Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
30 september 2025
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De ondergetekende:
- [belanghebbende] zich er op basis van het Uitvoeringsreglement toe verbindt de in het Uitvoeringsreglement bedoelde pensioenregeling(en) uit te voeren voor de werkgevers zoals gedefinieerd in artikel 1.1,
- de pensioenuitvoering door [belanghebbende] voor de werkgevers haar oorzaak vindt in het arbeidsvoorwaardenpakket dat de werkgevers aan hun werknemers bieden,
- [belanghebbende] in artikel 2.1 van het Uitvoeringsreglement, onder verwijzing naar par. 9.1 van de ABTN, reeds heeft bepaald dat [belanghebbende] een vergoeding ofwel opslag (hierna: "vergoeding") ontvangt van de werkgevers voor de uitvoering van de pensioenregeling(en),
- [belanghebbende] middels dit Addendum nogmaals benadrukt dat zij de werkgevers een vergoeding in rekening brengt voor pensioenuitvoering, dit vanwege het zelfstandige belang dat wordt gehecht aan het uitvoeren van de pensioenregelingen door [belanghebbende] voor de werkgevers tegen de overeengekomen vergoeding,
- ook uit het bepaalde in de Pensioenwet, meer in het bijzonder uit artikel 128 Pensioenwet, reeds volgt dat [belanghebbende] een vergoeding voor pensioenuitvoering toekomt.
1. Inleiding
2.Deelname aan de pensioenregeling
5.De inhoud van de pensioenregeling
8.Het te voeren indexatie- en kortingsbeleid
- de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds per einde van een kalenderkwartaal niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen en het pensioenfonds niet in staat is om via het herstelplan aan te tonen dat het pensioenfonds binnen een termijn van tien jaar (2015 twaalf jaar, 2016 elf jaar) een beleidsdekkingsgraad heeft hoger of gelijk aan het vereist eigen vermogen. In deze situatie wordt in principe 1/10 ((2015 1/12 en 2016 1/11) van het verschil tussen de in het herstelplan geprognosticeerde beleidsdekkingsgraad (per einde herstelplan) en het vereist eigen vermogen gekort. Indien de korting minder dan 1% bedraagt wordt door het bestuur per kortingsgeval bekeken of er valide argumenten zijn om de korting in één keer te nemen. Bij valide argumenten voor korting in één keer zal het bestuur het VO om advies vragen;
- de beleidsdekkingsgraad gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar na ingang van een herstelplan niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. In deze situatie neemt het pensioenfonds binnen zes maanden maatregelen die ertoe leiden dat direct wordt voldaan aan het minimaal vereist eigen vermogen. De korting wordt in dit geval vastgesteld als het verschil tussen de actuele dekkingsgraad en het minimaal vereist eigen vermogen. De korting wordt in principe over een periode van 10 jaar uitgesmeerd. Indien de korting minder dan 1% bedraagt wordt door het bestuur per kortingsgeval bekeken of er valide argumenten zijn om de korting in één keer te nemen. Bij valide argumenten voor korting in één keer zal het bestuur het VO om advies vragen;
- alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet of artikel 139 van de Pensioenwet.
9.Het premiebeleid
10.Beleggingsbeleid
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
dus inclusief het verzekeringsrisico, onder te brengen bij een pensioenuitvoerder, rekening houdend met de afspraken die daarover in het (collectieve) arbeidsvoorwaardenoverleg zijn gemaakt (zie 2.2).
- de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen;
- de opslag die nodig is voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende vereiste eigen vermogen;
- de opslag die nodig is voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten van het pensioenfonds; en
- in bepaalde situaties - de premie die actuarieel benodigd is ten behoeve van toeslagverlening.
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
30 september 2025
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).