ECLI:NL:GHARL:2025:5981

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
200.356.382
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling met verlening van de schone lei voor een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) van een alleenstaande moeder, aangeduid als [schuldenaar], die gedupeerd is door de kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtbank Gelderland had eerder, op 26 juni 2025, de wsnp tussentijds beëindigd zonder toekenning van een schone lei, omdat [schuldenaar] niet voldoende had voldaan aan haar informatie- en sollicitatieplicht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de tekortkomingen van [schuldenaar] gezien hun bijzondere aard buiten beschouwing moeten blijven. Het hof heeft vastgesteld dat [schuldenaar] onder druk stond door haar mentale en fysieke problemen, die voortvloeien uit de KOT-affaire, en dat deze omstandigheden haar in staat stelden om aan haar verplichtingen te voldoen. Het hof heeft de looptijd van de wsnp verkort tot 30 september 2025 en verleent [schuldenaar] een schone lei, waarmee de vorderingen die onder de schuldsaneringsregeling vallen niet langer afdwingbaar zijn. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de schuldenaar in het kader van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.356.382
insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 05/22/236
arrest van 30 september 2025
in de zaak van
[schuldenaar]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: [schuldenaar]
advocaat: mr. J.E.W. Jansen

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
Bij vonnis van 22 december 2022 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank) [schuldenaar] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: de wsnp). Hierbij is mevrouw [naam1] benoemd tot bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder).
1.2.
Bij vonnis van 26 juni 2025 heeft de rechtbank, op verzoek van de bewindvoerder van 8 mei 2025, de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] tussentijds beëindigd. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat aan [schuldenaar] geen schone lei wordt verleend. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Door middel van een op 3 juli 2025 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft [schuldenaar] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 26 juni 2025. De bedoeling van het hoger beroep van [schuldenaar] is dat het hof het vonnis van 26 juni 2025 vernietigt. Daarbij verzoekt [schuldenaar] het hof primair de wsnp op grond van artikel 352 in verbinding met artikel 354 lid 2 en met toepassing van 349a lid 3 Fw te beëindigen met verlening van de schone lei, dan wel de bewindvoerder te verplichten tot het zo spoedig mogelijk indienen van een verzoek tot beëindiging van de wsnp met verlening van de schone lei. Indien het beëindigen van de wsnp met verlening van de schone lei op dit moment niet aan de orde is, verzoekt [schuldenaar] subsidiair om de wsnp voort te zetten tot december 2025 als einddatum. Indien het hof de primaire vordering en subsidiaire vordering afwijst en oordeelt dat bij einde van de reguliere looptijd van de wsnp aan [schuldenaar] geen schone lei wordt verleend, verzoekt [schuldenaar] het hof meer subsidiair de reguliere looptijd van de wsnp te verlengen met een termijn van maximaal zes maanden.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van:
  • het beroepschrift met bijlagen;
  • de brief van mr. Jansen van 28 juli 2025 met bijlagen;
  • de brief van de bewindvoerder van 8 september 2025 met bijlagen;
  • de brief van mr. Jansen van 15 september 2025 met bijlagen;
  • de brief van mr. Jansen van 22 september 2025 met bijlagen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2025. Hierbij is [schuldenaar] verschenen, vergezeld door haar procesregisseur van het Landelijke Ondersteuningsteam Toeslagenaffaire mevrouw [procesregisseur] (hierna: procesregisseur) en bijgestaan door haar advocaat mr. Jansen. Verder zijn de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder mevrouw [beschermingsbewindvoerder] (hierna: de beschermingsbewindvoerder) verschenen. Ter zitting heeft mr. Jansen spreekaantekeningen overgelegd.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

Feiten en het oordeel van de rechtbank
3.1.
[schuldenaar] is een alleenstaande moeder van vier minderjarige kinderen. [schuldenaar] is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslag affaire (hierna: KOT affaire) en wordt daarin bijgestaan door de procesregisseur. In het kader van de afwikkeling van de KOT affaire heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de staatssecretaris Toeslagen en Douane, zich garant gesteld voor de voldoening van de schulden van [schuldenaar] die zijn ontstaan in de periode na 31 december 2005 en voor 1 juni 2021. Daarnaast heeft de Staat aan [schuldenaar] een vrij te besteden bedrag uitgekeerd van € 30.000. Op verzoek van de Staat heeft de bewindvoerder een verificatielijst opgesteld. De verificatievergadering heeft plaatsgevonden op 19 september 2024 waarna de bewindvoerder het door de Dienst Toeslagen vastgestelde en uitbetaalde compensatiebedrag heeft voldaan aan de desbetreffende schuldeisers. Ten aanzien van de resterende schulden is de wsnp blijven doorlopen. [schuldenaar] is met succes in bezwaar gegaan tegen het door de Dienst Toeslagen vastgestelde compensatiebedrag zodat na een aanvullende uitbetaling door de Dienst Toeslagen een schuldenlast resteert van € 1.102,02. De stand van de boedelrekening bedraagt € 1.235,05. [schuldenaar] staat sinds 15 december 2020 onder beschermingsbewind. Ze ontvangt een Participatiewetuitkering en is vanwege haar mentale en lichamelijke klachten door de gemeente ontheven van de sollicitatieplicht.
3.2.
De rechtbank heeft de wsnp zonder toekenning van een schone lei tussentijds beëindigd omdat [schuldenaar] de informatie- en de sollicitatieverplichting van de schuldsaneringsregeling niet (voldoende) is nagekomen.
Het oordeel van het hof
De kern van het oordeel van het hof
3.3.
Het hof zal oordelen dat hoewel [schuldenaar] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar informatie- en sollicitatieplicht, deze tekortkomingen vanwege hun bijzondere aard buiten beschouwing zullen worden gelaten. Het hof beëindigt de wsnp met een verkorte looptijd en verleent [schuldenaar] de schone lei.
Het hof legt hierna uit hoe het tot dit oordeel is gekomen.
De informatieplicht
3.4.
Een van de verplichtingen van de schuldenaar in het kader van de wsnp is de verplichting om de bewindvoerder - gevraagd en ongevraagd - alle inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de regeling. [schuldenaar] heeft aangevoerd dat als zij is tekortgeschoten in de inlichtingenplicht dit hooguit het gevolg is van onmacht en niet van onwil. [schuldenaar] heeft toegelicht dat het contact met de bewindvoerder grotendeels via de beschermingsbewindvoerder is verlopen omdat zij daar zelf vanwege haar mentale klachten niet toe in staat was. Daarbij is het voor de beschermingsbewindvoerder op basis van alleen de verslagen van de bewindvoerder onvoldoende duidelijk geweest welke stukken de bewindvoerder wilde ontvangen, aldus [schuldenaar] . Aan het verzoek van de procesregisseur om concreet aan te geven welke informatie nog ontbrak, heeft de bewindvoerder volgens [schuldenaar] geen gehoor gegeven.
3.5.
[schuldenaar] heeft niet alle noodzakelijke stukken waaronder haar rekeningafschriften, haar uitkeringsspecificaties en de stukken waaruit haar arbeids(on)geschiktheid blijkt, aan de bewindvoerder verstrekt. Hieruit volgt dat [schuldenaar] niet aan haar inlichtingenplicht heeft voldaan. Hoewel dat niet afdoet aan de toerekenbaarheid van de tekortkoming acht het hof het waarschijnlijk dat het niet voldoen aan de inlichtingenplicht samenhangt met een gebrekkige communicatie tussen de betrokken partijen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [schuldenaar] - via haar beschermingsbewindvoerder - aanvankelijk naar tevredenheid van de bewindvoerder aan de informatieplicht heeft voldaan. Op het moment dat de benodigde rekeningafschriften en uitkeringsspecificaties achterwege bleven heeft de bewindvoerder dat met name in haar verslagen vermeld. De bewindvoerder had tijdens het door [schuldenaar] verzochte verhoor bij de rechter-commissaris aan de orde kunnen stellen dat [schuldenaar] tekortschoot in haar verplichtingen en op dat moment concreet kunnen maken welke stukken zij precies nodig had. Dit heeft de bewindvoerder niet gedaan, terwijl dit naar het oordeel van het hof wel voor de hand had gelegen. Ook heeft de bewindvoerder ervan afgezien de beschermingsbewindvoerder rechtstreeks te benaderen met een specifiek verzoek om de ontbrekende informatie aan te leveren, terwijl uit de eerste twee verslagen blijkt dat de beschermingsbewindvoerder deze naar tevredenheid van de bewindvoerder aanleverde. Evenmin heeft de bewindvoerder bij de procesregisseur concreet aangegeven welke informatie zij nog wilde ontvangen. Het hof acht het aannemelijk dat het tekortschieten van [schuldenaar] in haar inlichtingenplicht mede samenhangt met haar mentale toestand in combinatie met de wijze waarop de bewindvoerder kenbaar heeft gemaakt welke informatie zij (nog) wilde ontvangen. Hierdoor was het bij [schuldenaar] en de mensen om haar heen onvoldoende duidelijk welke informatie precies van haar werd verlangd, hoewel dat in elk geval de beschermingsbewindvoerder wel duidelijk had moeten zijn. Deze ontving immers in kopie de verslagen met de verzoeken om informatie. Wat daar ook van zij, het hof acht de verwijtbaarheid van het tekortschieten door [schuldenaar] in het licht van het voorgaande minder zwaar wegen.
De sollicitatieplicht
3.6.
De schuldenaar moet zich inspannen om zo veel mogelijk inkomsten te genereren voor zijn schuldeisers. Deze verplichting houdt onder meer in dat van de schuldenaar die geen of onvoldoende betaalde werkzaamheden verricht, wordt verlangd dat hij gericht solliciteert naar (aanvullend) betaald werk. Dit is alleen anders als de schuldenaar in het kader van de wsnp is vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht. [schuldenaar] heeft aangevoerd dat zij, omdat zij was vrijgesteld van de sollicitatieplicht onder de Participatiewet, in de veronderstelling verkeerde dat zij ook in het kader van de wsnp was vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Daarbij is zij uitgegaan van de mededeling dat de bewindvoerder de rechter-commissaris zou verzoeken haar ook in het kader van de wsnp vrij te stellen van de sollicitatieplicht en het feit dat de bewindvoerder hier later niet op terug is gekomen, aldus [schuldenaar] .
3.7.
Het hof stelt vast dat [schuldenaar] in het kader van de wsnp niet is vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Daar komt bij dat [schuldenaar] tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft erkend dat zij tijdens de wsnp niet heeft gesolliciteerd. Dit betekent dat [schuldenaar] is tekortgeschoten in de sollicitatieplicht. Hoewel dat niet afdoet aan de toerekenbaarheid van de tekortkoming is [schuldenaar] gedurende de gehele looptijd van de wsnp steeds ontheven geweest van haar sollicitatieplicht in het kader van de Participatiewet. Daar komt bij dat, gelet op de mentale en fysieke problemen waar [schuldenaar] mee kampt als gevolg van de KOT affaire en op grond waarvan zij ook opvolgende vrijstellingen binnen de Participatiewet heeft gekregen, het hof het zeer waarschijnlijk acht dat zij ook in het kader van de wsnp zou zijn vrijgesteld van de sollicitatieplicht als de bewindvoerder daar bij de rechter-commissaris om had verzocht. De omstandigheid dat [schuldenaar] heeft nagelaten de daartoe door de bewindvoerder opgevraagde rapportages van de gemeente te verstrekken is een schending van de op [schuldenaar] rustende informatieplicht maar maakt dat waarschijnlijkheidsoordeel niet anders.
Beëindiging wsnp: toerekenbare tekortkoming blijft buiten beschouwing vanwege bijzondere aard of geringe betekenis
3.8.
Artikel 354 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) bepaalt dat in het kader van de beëindiging van de wsnp moet worden beoordeeld of de schuldenaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en, als dat zo is, of die tekortkomingen aan hem kunnen worden toegerekend. De rechter kan daarbij op grond van artikel 354 lid 2 Fw bepalen dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing moet blijven.
3.9.
[schuldenaar] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat haar tekortkomingen in de inlichtingenplicht en sollicitatieplicht niet aan haar kunnen worden toegerekend. Het hof zal deze tekortkomingen gezien hun bijzondere aard echter buiten beschouwing laten. Het hof neemt daarbij in aanmerking wat hiervoor onder 3.4 tot en met 3.7 is overwogen. Daar komt bij dat [schuldenaar] als gedupeerde van de KOT affaire in een langdurige turbulente tijd heeft verkeerd en nog steeds verkeert. Haar kinderen zijn uit huis geplaatst en - in tegenstelling tot haar eerdere verwachting - is niet haar volledige schuldenlast door de Dienst Toeslagen gecompenseerd. In elk geval mede door dit alles heeft [schuldenaar] fysieke en mentale problemen. Omdat het hof de vastgestelde tekortkomingen buiten beschouwing laat, betekent dit dat aan [schuldenaar] met toepassing van een verkorting van de looptijd de schone lei wordt verleend (artikel 358 Fw).
Verkorte looptijd
3.10.
De reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] zou binnen drie maanden eindigen, op 22 december 2025. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de beschermingsbewindvoerder bevestigd dat de schulden die nu nog openstaan, voor zover deze niet zijn gedekt door het boedelsaldo, vanaf een reservering bij de beschermingsbewindvoerder kunnen worden betaald. Datzelfde geldt voor het salaris van de bewindvoerder voor het hoger beroep. Daarom zal het hof de looptijd op grond van artikel 349a Fw verkorten tot de datum van deze uitspraak. Omdat niet is uit te sluiten dat [schuldenaar] als slachtoffer van de KOT affaire in een later stadium nog wordt geconfronteerd met oude schulden is een beëindiging zonder schone lei op grond van artikel 350 lid 3 sub a en b Fw zoals de bewindvoerder heeft voorgesteld, naar het oordeel van het hof geen goed alternatief.
3.11.
Uit het vorenstaande volgt dat de looptijd van de wsnp zal worden verkort tot 30 september 2025. Dit betekent dat de bewindvoerder onverwijld nadat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, moet over gaan tot het opmaken van een slotuitdelingslijst (artikel 356 Fw).
3.12.
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtsbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 26 juni 2025 en opnieuw rechtdoende:
4.2.
stelt vast dat [schuldenaar] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en bepaalt dat deze toerekenbare tekortkomingen gezien hun bijzondere aard buiten beschouwing blijven (aan [schuldenaar] wordt een schone lei verleend).
4.3.
verkort de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [schuldenaar] tot 30 september 2025;
4.4.
verstaat dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend wordt, waarna de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt conform artikel 358 lid 1 Fw niet langer afdwingbaar zijn en dat daarmee aan [schuldenaar] de schone lei wordt verleend.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. De Waele, N.M. Brouwer en J.G.B. Pikkemaat, bij afwezigheid van de voorzitter door mr. H.L. Wattel in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken en ondertekend ter openbare terechtzitting van 30 september 2025.