In deze zaak heeft de moeder van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die de uithuisplaatsing van de kinderen heeft verlengd tot 5 oktober 2025. De moeder is het niet eens met het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI), die stelt dat terugplaatsing bij de moeder niet aan de orde is en dat de moeder moet werken aan haar persoonlijke ontwikkeling. De kinderen zijn sinds 5 juli 2023 uit huis geplaatst en verblijven in een gezinshuis. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar omgang met de kinderen, maar de GI en de raad voor de kinderbescherming zijn van mening dat de moeder nog niet in staat is om de kinderen zelf op te voeden. Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd en de zitting vond plaats op 2 september 2025. Het hof oordeelt dat de uithuisplaatsing terecht is verlengd en dat het perspectiefbesluit niet dragend is voor de beslissing over de uithuisplaatsing. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd en het verzoek van de moeder wordt afgewezen.