ECLI:NL:GHARL:2025:628

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
200.337.246/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging en provisionele vorderingen in huurgeschil tussen huurders en verhuurder Ursemmerhof B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2025 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat is ingesteld door de Vereniging D.U.R.F. en de huurders van Recreatiepark De Ursemmerhof. De huurders hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarin hun vorderingen grotendeels zijn afgewezen. De huurders vorderen in het incident een voorlopige voorziening, inhoudende dat Ursemmerhof hen toegang moet verlenen tot het recreatiepark en de nutsvoorzieningen moet herstellen, en dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 oktober 2023 wordt geschorst. Het hof heeft vastgesteld dat de huurders onvoldoende hebben aangetoond dat de gevorderde voorzieningen dringend zijn en dat de belangen van Ursemmerhof zwaarder wegen. Het hof heeft de vorderingen van de huurders afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak betreft een huurgeschil waarin de huurders betwisten dat de huurovereenkomsten rechtsgeldig zijn beëindigd door Ursemmerhof, die hen heeft opgezegd in verband met herstructureringsplannen. De huurders hebben ook een kort geding aangespannen, waarin hun vorderingen zijn afgewezen. Het hof heeft in deze tussenuitspraak de situatie ongewijzigd gelaten tot de beoordeling van de hoofdzaak, die gepland staat voor een mondelinge behandeling op 26 maart 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.246/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10366768
arrest in het incident van 4 februari 2025
in de zaak van

1.Vereniging D.U.R.F.,

die is gevestigd in Dordrecht,
hierna te noemen:
Durf,
2. [appellante2],
die woont in [woonplaats1] ,
3. [appellant3],
die verblijft in [woonplaats2] ,
4. [appellant4],
die woont in [woonplaats2] ,
5. [appellante5],
die woont in [woonplaats3] ,
6. [appellant6],
die verblijft in [woonplaats2] ,
7. [appellant7],
die woont in [woonplaats4] ,
8. [appellant8],
die verblijft in [woonplaats2] ,
die hoger beroep hebben ingesteld in de hoofdzaak,
en bij de kantonrechter optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie,
eisers in het incident,
hierna gezamenlijk te noemen:
Durf c.s.en appellanten sub 2 tot en met 8 gezamenlijk te noemen:
de huurders,
advocaat: mr. D.F. Briedé,
tegen
Ursemmerhof B.V.
die is gevestigd in Makkum,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
verweerster in het incident,
hierna: Ursemmerhof,
advocaat: mr. V.H.B. Kruit.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 10 oktober 2023 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, (verder: de kantonrechter) heeft gewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijk uit:
in de hoofdzaak
  • de dagvaarding in hoger beroep van 29 december 2023;
  • de memorie van grieven tevens wijziging van eis in conventie van 23 april 2024;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep en wijziging van eis in reconventie van 13 augustus 2024;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep tevens akte uitlating vermeerdering van eis van 22 oktober 2024;
in het incident
  • akte houdende provisionele / incidentele voorziening ex art. 223 jo. 353 en 351 Rv van 24 september 2024;
  • conclusie van antwoord in het incident van 8 oktober 2024;
  • akte overlegging producties in het incident van Durf c.s. van 24 december 2024;
  • antwoordakte inzake akte overlegging producties in het incident van Ursemmerhof van 7 januari 2025.
2.2
In de hoofdzaak is een mondelinge behandeling gepland op 26 maart 2025 die gelijktijdig zal plaatsvinden met de mondelinge behandeling in het hoger beroep dat Durf c.s. hebben ingesteld tegen het vonnis in kort geding van de kantonrechter te Leeuwarden van 21 augustus 2024 dat op hetzelfde geschil betrekking heeft (zaaknummer 200.345.879/01).
2.3
Durf c.s. hebben arrest gevraagd in het incident op het al aan het hof gezonden dossier in de hoofdzaak en de stukken in het incident uit het griffiedossier.

3.De feiten

3.1
Voor zover relevant voor de beoordeling in het incident gaat het hof uit van de navolgende feiten.
3.2
Ursemmerhof is in of omstreeks 2014 eigenaar geworden van “Recreatiepark De Ursemmerhof” te Ursem in de gemeente Koggenland (hierna: het recreatiepark). Ursemmerhof verhuurt jaarplaatsen (standplaatsen) op dit park.
3.3
De huurders hebben met (de rechtsvoorgangster van) Ursemmerhof een huurovereenkomst gesloten die ziet op de (ver)huur van een standplaats op het recreatiepark. De huurders hebben op deze standplaatsen chalets c.q. stacaravans geplaatst en gebruikt.
3.4
Artikel 12, aanhef en sub c, van de huurovereenkomst bepaalt – voor zover van belang – dat de verhuurder de overeenkomst schriftelijk en met inachtneming van een termijn van drie maanden kan opzeggen, indien de verhuurder wegens concrete plannen tot een al dan niet ingrijpende herstructurering van zijn bedrijfsterrein de standplaats nodig heeft. De huurder moet hiervan tijdig op de hoogte gesteld worden.
3.5
Het algemeen reglement van Ursemmerhof bevat een verbod op permanente bewoning en bepaalt dat in de maanden december, januari en februari de camping een wintersluiting geldt en dat in die maanden niet in caravans of chalets mag worden verbleven.
3.6
Ursemmerhof is sinds ongeveer 2014 bezig met herontwikkelingsplannen.
3.7
Ursemmerhof heeft per aangetekende brieven van 28 september 2022 de huurovereenkomsten met alle huurders opgezegd tegen 31 december 2023 in verband met haar herontwikkelingsplannen. Daarbij werd de huurder de mogelijkheid geboden om tot 1 september 2024 hun standplaats te blijven gebruiken.
3.8
Op 16 december 2022 is de vereniging D.U.R.F. (De Ursemmerhof Recreanten Familie) opgericht. Deze vereniging heeft, kort gezegd, als doel het behartigen van de belangen van de bewoners van het recreatiepark.
3.9
Durf c.s. hebben bij de kantonrechter onder meer gevorderd een verklaring voor recht dat de opzeggingen in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid en dat de verschillende huurovereenkomsten om die reden niet eindigen. Ursemmerhof heeft als tegenvordering onder meer gevorderd dat de huurders worden veroordeeld tot ontruiming per 31 december 2023 en betaling van achterstallige standplaatsvergoedingen door zes van de zeven huurders.
3.1
De kantonrechter heeft in het vonnis van 10 oktober 2023 de vorderingen van Durf c.s. grotendeels afgewezen, evenals de ontruimingsvordering van Ursemmerhof. De vordering tot betaling van de standplaatsvergoeding is toegewezen. In dat verband is overwogen dat de huurovereenkomsten rechtsgeldig zijn beëindigd maar ook dat de ontruiming per 1 december 2023 niet gerechtvaardigd is, gelet op de toezegging om tot 1 september 2024 op het park te mogen verblijven, na welk moment de kavels wel ontruimd moeten zijn. De kantonrechter zag ten tijde van de uitspraak nog geen aanleiding om de huurders daadwerkelijk daartoe te veroordelen. Tegen dit vonnis hebben zowel Durf c.s. als Ursemmerhof hoger beroep ingesteld, zijnde de hoofdzaak.
3.11
Durf c.s. hebben Ursemmerhof op 23 juli 2024 gedagvaard in kort geding en daarbij als voorlopige voorziening onder meer gevorderd dat Ursemmerhof de nutsvoorzieningen na 1 september 2024 in stand moet houden en dat zij de huurders ook na die datum de toegang tot het park niet mag ontzeggen. De kantonrechter in Leeuwarden heeft als voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding van 21 augustus 2024 deze vorderingen afgewezen. Tegen dit vonnis hebben Durf c.s. ook hoger beroep ingesteld (zie ro. 2.2).
3.12
Ursemmerhof heeft het recreatiepark per 1 september 2024 gesloten en de standplaatsen afgesloten van het water en elektriciteit (de nutsvoorzieningen).
3.13
Ursemmerhof had in het kader van de herstructurering een koopovereenkomst gesloten met The Residence Enschede B.V. (verder: The Residence). Deze koopovereenkomst is daarna ontbonden.
3.14
Ursemmerhof heeft tegen alle huurders op het recreatiepark een kortgedingprocedure aangespannen bij de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, en daar ontruiming van de standplaatsen gevorderd. De vorderingen zijn tegen de niet-verschenen gedaagden toegewezen in een vonnis in kort geding van 16 december 2024. Ten aanzien van bijna alle partijen die verweer hebben gevoerd, is de gevorderde ontruiming afgewezen. Volgens de kantonrechter had Ursemmerhof, gelet op het stadium waarin de herstructureringsplannen zich bevonden na de terugtrekking van The Residence en de onzekerheid of zij die plannen binnen afzienbare tijd kan realiseren, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij de uitkomst van de hoger beroepsprocedure(s) niet kon afwachten.

4.De beoordeling in het incident

Achtergrond van de vorderingen in het incident
4.1
Durf c.s. vragen dat het hof op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening treft voor de duur van de hoofdzaak die tussen partijen bij dit hof aanhangig is, inhoudende dat Ursemmerhof wordt geboden om de huurders toegang te verlenen tot het recreatiepark en de nutsvoorzieningen te herstellen, op straffe van een dwangsom. Ook vorderen Durf c.s. de schorsing van de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 10 oktober 2023 en veroordeling van Ursemmerhof in de kosten van het incident.
4.2
De gevorderde voorlopige voorzieningen onderbouwen Durf c.s. als volgt. Als gevolg van de sluiting van het recreatiepark hebben de huurders nauwelijks toegang tot hun eigendommen en ontstaat er een onveilige situatie. Door het afsluiten van de nutsvoorzieningen worden bewoners geraakt in hun primaire levensbehoefte, nu zijn geen andere verblijfplaats hebben en daarom gedwongen zijn om in erbarmelijke omstandigheden te leven. Onder deze omstandigheden is Ursemmerhof niet gerechtigd om de camping te sluiten en de nutsvoorzieningen af te sluiten. Bovendien is de gevorderde ontruiming afgewezen en heeft Ursemmerhof geen titel om het recreatiepark en de nutsvoorzieningen (af) te sluiten. Het plan tot herstructurering is inmiddels achterhaald, omdat Ursemmerhof op zoek is naar een (nieuwe) koper. De huuropzegging kan daarom niet standhouden. Er is sprake van onrechtmatige eigenrichting, aldus Durf c.s.
4.3
Ursemmerhof heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van Durf c.s. dan wel afwijzing van de vorderingen, en verzoekt om een integrale proceskostenveroordeling uit te spreken ten laste van Durf c.s.
De schorsing van de tenuitvoerlegging
4.4
Op grond van artikel 351 Rv kan het hof, als hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis schorsen.
4.5
Het hof beoordeelt de incidentele vordering aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven in het arrest van 20 december 2019. [1] Uitgangspunt is dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dit te executeren, ook indien tegen het vonnis hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid van het veroordelend vonnis schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij om het vonnis direct ten uitvoer te leggen. De kans van slagen van het hoger beroep blijft in de regel buiten beschouwing. Zou een beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berusten, dan kan het hof daaraan gevolgen verbinden voor de uitvoerbaarheid. Durf c.s. hebben echter niet gesteld dat één of meer van de beslissingen van de rechtbank berusten op een kennelijke misslag.
4.6
In het vonnis van 10 oktober 2023 zijn Durf c.s. uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten in conventie (zie ro. 6.3 van het vonnis) en zijn de huurders, overigens met uitzondering van [appellant3] en [appellant6] (appellanten sub 3. en 6.), in reconventie veroordeeld tot betaling van de standplaatsvergoeding (zie ro. 6.6 tot en met 6.10 van het vonnis). Durf c.s. hebben echter niets gesteld ten aanzien van het belang om deze geldvorderingen (nog) niet te voldoen, zodat zij in zoverre geen belang hebben bij de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging.
4.7
Voor zover Durf c.s. ervan uitgaan dat de schorsing van de tenuitvoerlegging er ook toe zou leiden dat de rechtsgeldigheid van de huuropzegging en de rechtskracht daarvan wordt geschorst, is dit onjuist, zoals Ursemmerhof terecht opmerkt. De verklaring voor recht dat
geensprake is van een rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst is immers door de kantonrechter afgewezen en is om die reden geen onderdeel van het dictum waarvan schorsing gevorderd kan worden, nog daargelaten dat een verklaring voor recht niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard en bijgevolg een schorsing van een uitvoering niet aan de orde kan komen.
4.8
Gelet op het voorgaande moet de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis worden afgewezen.
De provisionele vorderingen
4.9
Artikel 223 Rv biedt partijen de mogelijkheid om in een aanhangige procedure (de hoofdprocedure) te vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van de hoofdprocedure (ook wel aangeduid als een provisionele vordering). Aan het vereiste dat de provisionele vordering moet samenhangen met de hoofdprocedure is voldaan. De gevorderde toegang tot het recreatiepark en het herstel van de nutsvoorzieningen zien op de verplichtingen die rusten op Ursemmerhof uit hoofde van de huurovereenkomst, waarvan Durf c.s. in hoofdprocedure stellen dat deze overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn beëindigd en voortzetting van de huurrelatie beogen.
4.1
Het karakter van een voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 Rv brengt mee dat de eiser in het incident een zodanig dringend belang bij de gevraagde voorziening moet hebben, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de hoofdprocedure afwacht. Bij een beslissing op de vordering dient het belang van de eiser bij toewijzing van de vordering te worden afgewogen tegen het belang van de verweerder om de afloop van de procedure af te wachten. Bij die belangenafweging moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken, waaronder de te verwachten duur van het geding, het eventuele restitutierisico en de mate van aannemelijkheid van een toewijzing van de vordering in de hoofdprocedure. Wat dat laatste aspect betreft hoeft het hof, in geval de vordering is ingesteld in een incident en een beslissing wordt verlangd voordat het debat in de hoofdprocedure is afgerond, niet vooruit te lopen op de beoordeling van de door Durf c.s. ingebrachte bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter in de bodemprocedure.
4.11
In dit geval speelt verder nog mee dat Durf c.s. een nagenoeg gelijke vordering ook hebben voorgelegd aan de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden. In het vonnis van 21 augustus 2024, genoemd onder 3.11, heeft de voorzieningenrechter daarop beslist en de vorderingen afgewezen. Uitgangspunt is dat het voorleggen van een vordering in het incident en waarop reeds afwijzend is beslist door de voorzieningenrechter, in beginsel strijdig is met de goede procesorde, tenzij er nieuwe feiten en omstandigheden zijn gesteld die een hernieuwde beoordeling van een dergelijke vordering rechtvaardigen. [2]
4.12
Durf c.s. hebben in het kader van dat kort geding aangevoerd:
afsluiten van nutsvoorzieningen en sluiten van het park is onrechtmatige eigenrichting, want er is sprake van een feitelijke ontruiming zonder dat Ursemmerhof beschikt over een titel daartoe;
afsluiting leidt tot een onomkeerbare situatie waardoor huurders geen toegang meer hebben tot hun eigendommen;
strijd met een toezegging van Ursemmerhof de voorzieningen in stand te houden tot het einde van het seizoen;
het plan tot herstructurering is achterhaald zodat de huuropzegging geen stand kan houden;
omdat er huurders wonen op het park worden zij door de (af)sluiting geraakt in hun primaire levensbehoefte.
4.13
In het kader van het incident herhalen Durf c.s. de hiervoor genoemde stellingen a) en e) en vullen die aan met de stellingen dat (af)sluiting leidt tot onbereikbaarheid voor hulpdiensten, en tot ontbrekend toezicht waardoor risico op vernieling en diefstal bestaat. Daarnaast wijzen zij in hun laatste akte op het niet doorgaan van het herstructureringsplan en op het vonnis van de kantonrechter in Alkmaar waarbij de door Ursemmerhof gevorderde ontruiming is afgewezen.
4.14
Het hof is van oordeel dat de aanvullende stellingen die zijn ingenomen in het incident geen reden zijn voor het alsnog toewijzen van de vorderingen. Ursemmerhof heeft gemotiveerd betwist dat het park onbereikbaar zou zijn voor hulpdiensten en het argument dat sprake is van een noodzaak voor onmiddellijk herstel van de (volledige) toegankelijkheid en aanwezigheid van nutsvoorzieningen in verband met gebrek aan toezicht, is door Durf c.s. onvoldoende toegelicht.
4.15
De beslissing van de kantonrechter in Alkmaar komt erop neer dat de bestaande situatie wordt ‘bevroren’ tot de beoordeling van het hof van in de bodemprocedure, een en ander in het licht van het niet doorgaan van de oorspronkelijke plannen tot herstructurering van Ursemmerhof en het evenmin doorgaan van de verkoop aan The Residence. Die uitspraak levert geen voldoende reden voor een herbeoordeling van de vorderingen onder a) en e), voorafgaand aan de al geplande mondelinge behandeling. Immers die vorderingen gaan verder dan het voorkomen van een onomkeerbare situatie, maar zien op het terugdraaien van reeds genomen maatregelen. De belangen van de huurders bij herstel van de nutsvoorzieningen gedurende de periode dat de huurders contractueel gezien niet mochten verblijven op het recreatiepark, leggen onvoldoende gewicht in de schaal om, vooruitlopend op de beslissing in de hoofdzaak, Ursemmerhof te bevelen om Durf c.s. te behandelen alsof de huuropzegging geen gevolg heeft gehad en de huurovereenkomsten in stand zijn gebleven. Net als de kantonrechter Alkmaar, acht het hof het aangewezen om de situatie ongewijzigd te laten totdat in de hoofdzaak alle argumenten zijn gewisseld.
4.16
Uit het voorgaande volgt dat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd.
De conclusie
4.17
Het hof wijst de incidentele vorderingen af en houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.
4.18
In de hoofdzaak is al een mondelinge behandeling bepaald. Verder wordt elke beslissing aangehouden.

5.De beslissing

Het hof:
in het incident
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak
5.3
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 februari 2025.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.
2.Verg. Hof Arnhem-Leeuwarden, 9 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3939 en Hof Amsterdam 26 oktober 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4585, ro. 2.12.