ECLI:NL:GHARL:2025:5939

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
21-004105-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging door spugen op het hoofd van slachtoffer met betrouwbare getuigenverklaring ondanks alcoholgebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van belediging door op het hoofd van het slachtoffer te spugen op 20 juni 2024. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- of 10 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een hogere boete geëist, maar het hof heeft besloten om het vonnis te vernietigen en een lagere boete van € 300,- op te leggen, subsidiair 6 dagen hechtenis.

Het hof heeft de verklaringen van de getuige, die onder invloed van alcohol was, als betrouwbaar beoordeeld. Ondanks haar alcoholgebruik heeft zij een duidelijke verklaring afgelegd over het incident, waarin zij de verdachte beschrijft als schreeuwend en beledigend. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren voor de belediging, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafoplegging is gemotiveerd door de ernst van de belediging en het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte als strafbaar verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004105-24
Uitspraakdatum: 5 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 september 2024 met parketnummer 16-201650-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. T. Vernooij (waarnemend voor mr. N. Hannaart), naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2024 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op haar hoofd/in haar haren te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat, onder meer omdat de verklaring van [getuige] niet betrouwbaar kan worden geacht.
Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van de raadsman van verdachte. Met betrekking tot het bewijs is het volgende overwogen.
Het dossier bevat voldoende wettig bewijs in de verklaringen van aangeefster en [getuige] bij de politie. Bij de raadsheer-commissaris is [getuige] opnieuw gehoord en zij heeft toen verklaard dat zij ten tijde van het incident onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol. Dat neemt naar het oordeel van het hof niet weg dat zij in haar politieverklaring en ook bij de raadsheer-commissaris een voldoende concrete verklaring heeft afgelegd. Zo heeft zij verklaard dat verdachte als een dwaas aan het schreeuwen was en dat hij de confrontatie met aangeefster zocht. Ook heeft zij verdachte het woord “kankerhoer” horen zeggen in de richting van aangeefster. Op deze concrete punten biedt de verklaring van de getuige steun aan de aangifte. Het hof ziet zodoende geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de beide verklaringen te twijfelen. Op grond van deze wettige bewijsmiddelen heeft het hof dan ook de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2024 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd door op haar hoofd te spugen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van de raadsman van verdachte. De strafoplegging is toen mondeling als volgt gemotiveerd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging door aangeefster op haar hoofd te spugen. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg voor Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een mondelinge belediging uit van oplegging van een geldboete van € 150,00. Het hof overweegt dat spugen op een ander een nare vorm van belediging is en dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Het hof weegt deze factoren in strafverzwarende zin mee en acht oplegging van een geldboete van € 300,00 passend. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat verdachte bij de politierechter heeft verklaard dat hij geen schulden heeft.
De aldus gemotiveerde strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. Z.J. Oosting, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 5 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.