ECLI:NL:GHARL:2025:5887

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
000361-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor ondergane detentie en afwijzing van verzoek voor elektronische monitoring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekster, geboren in 1978, vroeg een schadevergoeding van € 24.190,- voor de schade die zij had geleden door ondergane detentie. Het hof heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen en een schadevergoeding van € 7.990,- toegekend voor de dagen die verzoekster in voorarrest heeft doorgebracht. De schadevergoeding is gebaseerd op een tarief van € 130 per dag voor detentie op een politiebureau en € 100 per dag voor detentie in een huis van bewaring. Het hof heeft echter het verzoek voor schadevergoeding voor de periode van schorsing van de voorlopige hechtenis met elektronische monitoring afgewezen. Het hof oordeelde dat de voorwaarden waaronder de schorsing plaatsvond voldoende vrijheid boden om zelfstandig te functioneren, waardoor er geen sprake was van vrijheidsbeneming. Dit oordeel werd onderbouwd door een vergelijking met eerdere uitspraken van het hof.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
AV-nummer: 000361-25
Parketnummer: 21-001516-21
Uitspraak d.d.: 22 september 2025
Beslissing van de meervoudige raadkamer op het verzoek ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
te dezer zake domicilie kiezende aan [adres] ,
ten kantore van haar raadsman: mr. A.W. Syrier,
hierna te noemen: verzoekster.

Inleiding

In een op 7 april 2025 door het hof ontvangen verzoekschrift heeft verzoekster gevraagd om een vergoeding van € 24.190,- ten laste van de Staat voor de schade die zij ten gevolge van in een strafzaak ondergane detentie heeft geleden, zoals nader in het verzoekschrift omschreven. Een deel van de verzochte schadevergoeding, groot € 16.300,- (welk bedrag is gebaseerd op een vergoeding van € 50,- per dag), betreft schade die verzoekster heeft geleden gedurende de tijd dat de voorlopige hechtenis onder het stellen van bijzondere voorwaarden waaronder elektronische monitoring was geschorst. Verzoeker heeft verwezen naar hof ArnhemLeeuwarden 5 juni 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4712, waarin het hof kwam tot toewijzing van een verzoek tot schadevergoeding voor de tijd waarin de gewezen verdachte gedurende de geschorste voorlopige hechtenis onderworpen was aan de bijzondere voorwaarden van de maatregel ITB-Harde Kern.
Het hof heeft het verzoek op 8 september 2025 in het openbaar in raadkamer behandeld, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en verzoekster, bijgestaan door mr. Syrier.

Beoordeling van het verzoek

Bij onherroepelijk arrest van dit hof van 11 februari 2025 is verzoekster vrijgesproken van het haar tenlastegelegde. De strafzaak is daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman heeft het verzoek nader toegelicht en gepersisteerd bij het verzoek.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de gebruikelijke forfaitaire vergoeding kan worden toegekend voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Voor zover het verzoek ziet op toekenning van een vergoeding voor het gedurende 325 dagen dragen van een enkelband als voorwaarde van de schorsing van de voorlopige hechtenis, komt het verzoek volgens de advocaatgeneraal niet voor toewijzing in aanmerking omdat sprake was van vrijheidsbeperking en geen vrijheidsbeneming ter controle van de naleving van schorsingsvoorwaarden.
Als de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten kan de rechter ingevolge artikel 533, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering op verzoek van de gewezen verdachte, indien en voor zover daarvoor alle omstandigheden in aanmerking genomen gronden van billijkheid aanwezig zijn, een vergoeding toekennen voor de schade die hij of zij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en/of voorlopige hechtenis.
Verzoekster is op 10 mei 2020 in verzekering en op 13 mei 2020 in bewaring gesteld. Aansluitend is de gevangenhouding van verzoekster bevolen. Op 27 juli 2020 is de voorlopige hechtenis van verzoekster geschorst onder het stellen van bijzondere voorwaarden. Omdat elektronische monitoring een van de bijzondere voorwaarden was, heeft verzoekster tot en met 10 juni 2021 een enkelband gedragen.
Periode van voorarrest tot schorsing van de voorlopige hechtenis
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoekster in voorarrest heeft gezeten wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Verzoekster heeft met inachtneming van dit uitgangspunt 79 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof is van oordeel dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoekster voor de door haar ondergane detentie een schadevergoeding toe te kennen. Het hof neemt hierbij als uitgangspunt het gebruikelijke tarief van € 130 per dag die geheel of gedeeltelijk in verzekering op een politiebureau is doorgebracht en € 100 per dag die geheel of gedeeltelijk in een huis van bewaring is doorgebracht. Voor het bepalen van de vergoedingsmaatstaf geldt dat een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130 maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100 wordt aangemerkt als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 100.
Periode van schorsing van de voorlopige hechtenis met elektronische monitoring
In beginsel komt schade als gevolg van het dragen van een enkelband niet op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering voor vergoeding in aanmerking. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien de vrijheidsbeperking dusdanig ingrijpend is geweest dat feitelijk gesproken moet worden van vrijheidsbeneming. In dat geval kan er mede gelet op artikel 5, vijfde lid, EVRM aanleiding zijn schadevergoeding toe te kennen. Of die situatie zich voordoet hangt af van de omstandigheden van het geval zoals de aard, de duur, de effecten, de wijze van tenuitvoerlegging en de mate waarin betrokkene zelfstandig kan functioneren en nog de mogelijkheid heeft eigen keuzes van betekenis te maken.
Naar het oordeel van het hof liet de nadere invulling van de schorsingsvoorwaarden in dit geval zoveel vrijheid om zelfstandig te functioneren en eigen keuzes te maken dat de naleving van de schorsingsvoorwaarden niet met vrijheidsbeneming kan worden gelijkgesteld. De omstandigheden van het geval in deze zaak zijn naar het oordeel van het hof ook niet vergelijkbaar met het naleven van de bijzondere voorwaarden van de maatregel ITBHarde Kern waarvan sprake was in hof ArnhemLeeuwarden 5 juni 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4712.
Daarom bestaat er geen aanleiding voor het toekennen van schadevergoeding voor de tijd waarin de voorlopige hechtenis onder het stellen van bijzondere voorwaarden waaronder elektronische monitoring is geschorst geweest. In zoverre wordt het verzoek afgewezen.
Gelet op het voorgaande zal het hof zal aan verzoekster de volgende vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die zij ten gevolge van het ondergane voorarrest in voormelde strafzaak heeft geleden:
- drie dagen politiebureau à € 130 € 390,00
- 76 dagen huis van bewaring à € 100
€ 7.600,00 (+
Totaal € 7.990,00.
Het hof zal het verzoek voor het overige afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Kent toe aan verzoekster een vergoeding ten laste van de Staat van
€ 7.990,00 (zevenduizend negenhonderdnegentig euro).
Wijst af wat meer of anders is verzocht.
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van Stichting Beheer derdengelden Strafwerk Advocaten te Utrecht, onder vermelding van: ‘ [verzoekster] – 533 Sv’.
Aldus gegeven door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. C.H. Zuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E. van der Zandt, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 22 september 2025 ter openbare zitting uitgesproken.