimentatie voor [de minderjarige1] moet betalen van € 227 per maand met ingang van 21 november 2022;
- (onder 8.5) bepaald dat de man een kinderalimentatie voor [de minderjarige2] moet betalen van € 159 per maand met ingang van 21 november 2022;
- (onder 9.1) de verdeling van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap vastgesteld zoals weergegeven in rechtsoverweging 7.29 en de man veroordeeld om uit hoofde van overbedeling aan de vrouw een bedrag te voldoen van € 160.580,29.
primair:de verdeling tussen partijen vast te stellen zoals onder punt 36 van het beroepschrift is opgenomen met veroordeling van de man om aan de vrouw een bedrag van € 2.396,82 te voldoen;
5.De motivering van de beslissing
- dat als erfdeel van de vader van de man aan ieder kind een bedrag van € 35.474 wordt uitbetaald;
- dat namens de moeder van de man een bedrag van € 28.350 wordt geschonken onder de opschortende voorwaarde dat de begiftigde dit besteedt voor de aflossing van de eigenwoningschuld;
- dat het bedrag van € 28.350 is geschonken met een uitsluitingsclausule, die ook geldt voor de vruchten van het geschonkene en voor alles wat door zaaksvervanging voor het geschonkene in de plaats komt;
- dat de schuldig erkende bedragen zoals genoemd in de akten van 23 december 2008 en 23 december 2012 met een totaalbedrag van € 9.509 vervroegd door de moeder worden afgelost.
‘schenking uit vrij’.Het hof gaat ervan uit dat dit bedrag de vervroegde aflossing betreft van de akte van schenking op papier van 23 december 2008 van € 4.479 en de schenkingsovereenkomst van 23 november 2012 van € 5.030. Hoewel in de akte uitkering erfdeel/schenking van 18 december 2014 wordt verwezen naar een akte van 23
december2012, vermoedt het hof dat het een verschrijving betreft en dat een verwijzing naar de akte van 23
november2012 wordt bedoeld. Het genoemde bedrag en de verwijzing naar de notaris die de akte heeft opgesteld zijn in overeenstemming met de akte van 23 november 2012.
‘RENTE 2008/2012 SCHENKINGSRECHT’.Het is aannemelijk dat dit rente betreft over het schuldigerkende bedrag uit de akte van 23 december 2008. Het hof is van oordeel dat ook deze rente onder uitsluiting aan de man toekomt. In de akte is immers opgenomen dat de gedane schenkingen en de opbrengsten daarvan, en hetgeen daarvoor middels wederbelegging in de plaats treedt niet in de gemeenschap vallen. De man heeft zijn stelling op dit punt voldoende onderbouwd.
‘erfenis’. In het testament van de moeder van de man (productie 15a van de man in eerste aanleg) staat een uitsluitingsclausule opgenomen. Ook de vrouw gaat ervan uit dat dit bedrag onder uitsluitingclausule aan de man toekomt. Het hof zal daarom rekening houden met dit onder uitsluitingsclausule verkregen bedrag.
‘laatste deel opa en oma’. Naar het oordeel van het hof kan uit de omschrijving bij de overboeking niet worden afgeleid dat het de erfenis van de moeder van de man aan de man betreft. Het lijkt er veel meer op dat dit geld voor de kinderen van partijen is bedoeld, zoals de vrouw stelt. Gelet hierop en het ontbreken van een verdere onderbouwing, gaat het hof ervan uit dat het geen uitgesloten vermogen betreft dat de man toekomt.
‘tijdelijke overboeking ivm aankoop appartement [plaats2] prive’. De enkele betwisting van de man dat het overgemaakte bedrag geen privégeld van de vrouw betreft, is onvoldoende gelet op het door de vrouw overgelegde bankafschrift. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vrouw (op grond van de huwelijkse voorwaarden) een nominaal vergoedingsrecht heeft van € 60.000.
‘renteloze lening’en op 7 januari 2008 een bedrag van € 10.521 met de handgeschreven aantekening
‘ [woonplaats2] rentelo lening’. Naar het hof begrijpt, stelt de man zich op het standpunt dat partijen gezamenlijk schuldenaar zijn van twee renteloze leningen van zijn ouders. Het hof volgt de man hier echter niet in. Uit de bankafschriften kan niet worden afgeleid dat er een onderliggende overeenkomst is waaruit volgt dat er twee renteloze leningen zijn verstrekt waarvan partijen beiden schuldenaar zijn. Degene die de overboeking heeft verricht heeft de volledige controle over de omschrijving die aan de overboeking wordt gegeven. De enkele omschrijving bij een overboeking wil niet zeggen dat er daadwerkelijk een overeenkomst aan ten grondslag ligt en ook niet dat er sprake is van gedeeld schuldenaarschap. Ook de omstandigheid dat de bedragen op de gezamenlijke bankrekening van partijen zijn geboekt, is daarvoor onvoldoende. Aangezien de vrouw het bestaan van een leningsovereenkomst waarbij zij als medeschuldenaar is aangemerkt betwist, ligt het op de weg van de man om zijn standpunt nader te onderbouwen. Een verdere onderbouwing is door de man echter niet gegeven, zodat het hof aan de stelling van de man voorbij gaat. In zoverre faalt de eerste grief van de man.
- een deel van de inboedel, waarvoor de man € 4.000 aan de vrouw dient te voldoen;
- het appartement [plaats2] tegen een waarde van € 250.000;
- de Ford tegen een waarde van € 14.450;
- de gezamenlijke bankrekeningen met een saldo van € 3.700,89;
- een vorderingsrecht op de gemeenschap van € 55.269 voor het aan hem onder uitsluitingsclausule verkregen vermogen.
- de vouwwagen tegen een waarde van € 125;
- de Peugeot tegen een waarde van € 1.700;
- een vordering op de gemeenschap voor de scheidingsbonus van € 40.403,69;
- een vordering van € 60.000 op de gemeenschap voor de investering in het appartement in [plaats2] .