In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 16 augustus 2024. De rechtbank had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, omdat deze te vroeg zou zijn ingediend. Het hof oordeelt echter dat de officier van justitie terecht heeft geanticipeerd op de mogelijkheid dat het hof de terbeschikkingstelling in een andere zaak (P23-246) zou kunnen verlengen. Het hof verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vordering en verlengt de terbeschikkingstelling met twee jaren. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1968 en verblijvende in een kliniek, heeft een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een hoog recidivegevaar. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat deze niet in overeenstemming was met de wettelijke vereisten. De terbeschikkingstelling is verlengd om de veiligheid van anderen te waarborgen en om de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde de nodige tijd te geven.