5.4Het oordeel van het hof
Het hof sluit zich aan bij de navolgende bewijsoverwegingen van de rechtbank en neemt deze over (cursief weergegeven) en zal die aanvullen en/of verbeteren waar nodig. Daar waar in het cursieve deel staat “de rechtbank”, moet gelezen worden: “het hof”.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1]
Materiële schade
Vast staat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit
rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde per
schadepost beoordelen.
Schade aan de auto
De in voldoende mate onderbouwde schade aan de auto van € 819,17 zal worden
toegewezen.
Eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 417,88 zullen worden
toegewezen.
Schadeposten Studievertraging en Verlies van verdienvermogen
In de vordering staat achter deze schadeposten opgenomen dat de bedragen nog vólgen. Nu
deze schade nog niet concreet is begroot zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien
van deze twee schadeposten niet- ontvankelijk verklaren.
Schadepost parkeerkosten
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 73,50 zullen worden
Schadepost reiskosten
De rechtbank zal de in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste reiskosten, met
uitzondering van de reiskosten voor het getuigenverhoor bij de Rechter-Commissaris op 11
september 2023, toewijzen tot het bedrag van € 576,18. Voor het overige wijst zij de
vordering af.
Schadeposten mantelzorg en huishoudelijke hulp
De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten niet met stukken zijn onderbouwd en dat
onvoldoende is toegelicht waarom mantelzorg en huishoudelijk hulp noodzakelijk waren.Het hof zal daarom beide schadeposten niet-ontvankelijk verklaren.
Schadepost beschadigde kleding
De rechtbank stelt vast dat deze schadepost niet staat opgenomen in het voegingsformulier.
In de bijlage bij het voegingsformulier staat in een tabel een bedrag van € 211,45 genoemd
bij de schadepost ‘beschadigde kleding’, onderbouwd met foto’s. De rechtbank gaat ervan uit dat dit bedrag onderdeel is van de vordering tot vergoeding van materiële schade. Op de
foto’s bij de vordering is een kapotte broek te zien en een vest met een bloedvlek. De
rechtbank vindt het voldoende onderbouwd dat er schade is aan de broek en het vest als
gevolg van het bewezen verklaarde, maar het bedrag van € 211,45 is verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank schat deze schade óp € 70,00 en wijst de vordering voor het overige af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 1.956,73 aan materiële schade toewijsbaar.
Immateriële schade
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel
ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het
toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet
voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 5.000,00
toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 6.956,73 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk
aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de
betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.956,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 69 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de
betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook
indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3]
Materiële schade
Door benadeelde partij wordt een bedrag van 53,85 gevorderd wegens het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk
letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het
toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet
voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.000,00
toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 1.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk
aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de
betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald/zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling
is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2]
Materiële schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit
rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de door de vordering van de benadeelde per schadeposten beoordelen.
Schadepost kleding en schoenen
De rechtbank stelt vast dat door het geweld richting aangever zijn kleding en schoenen
beschadigd zijn geraakt. De rechtbank acht de gevorderde bedragen voor de diverse
kledingstukken en schoenen voldoende onderbouwd en zal daarom het volledige bedrag van
264,18 toewijzen.
Schadepost fiets
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 377,85 gevorderd voor het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Schadepost medicatie
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 64,65 zullen worden
toegewezen.
Schadepost medische kosten
Het hof stelt vast dat deze kosten zien op een medische GGZ-behandeling van de benadeelde partij op 14 januari 2025. Het hof acht deze schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 94,44 toewijzen.
Schadepost gederfde inkomsten (Jumpsquare)
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de
mishandeling niet in staat was om te werken.De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de werkgever van het slachtoffer kan worden aangesproken op doorbetaling van loon, en dat deze schade dus niet voor rekening van de verdachte komt. Het enkele feit dat naast de verdachte een mogelijke derde ook door de benadeelde partij kan worden aangesproken op de door hem geleden schade, ontslaat de verdachte echter niet van zijn eigen aansprakelijkheid jegens de benadeelde partij.
De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 49,25 dan ook toewijzen.
Schadepost stagevergoeding
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de
mishandeling niet in staat was om te beginnen met zijn stage bij Voetbalvereniging
Zeewolde. De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde
bedrag van € 164,00 dan ook toewijzen.
Schadepost parkeerkosten ziekenhuis en reiskosten diverse zorgverleners
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 156,04 zullen worden
toegewezen.
Schadepost reiskosten werk en stage
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de
mishandeling niet in staat was om te werken.De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de het stagebedrijf kan worden aangesproken op betaling, en dat deze schade dus niet voor rekening van verdachte komt. Het enkele feit dat een mogelijke derde naast de verdachte ook door de benadeelde partij kan worden aangesproken op de door hem geleden schade, ontslaat de verdachte echter niet van zijn aansprakelijkheid jegens de benadeelde partij. Naar het oordeel van het hof is de schadepost voldoende onderbouwd. Het hof zal het gevorderde bedrag van € 98,67 dan ook toewijzen.
Proceskosten
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 119,16 aan reiskosten gevorderd, die onder
ander zien op OV-kosten die gemaakt zijn voor een bezoek aan zijn advocaat en officier van
justitie en de reiskosten die zijn gemaakt om een zitting bij te wonen. Op grond van art. 238
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen reis- en verblijfkosten slechts voor
vergoeding in aanmerking voor zover in persoon - dat wil zeggen: zonder gemachtigde
(advocaat) — wordt geprocedeerd. Nu benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat zal de rechtbank het gevorderde bedrag dan ook afwijzen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 891,23 aan materiële
schade toewijsbaar.
Immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk
letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het
toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Het gevorderde bedrag als vergoeding voor deze schade komt de rechtbank te hoog voor, gelet op de
schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De
rechtbank acht een vergoeding van € 1.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 2.391,23 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk
aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de
betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.391,23, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 4]
Materiele schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit
rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij per schadeposten beoordelen.
Schadepost medische kosten - reis-/parkeerkosten
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 133,66 zullen worden
toegewezen.
Schadepost ziekenhuisdaggeldvergoeding
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 35,00 zullen worden
toegewezen.
Schadepost medische kosten- medicatie
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 36,42 zullen worden
toegewezen.
Schadepost reiskosten - overig
Benadeelde partij heeft een bedrag van € 227,24 aan reiskosten gevorderd die zijn gemaakt
om zijn auto op te halen in [plaats] . De rechtbank acht deze schadepost voldoende
onderbouwd nu het voor benadeelde partij, vanwege zijn gebroken arm, niet mogelijk was
om zelf weer terug naar huis te rijden. De rechtbank vindt ook de gemaakte reiskosten voor
het doen van aangifte toewijsbaar als redelijke kosten voor het vaststellen van
aansprakelijkheid of schade.
Schadepost bril
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 150,00 zullen worden
toegewezen.
Schadepost horloge
De rechtbank zal gevorderde schade van € 305,00 voor het beschadigde horloge afwijzen nu
onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van schade en dat die is ontstaan door het bewezen verklaarde.
Schadepost band van de bus
De rechtbank zal de gevorderde schade van € 166,16 afwijzen nu er geen rechtstreeks
verband is met het bewezen verklaarde.
Schadepost gederfde inkomsten
Het hof zal ten aanzien van de gederfde inkomsten aansluiting zoeken bij de
berekening zoals deze door de advocaat van benadeelde partij is gemaakt
.Dit betekent concreet dat het hof een bedrag tot € 8.835,01 zal toewijzen. Het hof wijst de vordering voor het overige af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van€ 9.417,33
aan materiële schade toewijsbaar.
Immateriële schade
Ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk
letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het
toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet op de
schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, zal de
rechtbank het gevorderde bedrag matigen. De rechtbank heeft bij het bepalen van het
schadebedrag aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. De
rechtbank vindt met inachtneming hiervan een vergoeding van € 3.500,00 voor de geleden
immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 12.971,33 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 21 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 12.971,33, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 99 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 141, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen ten aanzien van de benadeelde partijen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-035727-23 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.956,73 (zesduizend negenhonderdzesenvijftig euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 1.956,73 (duizend negenhonderdzesenvijftig euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 161,91 (honderdeenenzestig euro en eenennegentig cent) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-035727-23 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.956,73 (zesduizend negenhonderdzesenvijftig euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 1.956,73 (duizend negenhonderdzesenvijftig euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 69 (negenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 februari 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-035727-23 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.391,23 (tweeduizend driehonderdeenennegentig euro en drieëntwintig cent) bestaande uit € 891,23 (duizend vierentwintig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-035727-23 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.391,23 (tweeduizend driehonderdeenennegentig euro en drieëntwintig cent) bestaande uit € 891,23 (duizend vierentwintig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 februari 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-035727-23 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-035727-23 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 februari 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-002317-24 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.971,33 (twaalfduizend negenhonderdeenenzeventig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 9.417,33 (negenduizendvierhonderdenzeventien euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-002317-24 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.971,33 (twaalfduizend negenhonderdeenenzeventig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 9.417,33 (negenduizendvierhonderdenzeventien euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 99 (negenennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 januari 2023.
Bevestigthet vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en L.M.G. de Weerd, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. van de Ruitenbeek, griffier,
en op 3 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 3 oktober 2025.
Tegenwoordig:
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. C. Rijnaarts, advocaat-generaal,
mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.