ECLI:NL:GHARL:2025:6368

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
K25/210621
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing in beklagzaak K25/210621

Op 13 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker in de beklagzaak met klachtnummer K25/210621. Het verzoek tot wraking was gedaan op 25 september 2025 en was gericht tegen de leden van de beklagkamer die de behandeling van het klaagschrift zouden verzorgen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er op dat moment nog geen zittingsdatum was bepaald en dat het nog niet bekend was welke raadsheer of raadsheren de zaak zouden behandelen. Volgens artikel 4, tweede lid, van het Wrakingsprotocol van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan een wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting ongegrond worden verklaard als het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter. Aangezien de identiteit van de behandelende raadsheren nog niet bekend was, heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking als kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is schriftelijk afgedaan, en er was geen noodzaak voor een inhoudelijke behandeling van het verzoek. Het hof heeft het verzoek tot wraking dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

Wrakingskamer

Klachtnummer: K25/210621
Wrakingsnummer: W.200.359.840
Uitspraakdatum: 13 oktober 2025
Beslissinggewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door

[verzoeker] ,

wonende [adres] ,
hierna te noemen verzoeker.
De procedure
Door verzoeker is bij e-mail van 25 september 2025 (voorwaardelijk) om wraking verzocht in de beklagzaak K25/210621. De wrakingskamer leest in de e-mail dat het (voorwaardelijke) wrakingverzoek is gericht tegen de leden van de beklagkamer die zijn aangewezen om het klaagschrift met klachtnummer K25/210621 te behandelen.
De wrakingskamer stelt vast dat uit de stukken blijkt dat verzoeker een klaagschrift heeft ingediend dat door de administratie van de beklagkamer is verwerkt en dat vervolgens bij het openbaar ministerie de onderliggende stukken zijn opgevraagd (om daarover schriftelijk verslag te doen, als bedoeld in artikel 12a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Na ontvangst van het schriftelijk verslag zal de zaak toegedeeld worden aan een of meer raadsheren voor de behandeling van de zaak.
In de zaak met klachtnummer K25/210621 is nog geen zittingsdatum bepaald en is nog niet bekend welke raadsheer/raadsheren de zaak zal/zullen gaan behandelen.
Volgens artikel 4, tweede lid, van het Wrakingsprotocol van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter. De wrakingskamer stelt vast dat op dit moment nog niet bekend is welke raadsheer/raadsheren bovengenoemde beklagzaak zal/zullen gaan behandelen. Gelet op het vorenstaande is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.
Op grond van het hiervoor overwogene komt de wrakingskamer aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek niet toe en kan worden volstaan met een schriftelijke afdoening van het verzoek.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. J. Sap en mr. F.J. de Vries, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 13 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.