ECLI:NL:GHARL:2025:6322

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
200.351.938
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en videobelmomenten in ouderschapsplan na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor drie minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de zorgregeling die door de rechtbank Gelderland was vastgesteld. De vader, verweerder in hoger beroep, had de kinderen in het verleden niet regelmatig gezien en was tijdelijk naar het buitenland vertrokken. De moeder verzocht om de zorgregeling te wijzigen naar één keer per maand contact met de vader, terwijl de vader verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat er nieuwe ontwikkelingen waren, waaronder het vertrek van de vader naar het buitenland en het gebrek aan communicatie met de kinderen. Het hof heeft besloten dat de vader onder regie van de gecertificeerde instelling (GI) eenmaal per maand een begeleid videobelmoment met de kinderen kan hebben. De GI zal ook beoordelen of en hoe persoonlijk contact tussen de vader en de kinderen kan worden hersteld bij zijn terugkeer naar Nederland. De bestreden beschikking van de rechtbank is vernietigd en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.351.938
(zaaknummer rechtbank Gelderland 433477)
beschikking van 14 oktober 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. El Aqde.
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de (tussen)beschikkingen van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 15 mei 2024 en 3 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 3 december 2024 zal verder ook worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 maart 2025;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad);
- een vertegenwoordiger namens de GI.
Het verzoek van de vader om de mondelinge behandeling digitaal vanuit het buitenland bij te mogen wonen heeft het hof afgewezen.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is op 30 juni 2022 ontbonden door de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige1] , geboren [geboortedatum] 2016,
- [minderjarige2] , geboren [geboortedatum] 2017, en
- [minderjarige3] , geboren [geboortedatum] 2021,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
In het door beide ouders op 26 april 2022 ondertekende ouderschapsplan zijn zij onder meer overeengekomen dat [minderjarige1] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft en [minderjarige2] en [minderjarige3] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. [minderjarige1] zal hoofzakelijk bij de vader en [minderjarige3] en [minderjarige2] zullen hoofdzakelijk bij de moeder verblijven. In het kader van de verdeling van de zorg voor de kinderen hebben partijen afgesproken dat als minimum geldt dat er eenmaal per week contact zal zijn met iedere ouder. Als omgangsregeling hebben zij afgesproken dat de kinderen gezamenlijk van zondagmiddag tot vrijdag bij de moeder verblijven. Van vrijdagmiddag tot zondagavond [sic] zullen de kinderen bij de vader verblijven. De vader haalt en brengt de kinderen naar de moeder. De vakanties en feestdagen zullen de ouders in onderling overleg (bij helfte) verdelen. Het ouderschapsplan is aan de echtscheidingsbeschikking gehecht en maakt daarvan onderdeel uit.
3.4
In de tussenbeschikking van 15 mei 2024 heeft de rechter de hoofdverblijfplaats van [minderjarige1] gewijzigd en vastgesteld bij de moeder. Verder is de raad verzocht onderzoek te doen naar de zorgregeling van de kinderen met de vader en daarover te rapporteren en te adviseren.
3.5
Vervolgens is de mondelinge behandeling in deze zaak bij de rechtbank voortgezet op 18 november 2024. Daarbij is ook het verzoek van de raad om de kinderen onder toezicht te stellen van de GI (zaaknummer 441631) behandeld.
De kinderrechter heeft het verzoek van de raad toegewezen en de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar tot 3 december 2025.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechter als basiszorgregeling bepaald dat de kinderen een per veertien dagen van vrijdag tot zondag hun vader zien, waarbij de vader uiterlijk de zondag voorafgaand aan het weekend om 17.00 uur aangeeft of het weekend zal doorgaan. Indien het weekend niet kan doorgaan dan vervalt het weekend.
Als haal- en brengregeling heeft de rechter bepaald dat de moeder de kinderen op vrijdag om 17.30 uur naar de McDonald’s aan [adres] te [plaats 1] moet brengen, alwaar de vader de kinderen dan ophaalt. Op zondag om 15.30 uur dient de vader de kinderen op deze plek weer terug te brengen, alwaar de moeder de kinderen dan weer ophaalt.
De rechtbank laat het aan de GI over om in het kader van de ondertoezichtstelling zicht te krijgen op het verloop van zorgregeling en het halen en brengen. Indien daar aanleiding voor zou bestaan kan de GI het initiatief nemen om tot een aanpassing van de regeling te komen.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling en komt daarom in hoger beroep.
Zij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en als zorgregeling te bepalen dat de man de kinderen één keer per maand op zaterdag om 10.00 uur bij haar ophaalt en dezelfde om 19.00 uur terugbrengt.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking zo nodig onder aanvulling van gronden te bekrachtigen en de moeder – uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat er nieuwe ontwikkelingen zijn sinds de datum van de bestreden beschikking.
5.3
De moeder heeft verteld dat zij heeft vernomen dat de vader voorgoed is vertrokken naar [land1] en zijn huurwoning in Nederland heeft opgezegd. De moeder heeft sinds februari 2025 geen enkel bericht of reactie op haar eigen berichten aan vader meer ontvangen. De kinderen waren erg teleurgesteld dat de vader in februari niet kwam opdagen.
Zij benadrukt dat zij achter contact tussen de kinderen en hun vader staat. Zij heeft steeds meegewerkt aan contact en de gemaakte afspraken uitgevoerd. De vader wil de kinderen graag zien, maar hij geeft geen prioriteit aan de kinderen en hun belangen.
Indien de vader in november weer terugkomt naar Nederland dan heeft hij de kinderen inmiddels zeven maanden niet gezien. In het beroepschrift heeft zij verzocht de omgang terug te brengen naar één dag per maand, maar zelfs dat is niet meer haalbaar. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid.
5.4
De advocaat van de vader heeft verklaard dat hij van de vader heeft begrepen dat deze op dit moment in de [land2] verblijft, onder meer vanwege een noodzakelijke medische ingreep, omdat in Nederland sprake is van wachtlijsten. De vader heeft een nieuwe partner en probeert toestemming te krijgen om haar mee naar Nederland te kunnen nemen. Uiterlijk november 2025 wil hij terugkeren naar Nederland.
De vader heeft de advocaat tijdens de zitting nog bericht dat hij zijn huurwoning niet heeft opgezegd en de advocaat een recent betalingsbewijs van de huur gestuurd.
Het laatste contact tussen de vader en de kinderen was in april van dit jaar.
Volgens de vader verloopt de communicatie met de GI moeilijk. Hij heeft geïnformeerd of hij de kinderen mag bellen tijdens zijn verblijf in het buitenland, maar daarvoor geen toestemming van de GI gekregen. De vader heeft zijn advocaat bericht dat hij instemt met belcontact met begeleiding met de kinderen.
5.5
De jeugdbeschermer van de GI heeft toegelicht dat sinds de bestreden beschikking de omgang in het weekend met de vader één keer is uitgevoerd in januari en één keer in april. In februari heeft de moeder een keer klaar gestaan met de kinderen op de parkeerplaats van de door de rechtbank vastgesteld overdrachtsplek en toen kwam de vader uiteindelijk na uiteenlopende berichten niet opdagen. Wanneer de omgang niet doorgaat houdt de vader zich niet aan de bestreden beschikking, want hij maakt dat dan niet kenbaar aan de moeder. De vader heeft de GI, de moeder en de kinderen ook niet geïnformeerd over zijn vertrek naar [plaats 2] .
De jeugdbeschermer heeft ervaren dat de moeder open staat voor hulpverlening aan haar en de kinderen. De jeugdbeschermer heeft de zaak overgenomen van de vorige jeugdbeschermer, omdat de vader tegen deze jeugdbeschermer een klacht heeft ingediend.
De vader is diverse keren door haar uitgenodigd voor een gesprek. Uiteindelijk heeft zij de vader in augustus één keer digitaal gesproken. De vader heeft toen gevraagd of hij met de kinderen mocht bellen voor de zitting. Hij zei dat als hij niet mag bellen, hij de kinderen niet meer hoeft te zien en niet meer wil terugkomen naar Nederland, hoogstens voor een vakantie. De jeugdbeschermer gaat er vanuit dat de vader dit heeft gezegd, omdat hij hoog in zijn emoties zat.
Zij denkt dat één keer per maand een begeleid videobelmoment tussen de vader en de kinderen geschikt is. Op die manier kan de vader laten zien dat hij zich aan de afspraken gaat houden.
5.6
De vertegenwoordiger namens de raad deelt mee dat het advies dat de raad in zijn rapport heeft gegeven en de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling inmiddels niet meer passend zijn. De vader kan niet samenwerken, informeert niemand en komt afspraken niet na. Hij geeft kennelijk dubbele signalen af over zijn vertrek naar het buitenland en een eventuele terugkeer. Dat is schrijnend, want de kinderen hebben aangegeven dat zij wel behoefte hebben aan contact met hun vader. Indien de vader in november 2025 inderdaad terugkeert naar Nederland dan hebben de kinderen hem zo lang niet gezien dat het contact niet zomaar weer kan worden opgepakt.
Maandelijkse begeleide videobelmomenten zijn op dit moment geschikt. De door de moeder in hoger beroep verzochte beperkte zorgregeling kan de vader op dit moment ook niet waarmaken. Komt de vader over een paar maanden inderdaad terug naar Nederland dan kan de GI beoordelen of persoonlijk contact met de vader, overdag zonder overnachting, bijvoorbeeld in de omgeving van de moeder op een neutrale plek vanwege de reistijd, mogelijk is.
5.7
De moeder is het eens met dit advies van de raad.
5.8
De advocaat van de vader heeft meegedeeld dat hij de vader zal aansporen om de samenwerking met de GI aan te gaan en zal aangeven dat de vader beslissingen moet opvolgen en na zijn terugkeer in samenspraak met de GI moet kijken wat de mogelijkheden zijn om de kinderen weer fysiek te kunnen ontmoeten.
5.9
De jeugdbeschermer deelt mee dat het advies van de raad voor de GI uitvoerbaar is. De GI wil graag van de vader vernemen wanneer hij gaat terugkeren.
5.1
Het hof is van oordeel dat het advies van de raad moet worden gevolgd en zal als zorgregeling bepalen dat de vader onder regie van de GI eenmaal per maand een begeleid videobelcontact met de kinderen kan hebben, Als de vader weer terugkeert naar Nederland moet de GI beoordelen of, en zo ja op welke manier, er persoonlijk contact tussen de vader en de kinderen tot stand kan worden gebracht. De GI kan indien nodig aanwijzingen geven op dit punt.
De vader heeft de afgelopen jaren geen rekening gehouden met de behoefte van de kinderen aan structuur en duidelijkheid en zich onvoldoende ingespannen om een band met de kinderen op te bouwen en te onderhouden. De gang van zaken gedurende de afgelopen maanden maakt dat het contact niet zomaar zonder meer kan worden hersteld indien de vader terugkeert naar Nederland. Het vertrouwen in de vader is beschadigd geraakt en moet eerst weer opgebouwd worden. Hiermee kan de vader beginnen door de in deze beschikking vast te stellen videobelmomenten na te komen.
5.11
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de verdeling van de zorg- en opvoedtaken wijzigen, zoals hierna onder 6 opgenomen.
5.12
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 3 december 2024, en opnieuw beschikkende:
wijzigt de eerder tussen de ouders in het ouderschapsplan overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor de drie kinderen [minderjarige1] , [minderjarige2] en [minderjarige3] , zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank Overijssel van 19 mei 2022 en bepaalt dat de vader onder regie van de GI eenmaal per maand een begeleid videobelmoment met de kinderen zal hebben, en dat de GI bij een terugkeer van de vader naar Nederland zal beoordelen of, en zo ja op welke manier, persoonlijk contact tussen de vader en de drie kinderen weer mogelijk is:
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K. Mans en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 14 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.