ECLI:NL:GHARL:2025:5988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
200.353.818/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorlopige zorgregeling en verzoeken om digitale deelname en aanhouding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een voorlopige zorgregeling die door de rechtbank Gelderland is vastgesteld. De moeder, wonende in Turkije, heeft verzocht om digitale deelname aan de mondelinge behandeling en om aanhouding van de behandeling. Het hof heeft beide verzoeken afgewezen, omdat het in het belang van de minderjarige is dat de procedure voortvarend wordt behandeld. De moeder heeft gesteld dat zij niet in staat is om naar Nederland te komen vanwege financiële en veiligheidsredenen, maar het hof oordeelt dat zij onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoeken. De vader heeft verweer gevoerd en stelt dat de moeder probeert de procedure te vertragen. Het hof maakt zich zorgen over de situatie van de minderjarige, die door de keuze van de moeder om in Turkije te blijven, wordt onttrokken aan het ouderlijk gezag en de hechtingsband met de vader verstoord wordt. Het hof wijst de verzoeken van de moeder af en benadrukt het belang van een spoedige beslissing in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.353.818/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 440926
beschikking van 2 oktober 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] , Turkije,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Gürcan
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A.H. Vullings.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 juli 2025;
- het verweerschrift.
- een journaalbericht van mr. E. Gürcan van 15 september 2025 met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 september 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige] , geboren [in] 2023 in [woonplaats2] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
2.2
De rechtbank Gelderland heeft bij beschikking van 24 januari 2025 een voorlopige zorgregeling vastgesteld, voor de duur van de bodemprocedure, inhoudende:
- dat [de minderjarige] met ingang van 3 januari 2025 bij de vader verblijft:
  • in de ene week (week 1) van maandagochtend tot en met dinsdagavond 18.30 uur, van woensdagavond 18.30 uur tot donderdagavond 18.30 uur en vanaf zaterdagochtend 09.00 uur tot maandagochtend in week 2;
  • in de andere week (week 2) van maandagochtend tot dinsdagavond 18.30 uur, van woensdagavond 18.30 uur tot donderdagavond 18.30 uur en vanaf zondagavond 18.30 uur tot maandagochtend in de daaropvolgende week (week 1);
  • waarbij geldt dat de vader op deze dagen samen met [de minderjarige] in zijn woning in [woonplaats2] verblijft om voor haar te zorgen en de moede elders verblijft;
- dat [de minderjarige] met ingang van 3 januari 2025 bij de moeder verblijft:
  • in de ene week (week 1) van dinsdagavond 18.30 uur tot woensdagavond 18.30 uur en van donderdagavond 18.30 uur tot zaterdagochtend 09.00 uur;
  • in de andere week (week 2) van dinsdagavond 18.30 uur tot woensdagavond 18.30 uur en van donderdagavond 18.30 uur tot zondagavond 18.30 uur;
  • waarbij geldt dat de moeder op deze dagen samen met [de minderjarige] in de woning van de vader in [woonplaats2] verblijft om voor haar te zorgen en de vader elders verblijft.
2.3
De bodemprocedure bij de rechtbank is aangehouden in afwachting van een onderzoek door de raad.
2.4
Op 27 december 2024 is de moeder met [de minderjarige] naar Turkije vertrokken, waar zij sindsdien verblijven.

3.De omvang van het geschil

In geschil zijn de voorlopige voorzieningen die de moeder heeft verzocht ten aanzien van
de toevertrouwing van [de minderjarige] en het verkrijgen van vervangende toestemming om voor de duur van de bodemprocedure bij de rechtbank met [de minderjarige] in Turkije te verblijven. Deze verzoeken zijn door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, bij beschikking provisionele voorzieningen van 10 april 2025 (hierna: de bestreden beschikking) afgewezen. De moeder verzoekt het hof in hoger beroep alsnog de door haar gevraagde provisionele voorzieningen toe te wijzen. De vader voert verweer.

4.De beoordeling van het verzoek

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1
Omdat de vader en [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben en de moeder de Turkse nationaliteit heeft, draagt de zaak een internationaal karakter. Op grond van artikel 7 van Brussel II-ter (EU 2019/1111) is de Nederlandse rechter bevoegd van dit geschil kennis te nemen omdat [de minderjarige] op het moment van indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank haar gewone verblijfplaats in Nederland had.
4.2
De rechtbank heeft Nederlands recht toegepast. Ten aanzien van het toepasselijk recht zijn geen grieven opgeworpen, zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
Het verzoek om digitale deelname
4.3
De moeder heeft het hof verzocht om deelname aan de mondelinge behandeling in hoger beroep door middel van een digitale verbinding. Het hof heeft dit verzoek afgewezen. De moeder heeft het hof vervolgens verzocht om de afwijzing te heroverwegen en zij heeft nogmaals verzocht om digitale deelname aan de mondelinge behandeling. Ook dit verzoek is door het hof afgewezen.
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder geen klemmende redenen aangevoerd waarom zij niet in staat is om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. De moeder heeft gesteld dat zij geen financiële middelen heeft om tijdelijke huisvesting in Nederland te regelen, dat zij [de minderjarige] niet alleen in Turkije kan achterlaten en haar ook niet mee kan nemen naar Nederland. Bovendien zou de moeder zich niet veilig voelen in Nederland en stelt zij niet te beschikken over een geldige verblijfsvergunning die haar het recht geeft om legaal Nederland binnen te komen of te verblijven. Volgens de moeder wordt haar het recht op een eerlijk proces en haar recht op eerbiediging van het gezinsleven onterecht onthouden wanneer zij niet door middel van een digitale verbinding kan deelnemen aan de mondelinge behandeling bij het hof.
De door de moeder aangevoerde gronden zijn niet nader gemotiveerd en op geen enkele wijze onderbouwd met relevante bewijsstukken. Naar het oordeel van het hof was het voor de moeder dan ook mogelijk om naar de mondelinge behandeling bij het hof te komen en gehoord te worden, waardoor haar rechten om een toelichting op haar appèlschrift te geven voldoende zijn gewaarborgd. Voor zover de moeder zich beroept op haar verblijf in Turkije wijst het hof erop dat deze situatie en de gevolgen daarvan door haar zelf in het leven zijn geroepen, hetgeen op zich reeds voldoende grond is om het verzoek af te wijzen. In zaken als de onderhavige, waarin het gaat om familierechtelijke betrekkingen, acht het hof bovendien van groot belang dat partijen fysiek aanwezig zijn, temeer nu dit ook nog steeds het uitgangspunt is van een mondelinge behandeling. Tot slot dient de beslotenheid van een mondelinge behandeling, waarbij zoals in casu mogelijk ook nog de aanwezigheid van een tolk wenselijk is, gewaarborgd te zijn en daarvan is uit de verzoeken van de moeder evenmin gebleken.
Het verzoek om aanhouding
4.4
De advocaat van de moeder heeft op de ochtend van de mondelinge behandeling bij het hof om uitstel verzocht. De advocaat heeft gesteld dat hij door ziekte niet in staat was om naar de mondelinge behandeling bij het hof te komen.
4.5
Op grond van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven wordt een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling, later ingediend dan binnen twee weken na de oproeping, slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.
4.6
De vader en de raad zijn voorafgaand aan de inhoudelijke mondelinge behandeling bij het hof in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling van de moeder. De vader heeft zich met klem tegen dit verzoek verzet. Hij stelt zich op het standpunt dat de procedure hierdoor wederom onnodig wordt vertraagd. Bij de vader ontstaat de indruk dat de moeder procedures probeert te traineren en ervoor probeert de zorgen dat [de minderjarige] zo lang mogelijk in Turkije verblijft zodat zij daar geworteld raakt. Hiertoe voert de vader ter zitting nog aan dat door de moeder op de laatst mogelijke dag een beroepschrift is ingediend tegen de bestreden beschikking, die uitsluitend ziet op de namens de moeder verzochte provisionele voorzieningen. Daarnaast heeft de moeder recent, op
12 september 2025, een klacht ingediend tegen de raadsonderzoeker, waardoor het raadsonderzoek in de bodemprocedure bij de rechtbank nu in afwachting van de behandeling van de klacht, is stilgelegd. Ook de bodemprocedure zelf ligt nu stil. Voor de vader speelt ook mee dat op 13 november 2025 de inhoudelijke behandeling start van de teruggeleidingszaak, (die gaat over internationale kinderontvoering van [de minderjarige] ) bij de rechtbank in Turkije. De uitkomst van deze procedure bij het hof kan hiervoor van belang zijn. De vader stelt op grond hiervan belang te hebben bij behandeling van deze voorlopige voorzieningenprocedure en vraagt het hof het verzoek van de moeder tot uitstel af te wijzen.
4.7
De raad heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat uitstel van de mondelinge behandeling van deze procedure het onderzoek door de raad verder vertraagt. De raad heeft namelijk in afwachting van de juridische procedures en de behandeling van de recente klacht van de moeder het onderzoek tijdelijk stilgelegd. Indien deze procedure wordt aangehouden zal het onderzoek door de raad mogelijk nog langer stilliggen. Dit vindt de raad niet in het belang van [de minderjarige] . Het is in haar belang dat er zo spoedig mogelijk beslissingen worden genomen.
4.8
Het hof wijst het verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling in hoger beroep af. Het gaat hier om door de moeder gevraagde voorlopige voorzieningen die naar zijn aard om een voortvarende behandeling vergen. Het hof constateert dat door de moeder op de laatst mogelijke dag appèl is ingesteld en zij bij de raad op 12 september 2025 een klacht heeft ingediend, nadat de raad heeft aangekondigd om ambtshalve een uitbreiding van het onderzoek naar een kinderbeschermingsonderzoek door te gaan voeren, waardoor het raadsonderzoek, en de voortgezette behandeling van de bodemprocedure bij de rechtbank is komen stil te liggen. Op 13 november 2025 wordt de inhoudelijke behandeling van de teruggeleidings-zaak in Turkije behandeld. Het hof is van mening dat het in het belang van [de minderjarige] is dat er zo snel mogelijk een beschikking komt, zodat de andere procedures tussen partijen en het onderzoek door de raad niet nog meer vertraging oplopen. De moeder heeft in haar verzoek om digitale deelname expliciet te kennen gegeven niet naar Nederland te willen en (volgens haar) te kunnen komen, en is niet ter zitting verschenen. De moeder, die bovendien de eerder door de rechtbank op 24 januari 2025 vastgestelde zorgregeling niet nakomt, kiest voor een proceshouding waar het hof vraagtekens bij plaatst. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de weigering van de moeder om rechterlijke uitspraken na te komen is ingegeven door de gedachte aldus worteling van [de minderjarige] in Turkije te bewerkstelligen. Gezien deze gang van zaken, afgezet tegen het zwaarwegende belang van [de minderjarige] en het belang van de vader bij een spoedige beslissing op de gevraagde voorlopige voorzieningen, is het hof van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een klemmende reden voor aanhouding van de mondelinge behandeling.
Inhoudelijke beoordeling
4.9
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. Deze bepaling is ook van toepassing in een verzoekschriftprocedure. Een voorlopige voorziening is een tijdelijke beslissing, die geldt voor de duur van de procedure. De verzoeker moet in die zin belang hebben bij het verzoek dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
Standpunten
4.1
De moeder stelt dat zij niet in staat is om met [de minderjarige] naar Nederland terug te keren. Zij zou niet langer over een geldige verblijfsvergunning voor Nederland beschikken en ze heeft ook geen passende verblijfplaats in Nederland. Volgens de moeder was er in de relatie met de vader sprake van een patroon van dwingende controle. Hierdoor vertoont de moeder patronen van angst en depressie, zij is hiervoor in therapie bij een psycholoog. Zij stelt dat [de minderjarige] een stabiele en ondersteunende omgeving nodig heeft om haar door de moeder gestelde ontwikkelingsproblemen adequaat aan te pakken. [de minderjarige] is in Turkije onderzocht door een multidisciplinair team van specialisten. [de minderjarige] ontvangt nu regelmatig logopedie en ergotherapie via het publieke gezondheidsstelsel in Turkije. Volgens de moeder bestaat er bij [de minderjarige] een vermoeden van een autismespectrum stoornis. Hierdoor is zij buitengewoon gevoelig voor stress, veranderingen in routine en instabiliteit. [de minderjarige] zou geen Nederlands spreken en zij is volgens de moeder inmiddels geworteld in Turkije. De moeder vindt het in het belang van [de minderjarige] dat zij voor de duur van de procedure met de moeder in Turkije blijft.
4.11
De vader is het hier niet mee eens. Volgens de vader is er nooit sprake geweest van een onveilige situatie voor de moeder en [de minderjarige] . Hij betwist ten stelligste de aantijgingen van de moeder over dwingende controle. De moeder gebruikt dit argument volgens de vader enkel om de ontvoering van [de minderjarige] naar Turkije te kunnen rechtvaardigen. Hij stelt dat de moeder beschikt over een verblijfsvergunning die geldig is tot 13 februari 2027. Mocht de moeder de verblijfsvergunning toch verliezen, kan zij volgens de vader op grond van het ‘Chavez-Vilchez-verblijfsrecht’ ( [de minderjarige] heeft de Nederlandse nationaliteit en haar gewone verblijfplaats in Nederland) opnieuw een verblijfsvergunning verkrijgen. Volgens de vader heeft de moeder genoeg opties voor huisvesting in Nederland. Hij heeft ook aangeboden dat de moeder met [de minderjarige] tijdelijk in zijn woning kan verblijven. De door de moeder gestelde zorgen over [de minderjarige] worden door de vader betwist. Bij het laatste bezoek aan het consultatiebureau scoorde [de minderjarige] alleen op haar taalontwikkeling een -1, maar dit was volgens de jeugdverpleegkundige niet ongewoon. Een doorverwijzing naar een kinderarts was niet noodzakelijk. De vader stelt dat het feit dat de moeder [de minderjarige] abrupt bij haar vader en uit de haar vertrouwde omgeving heeft weggehaald kan leiden tot ‘early life stress’, wat weer kan leiden tot ontwikkelingsachterstanden. Indien de moeder gevolgd wordt in haar standpunt dat er in de afgelopen maanden een ontwikkelingsachterstand is ontstaan, dan is dit volgens de vader aan de handelingen van de moeder te wijten. Volgens de vader kan [de minderjarige] in Nederland, indien nodig, ook de juiste zorg krijgen. Hij vreest dat de moeder obsessief bezig is met de gezondheid van [de minderjarige] en dat zij haar eigen belangen voor die van [de minderjarige] stelt.
4.12
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd om de verzoeken van de moeder af te wijzen. De raad vindt het niet in het belang van [de minderjarige] dat zij momenteel met de moeder in Turkije verblijft. [de minderjarige] kan vanuit Turkije geen goede hechtingsrelatie opbouwen met haar vader. Hiervoor moet zij haar vader kunnen voelen en ruiken en is contact via beeldbellen niet voldoende. [de minderjarige] krijgt nu niet de kans om op te groeien met haar beide ouders. Deze situatie is ontstaan door de keuze van de moeder om zonder toestemming met [de minderjarige] in Turkije te blijven en de eerdere beschikking over de zorgregeling niet na te komen. De raad noemt de situatie van [de minderjarige] zorgwekkend. De vele (medische) onderzoeken waaraan zij momenteel in Turkije wordt blootgesteld vindt de raad niet in haar belang. Volgens de raad lijkt het erop dat waar de moeder niet het juiste antwoord krijgt er door haar verder wordt gezocht naar het antwoord dat gewenst is. [de minderjarige] wordt hiermee belast. De raad heeft aangegeven dat aan de zijde van de raad een vermoeden bestaat van Münchhausen bij proxy/mishandeling door falsificatie, een vorm van kindermishandeling. Volgens de raad is het in het belang van [de minderjarige] dat zij zo snel mogelijk terugkeert naar Nederland. In Nederland kan [de minderjarige] ook alle noodzakelijke zorg krijgen, kan het raadsonderzoek beter worden uitgevoerd en kan [de minderjarige] contact hebben met haar vader op een wijze die in haar belang is.
Oordeel van het hof
4.13
Het hof zal de verzoeken van de moeder afwijzen. Evenals de raad maakt het hof zich ernstige zorgen om de situatie van [de minderjarige] . Door de keuze van de moeder, om zonder toestemming en tegen de beschikking van de rechtbank in, met [de minderjarige] in Turkije te blijven, verstoort zij de hechtingsband tussen [de minderjarige] en de vader en onttrekt zij [de minderjarige] aan het ouderlijk gezag. Het is in het belang van [de minderjarige] en haar verdere ontwikkeling dat er zo snel mogelijk fysiek contact komt met de vader. Ook in het kader van het onderzoek door de raad is het van belang dat [de minderjarige] en de moeder in Nederland verblijven. Het hof maakt zich ook ernstige zorgen over de omstandigheden waarin [de minderjarige] bij de moeder verkeert. De vele onderzoeken waaraan zij onderworpen wordt vindt het hof niet in het belang van een meisje van bijna twee jaar.
4.14
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder bovendien geen belang bij haar verzoek in de zin dat van haar niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemzaak afwacht. De moeder verblijft immers al met [de minderjarige] in Turkije. Het lijkt er daarnaast op dat de moeder bewust de procedures bij het hof en de rechtbank probeert te vertragen, om zoveel mogelijk tijd te laten verstrijken waarin [de minderjarige] met haar in Turkije verblijft. Door de moeder is op de laatst mogelijke dag hoger beroep ingesteld. Dit is niet passend bij een verzoek in het kader van een provisionele voorziening, waarin gesteld wordt dat niet gevergd kan worden dat de afloop in de bodemzaak afgewacht wordt zonder dat er een provisionele voorziening wordt getroffen. Het hof neemt hierin ook mee dat door de moeder in de bodemzaak bij de rechtbank een klacht is ingediend tegen de raadsonderzoeker, waardoor de bodemprocedure bij de rechtbank ook vertraging heeft opgelopen.

5.De beslissing

Het hof:
wijst de verzoeken van de moeder af;
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en
D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op 2 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.