Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat [de minderjarige1] zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft;
- bepaald dat [de minderjarige1] een keer per vier weken bij zijn vader zal zijn van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
- bepaald dat partijen elkaar over en weer een keer per kwartaal per e-mail op de hoogte zullen stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [de minderjarige1] ;
- bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2024 zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] met een bedrag van € 432 per maand, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaald dat de man zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 743 bruto per maand, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen;
- de vrouw in de gelegenheid gesteld haar verzoeken ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding nader toe te lichten; en
- iedere verdere beslissing aangehouden.
- bepaald dat de vrouw is gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de woning aan [adres1] in [woonplaats1 ] en de zich daarin bevindende inboedel;
- beslist dat de man vanaf 11 maart 2025 een bedrag van € 167 bruto per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in haar kosten van levensonderhoud;
- beslist dat de man vanaf 11 maart 2025 de partneralimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen.