ECLI:NL:GHARL:2025:6105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
200.356.385
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overeenstemming zorgregeling na advies van de raad voor de kinderbescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige1] na de echtscheiding van de ouders. Het huwelijk van de partijen is ontbonden op 30 augustus 2023. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1], geboren in 2021. In een ouderschapsplan hebben zij afspraken gemaakt over de zorgverdeling, maar deze zijn in de loop van de tijd gewijzigd. De vader is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 9 april 2025 een zorgregeling heeft vastgesteld. De vader verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, waarbij hij meer tijd met [de minderjarige1] wil doorbrengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2025 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders verslechterd is en dat dit schadelijk is voor [de minderjarige1]. De vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de zorgregeling te herzien om de belasting voor [de minderjarige1] te verminderen. Na overleg hebben de ouders overeenstemming bereikt over de voorgestelde regeling van de raad. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de zorg- en opvoedingstaken opnieuw verdeeld, waarbij de regeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere ouder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.356.385
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 586206)
beschikking van 7 oktober 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. van Es,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Wielinga-van Dillen

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 april 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 juli 2025;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Es van 25 augustus 2025 met producties en
- een journaalbericht van mr. Van Es van 26 augustus 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder bijgestaan door haar advocaat en
- een vertegenwoordiger namens de raad.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand op 30 augustus 2023.
3.2
Partijen zijn de ouders van: [de minderjarige1] , geboren [in] 2021 in [plaats1] .
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] .
3.3
De ouders hebben destijds in een ouderschapsplan afgesproken dat:
- [de minderjarige1] eenmaal per twee weken bij de vader zal verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- in de week dat er geen omgangsweekend is, verblijft [de minderjarige1] na dat weekend bij de vader van dinsdag 17.00 uur tot woensdag 17.00 uur.
Dit ouderschapsplan is aan de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Gelderland van 27 juli 2023 gehecht.
Tot begin 2025 werd alleen uitvoering gegeven aan de weekendregeling door de ouders.
3.4
De ouders hebben in januari 2025 een aanvullend ouderschapsplan opgesteld en afgesproken dat:
- tot februari 2025 een tijdelijke regeling geldt waarbij [de minderjarige1] om het weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft. Daarnaast verblijft [de minderjarige1] bij de vader om de week van woensdag 17.00 uur tot donderdag 18.00 uur;
- vanaf februari 2025 tot aan het moment dat [de minderjarige1] naar de basisschool gaat zal [de minderjarige1] om het weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven, alsmede iedere week van woensdag 17.00 uur tot donderdag 18.00 uur;
- vanaf het moment dat [de minderjarige1] op de basisschool zit, zal er een zorgregeling gelden waarbij [de minderjarige1] bij de vader verblijft vanaf vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur en elke week op een doordeweekse dag (
over deze doordeweekse dag is nog geen overeenstemming bereikt tussen partijen. Dit punt wordt voorgelegd aan de rechtbank)en
- vakanties en feestdagen tussen de ouders door de helft worden gedeeld waarbij in principe hele vakantieweken worden aangehouden. De ouders hebben een schema gemaakt dat aan het aanvullende ouderschapsplan is aangehecht.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank als zorgregeling bepaald dat [de minderjarige1] vanaf het moment dat hij naar school gaat iedere week van woensdag 17.00 uur tot donderdag 18.00 uur bij de vader verblijft alsmede eenmaal per twee weken vanaf vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur. De moeder zal [de minderjarige1] op woensdag om 17.00 uur naar de vader brengen en de vader brengt [de minderjarige1] op donderdag om 18.00 uur weer terug naar de moeder. In de weekenden dat [de minderjarige1] bij de vader is, haalt de vader [de minderjarige1] op vrijdag op van school en brengt de vader [de minderjarige1] op zondag om 19.00 uur weer terug naar de moeder.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, dat wil zeggen dat ook al moet worden nageleefd in afwachting van de beslissing op het hoger beroep.
4.2
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de uitvoering van de zorgregeling op de doordeweekse dag en komt daarom in hoger beroep.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat met ingang van het schooljaar 2025/2026 een zorgregeling komt te gelden die inhoudt dat [de minderjarige1] eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijft, alsmede iedere week van dinsdag 17.00 uur tot donderdagmiddag 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige1] vrijdag van school ophaalt en [de minderjarige1] op zondag weer terugbrengt bij de moeder en de moeder [de minderjarige1] op dinsdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige1] op donderdag weer naar de moeder brengt, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn grieven, alsmede in zijn vermeerdering van zijn verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Nadat de ouders hun standpunten hebben uiteengezet, heeft de vertegenwoordiger namens de raad geadviseerd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep.
De vertegenwoordiger namens de raad heeft opgemerkt dat er sprake is van een zorgelijke situatie, omdat de ouders het afgelopen jaar steeds slechter met elkaar zijn gaan communiceren, zij elkaar beschuldigen en de strijd tussen steeds verder verhardt. Uit de manier waarop [de minderjarige1] volgens de ouders reageert kan worden afgeleid dat hij zich onvoldoende veilig voelt bij beide ouders en dat is heel schadelijk voor hem. De ouders houden veel van [de minderjarige1] maar verliezen uit het oog wat [de minderjarige1] nodig heeft.
Het is belangrijk dat de vader ook zo snel mogelijk start met een traject Parallel Solo Ouderschap bij [naam1] . De vader kan wel met de moeder en professionals samen om de tafel willen voor overleg, maar als een van de ouders dat niet kan, dan kan dat niet worden afgedwongen. Daarom heeft [naam1] voor deze benadering gekozen. Beiden ouders hebben dan een eigen hulpverleningstraject met een ieder een eigen hulpverlener en de beide hulpverleners kunnen dan wel onderling overleg hebben over de situatie en beoordelen wat mogelijk en nodig is.
Uit het gedrag van [de minderjarige1] blijkt dat hij moeite heeft met de overdrachtsmomenten. [de minderjarige1] gaat nu iedere woensdagavond naar zijn vader en op donderdagavond weer naar zijn moeder. Om de veertien dagen gaat hij dan op vrijdagavond alweer naar zijn vader en op zondag weer naar zijn moeder. Dat zijn veel wisselmomenten achter elkaar. Omdat wekelijks doordeweeks contact met de vader met een overnachting van wezenlijk belang is voor [de minderjarige1] , adviseert zij de wekelijkse dag van woensdag 17.00 uur tot donderdag 18.00 uur te handhaven en de periode vanaf woensdagavond eenmaal per veertien dagen met het weekend door te trekken naar de zondagavond 19.00 uur. Op die manier zijn er veel minder wisselmomenten en wordt [de minderjarige1] dus minder belast.
5.3
Na een schorsing van de mondelinge behandeling en nader overleg en verduidelijking van het advies van de raad ter zitting hebben beide ouders kenbaar gemaakt dat de door de raad voorgestelde regeling acceptabel is voor hen. Er is overeenstemming dat deze regeling door het hof moet worden vastgesteld.
5.4
Nu de ouders overeenstemming hebben bereikt in die zin dat het advies van de raad gevolgd moet worden, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en overeenkomstig het advies van de raad beslissen.
5.5
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 april 2025 en opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige1] tussen de vader en de moeder aldus: [de minderjarige1] verblijft afwisselend de ene week van woensdag 17.00 uur tot donderdag 18.00 uur en de andere week van woensdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [de minderjarige1] op woensdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige1] aan het eind van de omgang steeds terugbrengt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.U.M. van der Werff en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 7 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.