ECLI:NL:GHARL:2025:6010

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
24/972
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar Wet WOZ en vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen onroerendezaakbelasting niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen geldige volmacht was overgelegd door de gemachtigde van belanghebbende, mr. [naam1]. De heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard had belanghebbende verzocht om een correcte volmacht, maar deze was niet tijdig ingediend. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de bezwaren niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de ingediende volmacht betrekking had op een ander belastingjaar (2020) en niet op het jaar 2022 waarvoor de bezwaren waren ingediend. Belanghebbende had ook een verzoek om schadevergoeding ingediend voor overschrijding van de redelijke termijn, maar het Hof oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden, aangezien de uitspraak binnen twee jaar na indiening van het hoger beroep was gedaan. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/972
uitspraakdatum: 30 september 2025
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 27 maart 2024, nummer ARN 22/3660, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van vijf onroerende zaken in [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het jaar 2022 vastgesteld. Tegelijk met deze beschikkingen heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de daartegen gemaakte bezwaren bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [naam1] , namens belanghebbende, alsmede [naam2] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Bij brief van 24 maart 2022, ontvangen door de heffingsambtenaar op 28 maart 2022, heeft mr. [naam1] (hierna: [naam1] ) op naam van belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij het bezwaarschrift is geen machtiging gevoegd.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft [naam1] bij brief van 8 april 2022 verzocht binnen 10 dagen na dagtekening van deze brief een volmacht over te leggen waarin belanghebbende toestemming geeft zich in de bezwaarprocedure door [naam1] te laten vertegenwoordigen. Daarbij heeft de heffingsambtenaar [naam1] erop gewezen dat als niet of niet binnen de genoemde termijn een volmacht wordt ingediend, het bezwaarschrift niet verder in behandeling wordt genomen en niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.3.
In reactie op deze brief heeft [naam1] op 13 april 2022 een machtiging ingediend waarop bovenaan met pen is geschreven “2020” en onderaan bij de ondertekening “30/11/2020”. Bij deze machtiging heeft [naam1] een e-mail gevoegd van 30 november 2020 met als onderwerp “RE: Gescande Bijlage volmacht 2020” van [belanghebbende] gericht aan [naam1] waarin is geschreven:
“Dag [naam1] ,
Jij ook nog bedankt voor je plezierige bezoek. Je bent zeker welkom om samen nog eens een glas te drinken. De verbouwing zou 3° week van januari moeten beginnen.
Daarom bijgaand de volmacht over 2020. Ik hoop dat je plan zal slagen.
(…)
Ik hoor graag van je vorderingen, groeten!
[belanghebbende] ”
2.4.
De heffingsambtenaar heeft [naam1] bij brief van 20 april 2022 medegedeeld dat de ingediende volmacht betrekking heeft op de bezwaarprocedure over het belastingjaar 2020, en heeft [naam1] alsnog in de gelegenheid gesteld binnen 10 dagen een correcte en geldige volmacht aan te leveren. Daarbij heeft de heffingsambtenaar [naam1] wederom erop gewezen dat als niet of niet binnen de genoemde termijn een volmacht wordt ingediend, het bezwaarschrift niet verder in behandeling wordt genomen en niet-ontvankelijk wordt verklaard. Op deze brief is door [naam1] niet gereageerd.
2.5.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren op 11 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een volmacht.

3.Geschil

In geschil is of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
[naam1] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, in de bezwaarfase geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd is namens belanghebbende bezwaar te maken tegen de voor het jaar 2022 vastgestelde WOZ-beschikkingen en/of de aanslagen onroerendezaakbelasting. De enkele verwijzing naar de voor het jaar 2020 afgegeven machtiging waarin is opgenomen dat deze ook geldt voor “het schikken in de vorm van een meerjarig fiscaal compromis (maximaal tot en met 2022)”, laat onverlet dat die machtiging wat betreft het indienen van een bezwaarschrift - gelet op de inhoud van de machtiging in combinatie met het met pen geschreven jaartal 2020 - beperkt is tot het jaar 2020, hetgeen ook wordt bevestigd door de meegezonden e-mail (zie 2.3).
4.2.
Aangezien [naam1] het verzuim niet heeft hersteld binnen een hem daartoe gestelde termijn, heeft de heffingsambtenaar de bezwaren naar het oordeel van het Hof terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
Belanghebbende heeft in het hogerberoepschrift een verzoek om vergoeding van immateriële schade gedaan voor de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hogerberoepschrift is op 9 april 2024 door het Hof ontvangen en het Hof doet heden uitspraak. Met deze uitspraak beslist het Hof op het hoger beroep binnen twee jaar nadat het is ingesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden en dat daarom geen aanleiding bestaat voor toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, en
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is op 30 september 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De raadsheer,
(E.D. Postema) (A.E. Keulemans)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.