Uitspraak
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
- de nagekomen stukken van [appellanten] van 12 september 2025;
- de nagekomen stukken van [appellanten] van 18 september 2025.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak hebben [appellant1] en [appellant2], een echtpaar dat samen met hun twee meerderjarige kinderen in een huurwoning woont, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, waarin hun verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellanten niet te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden, en dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij de verplichtingen uit de wsnp naar behoren zouden nakomen. De appellanten, die sinds 2003 vennoten waren van een installatiebedrijf dat failliet was verklaard, hadden aanzienlijke schulden, waaronder een grote schuld aan de Belastingdienst. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gaven zij aan dat de schulden waren ontstaan door een combinatie van factoren, waaronder een bouwcrisis, ziekte onder personeel en persoonlijke tegenslagen. Het hof oordeelde dat, hoewel de appellanten niet te goeder trouw waren geweest bij het ontstaan van hun schulden, zij wel voldoende inzicht hadden verschaft in hun financiële situatie en dat de omstandigheden die tot de schulden hadden geleid, onder controle waren gekregen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de wsnp van toepassing op de appellanten, met een termijn van anderhalf jaar die begint op de dag van de uitspraak.