ECLI:NL:GHARL:2025:6353

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
P23/246
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en afwijzing verzoek voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juli 2023, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar heeft verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1968 en verblijvende in een kliniek, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, met het verzoek om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken. Het hof heeft het beroep behandeld op verschillende zittingen, waarbij deskundigen van het Pieter Baan Centrum (PBC) en de kliniek zijn gehoord. Het PBC-rapport concludeert dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een hoog recidivegevaar vertoont. De kliniek onderschrijft deze conclusies en adviseert ook tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Het hof heeft, na het horen van de advocaat-generaal en de terbeschikkinggestelde, het verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging afgewezen. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank, met aanvulling van gronden, en oordeelt dat de veiligheid van anderen vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd.

Uitspraak

TBS P23/246
Beslissing van 4 september 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
verblijvende in [kliniek] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch, van 18 juli 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en de impliciete afwijzing van het verzoek tot een observatieplaatsing van de terbeschikkinggestelde in het Pieter Baan Centrum .
Het beroep is voor het eerst behandeld op de terechtzitting van dit hof van 26 oktober 2023 en vervolgens op 25 januari 2024 (pro forma) en 22 februari 2024. Bij tussenbeslissing van 7 maart 2024 heeft het hof het onderzoek heropend en vervolgens geschorst voor onbepaalde tijd. Daarbij heeft het hof opdracht gegeven tot het laten verrichten van nader onderzoek door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC ).
Vervolgens is de zaak (pro forma) behandeld op de terechtzittingen van dit hof van 6 juni 2024, 5 september 2024, 28 november 2024, 20 februari 2025 en 1 mei 2025. Het hof heeft ter zitting van 21 augustus 2025 het onderzoek hervat. Daarbij zijn gehoord de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp. Ook zijn gehoord [psychiater] en [psycholoog] (resp. psychiater en psycholoog bij het PBC ) en [naam] (hoofdbehandelaar [kliniek] ).
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal terechtzitting van het hof van 22 februari 2024;
- de tussenbeslissing van dit hof van 7 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de
pro forma-zitting van het hof van 6 juni 2024;
- het proces-verbaal van de
pro forma-zitting van het hof van 5 september 2024;
- het proces-verbaal van de
pro forma-zitting van het hof van 28 november 2024;
- het proces-verbaal van de
pro forma-zitting van het hof van 20 februari 2025;
- het pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC ) van 16 april 2025 (hierna: het PBC -rapport);
- het proces-verbaal van de zitting van het hof van 1 mei 2025;
- een reactie van [kliniek] (hierna: de kliniek) van 8 mei 2025 op het
PBC -rapport;
- een e-mailbericht van de raadsman van 21 augustus 2025 met zeven bijlagen.

Overwegingen

De tussenbeslissing van 7 maart 2024
In de tussenbeslissing van het hof van 7 maart 2024 heeft het hof het onderzoek ter zitting heropend. Het hof achtte het voor zijn eindoordeel noodzakelijk dat de terbeschikkinggestelde in het PBC zou worden opgenomen en onderzocht, waarbij in het bijzonder aandacht is gevraagd voor onderzoek naar de verstandelijke vermogens (intelligentieonderzoek), een evaluatie van de tot nu toe in de twee verschillende klinieken gerealiseerde behandelinspanningen, de diagnostiek, het huidige recidiverisico, de noodzaak van medicatiegebruik en de mogelijkheden en aanbevelingen voor het verdere behandeltraject met het oog op een zo spoedig mogelijke terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij.
Het PBC -rapport van 16 april 2025
In de pro Justitia rapportage van het PBC is vermeld dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis (verstandelijke beperking), licht en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale kenmerken. Volgens de rapporteurs kan de terbeschikkinggestelde worden omschreven als een intellectueel beperkte man, die onderliggend kampt met een zeer laag zelfbeeld en die dit zelfbeeld (onbewust) overdekt door zichzelf als grandioos te presenteren. De terbeschikkinggestelde wordt op basis van zijn vlotte babbel en (soms) imponerend overkomende stellingen gemakkelijk overschat. Volgens de rapporteurs staat de intellectuele beperking voorop, om te verduidelijken dat primair sprake is van een onvermogen om zichzelf zonder begeleiding te handhaven binnen de samenleving. Dat wringt met het zelfbeeld van de terbeschikkinggestelde, wat een belangrijke oorzaak vormt van de stagnatie in het huidige behandeltraject.
De rapporteurs zien op basis van de chronische beperkingen van de terbeschikkinggestelde, in samenhang met de uit zijn psychopathologie voortvloeiende afwijzende houding jegens behandeling/begeleiding/toezicht een hoog risico van herhaling van soortgelijke feiten. Het risico richt zich volgens de rapporteurs niet alleen op (intieme) relaties, maar ook op anderen door wie hij zich in zijn relatie tegengewerkt kan voelen. Beschermende factoren ontbreken grotendeels, indien de terbeschikkinggestelde zich niet langer binnen een klinische en beveiligde omgeving bevindt. De terbeschikkinggestelde staat niet afwijzend jegens het gebruik van geweld. De rapporteurs vermoeden dat een soortgelijke situatie als ten tijde van de indexdelicten snel kan ontstaan. Er is sprake van een psychopathologisch bepaald onvermogen om zich te committeren aan een behandeling. Indien de terbeschikkinggestelde, geconfronteerd met het advies en de mogelijke beslissing van het hof, geen andere mogelijkheden meer ziet, zou er volgens de rapporteurs ruimte kunnen ontstaan om enige samenwerking aan te gaan. De kliniek kan dan op een ego-sparende wijze stap voor stap een terugvalpreventieplan opstellen.
Vooralsnog is voor de rapporteurs niet duidelijk wat een haalbaar uitstroomdoel is. Een geleidelijk traject, met uitbreiding van vrijheden, waarbij de terbeschikkinggestelde zich controleerbaar opstelt, zal meer duidelijkheid verschaffen. Samenhangend met de persoonlijkheidsbeperkingen is een route met een lage behandeldruk volgens de rapporteurs noodzakelijk.
De rapporteurs adviseren de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaren omdat de behandeling nog niet daadwerkelijk is gestart en het benodigde behandel- en resocialisatietraject nog zeker meer dan een jaar in beslag zal nemen. Als de maatregel slechts met een jaar wordt verlengd, ontstaat volgens de rapporteurs het risico dat de terbeschikkinggestelde zich enkel op het verlengingsadvies zal richten en alle behandelinspanningen aan zich voorbij zal laten gaan.
De reactie van de kliniek op het PBC -rapport
De kliniek kan zich in grote lijnen vinden in de conclusies in het PBC -rapport en in de door hen gestelde diagnostiek. Er is overeenstemming over de risico-inschatting, de behandeling, het risicomanagement en het verlengingsadvies. De kliniek denkt, evenals het PBC , dat wanneer duidelijk is voor de terbeschikkinggestelde dat er geen andere mogelijkheden zijn dan behandeling in een tbs-kliniek, dit kan gaan leiden tot enige vorm van samenwerking. De route die het PBC voor ogen heeft, sluit aan bij die van de kliniek.
Het standpunt van de deskundigen ter terechtzitting
De kliniek en de deskundigen van het PBC handhaven het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde kan zich niet verenigen met de adviezen van het PBC en de kliniek om de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.
De raadsman heeft bepleit dat door de reclassering dient te worden onderzocht of de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd. De maatregel terbeschikkingstelling is niet noodzakelijk en zal naar verwachting ook weinig opleveren.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Uit het onderzoek van het PBC blijkt dat aan de wettelijke criteria voor verlenging is voldaan: de stoornis en het recidivegevaar zijn nog aanwezig. Een voorwaardelijke beëindiging is niet aan de orde en het dossier biedt geen aanknopingspunten om de mogelijkheden daarvoor te laten onderzoeken, nu de behandeling nog moet starten.
Het oordeel van het hof
Afwijzing van het verzoek
Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen. Gelet op de aard van de stoornis, het nog bestaande recidivegevaar en het door de kliniek voorgenomen traject is de noodzakelijkheid van dit verzoek niet gebleken.
Bevestiging van de beslissing van de rechtbank met aanvulling van gronden
Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de
rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.
Het hof is – mede gelet op de inhoud van het PBC -rapport en de reactie van de kliniek op dat rapport – met de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, nog steeds vereist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt verlengd. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Bevestigt met aanvulling van grondende beslissing van de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 18 juli 2023, met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. W.A. Holland, raadsheren,
en drs. I.E. Troost en drs. B. van Giessen, raden,
in tegenwoordigheid van mr. E. van der Zandt, griffier,
en op 4 september 2025 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.