In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder op 27 maart 2025 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 april 2026. De ouders van de kinderen, [verzoekster] (de moeder) en [verzoeker] (de vader), waren het niet eens met deze beslissing en gingen in hoger beroep. Ze vroegen het hof om de beslissing van de kinderrechter ongedaan te maken en om een deskundige te benoemen voor onderzoek naar hun opvoedvaardigheden en thuissituatie.
Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is. De kinderen stonden onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en woonden in een pleeggezin. Er waren ernstige zorgen over de verzorging en opvoeding door de ouders, waaronder een gebrek aan stabiliteit en hygiëne in de woonomstandigheden. De ouders waren geregistreerd als geëmigreerd en hadden geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Het hof oordeelde dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de aanhoudende zorgen over hun ontwikkeling en welzijn.
Het hof wees het verzoek van de ouders om een deskundige te benoemen af, omdat er recentelijk al onderzoek was gedaan door de raad voor de kinderbescherming. De beslissing van de kinderrechter werd bekrachtigd, en de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 25 april 2026.