ECLI:NL:GHARL:2025:6399

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
200.343.276/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en kwetsbare zoon met ASS

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn zoon, die gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis (ASS) en een zeer laag IQ. De vader, die al vier jaar geen contact heeft gehad met zijn zoon, verzocht om een regeling om weer in het leven van zijn kwetsbare kind te kunnen zijn. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking de raad voor de kinderbescherming gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling. De raad heeft geconcludeerd dat de zoon, gezien zijn kwetsbaarheid en de noodzaak voor een voorspelbare omgeving, niet in staat is om omgang met de vader te hebben zonder risico op overprikkeling en gedragsproblemen. De moeder van het kind steunt het advies van de raad, terwijl de vader het daar niet mee eens is. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Gelderland bekrachtigd om geen omgangsregeling vast te stellen, omdat dit niet in het belang van het kind zou zijn. Het hof benadrukt de noodzaak van een stabiele en voorspelbare omgeving voor de zoon, die afhankelijk is van externe sturing en nabijheid van vertrouwde personen. De vader heeft wel de mogelijkheid om op andere manieren op de hoogte te blijven van het leven van zijn zoon, zoals door maandelijkse updates van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.343.276
(zaaknummer rechtbank Gelderland 413019)
beschikking van 16 oktober 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.G. Kuster-van de Ven,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B.M. Kaaij.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 14 januari 2025 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het hoger beroep gaat over het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] , de zoon van de vader en de moeder. In de tussenbeschikking heeft het hof de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht een onderzoek in te stellen naar en te rapporteren over de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] .
1.3
Na de tussenbeschikking heeft het hof het rapport van de raad ontvangen.
1.4
Op 18 september 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en
- een vertegenwoordiger van de raad.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
Wat adviseert de raad?
2.2
De raad heeft geschreven dat [de minderjarige] is gediagnosticeerd met ASS en een totaal IQ van 29 heeft. [de minderjarige] is niet in staat zich verbaal te uiten en heeft een specifieke opvoedings- en begeleidingsbehoefte. [de minderjarige] is voor het reguleren van zijn gedrag en emoties geheel afhankelijk van externe sturing en intensieve nabijheid van voor hem vertrouwde personen. Hij heeft veel voorspelbaarheid, duidelijkheid en nabijheid van vertrouwde mensen nodig. Bij ‘kleine’ veranderingen hierin, kan dit leiden tot overprikkeling of onduidelijkheid. Deze overprikkeling of onduidelijkheid leidt tot fysieke agressie tegen anderen en automutilatie. De raad ziet in [de minderjarige] een zeer kwetsbaar kind dat voor het reguleren van zijn gedrag en emoties en de dagelijkse verzorging volledig afhankelijk is van zijn omgeving. [de minderjarige] raakt snel overprikkeld, waarbij voor hem onverwachte
dagelijkse dingen (zoals het aanzetten van ruitenwissers tijdens het autorijden) ertoe leiden dat hij bij aankomst op school niet in staat is zijn dagprogramma te beginnen. In de huidige situatie heeft [de minderjarige] thuis bij de moeder en op zijn school een omgeving waarin aan zijn behoeften tegemoet wordt gekomen, maar de situatie is broos. Elke vorm van ontregeling heeft zijn weerslag op zowel de schoolse situatie als de dynamiek in het gezin.
Dat [de minderjarige] voor alles afhankelijk is van zijn omgeving, maakt dat de omgeving van [de minderjarige] zeer voorspelbaar moet zijn en dat moet worden voorkomen dat hij aan veel prikkels wordt blootgesteld omdat hij deze niet kan verwerken. Deze kwetsbaarheid maakt dat de raad bij [de minderjarige] geen mogelijkheden ziet om omgang met vader aan te gaan. Hierin ligt het risico van overprikkeling en overvraging van [de minderjarige] , wat zich uit in (fysiek en zelfbeschadigend) agressief gedrag. Ook ziet de raad geen mogelijkheden ten aanzien van het vinden van een passende omgeving, waar eventuele omgang kan plaatsvinden. School is een voor [de minderjarige] vertrouwde omgeving, maar school kan hierin niets betekenen. De raad vindt een omgangshuis te prikkelgevoelig. [naam1] is bereid te onderzoeken of die mogelijk iets kan bieden, maar kan niet op voorhand zeggen of ze hierin zullen slagen en zo ja, op welke termijn. De raad ziet hierin echter ook onvoldoende mogelijkheden om tot een situatie te komen die voor [de minderjarige] voldoende duidelijkheid en houvast zal bieden. De raad adviseert het hof daarom om het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen af te wijzen.
Wat vinden de ouders?
2.3
De moeder is het eens met het advies van raad.
2.4
De vader heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat hij het niet eens is met het advies van de raad. De vader heeft altijd voor [de minderjarige] gezorgd, maar hij heeft hem nu al vier jaar niet meer gezien. De vader vindt het belangrijk dat hij (een vorm van) contact met [de minderjarige] houdt. [de minderjarige] heeft twee ouders nodig die klaarstaan om hem op te vangen. De vader vraagt zich af wie er voor [de minderjarige] zal zorgen als er iets met de moeder zou gebeuren.
Het oordeel van het hof
2.5
Het verzoek van de vader is, zoals hij heeft toegelicht, ingegeven door de wens om in het leven van zijn kwetsbare zoon een ondersteunende rol als ouder te kunnen vervullen. Vanwege de uitzonderlijke aard van de beperkingen en de zorgbehoefte van [de minderjarige] is echter geen mogelijkheid te vinden om de vader een dergelijke rol te kunnen laten vervullen. Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling, zoals de vader heeft verzocht, vanwege de uitzonderlijke omstandigheden van dit geval, niet in het belang van [de minderjarige] is. [de minderjarige] heeft ernstige problematiek. Zoals de raad heeft beschreven, heeft [de minderjarige] een zeer vaste structuur nodig om zo goed mogelijk te functioneren en raakt door (op het oog) kleine veranderingen in zijn vaste structuur ernstig ontregeld. Er moet worden voorkomen dat hij aan veel prikkels wordt blootgesteld omdat hij deze niet kan verwerken. Het hof begrijpt de wens van de vader om weer contact te kunnen hebben met [de minderjarige] , maar het hof ziet daarvoor – gezien de problematiek en de kwetsbaarheid van [de minderjarige] – geen mogelijkheden. Het hof zal daarom de beslissing van de rechtbank om geen omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige] in stand houden (bekrachtigen).
2.6
Op de mondelinge behandeling bij het hof is, naar aanleiding van vragen van de raad nog gesproken over de mogelijkheid voor de vader om (op een andere manier) een lijntje met [de minderjarige] te houden. De moeder heeft verteld dat zij één keer per maand de vader uitgebreid informeert over [de minderjarige] , waarbij zij ook foto’s stuurt. De moeder heeft – na overleg met haar advocaat – gezegd dat zij bereid is om ook af en toe een filmpje van [de minderjarige] aan de vader toe te sturen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 9 april 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, K.A.M. van Os- ten Have en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 16 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.