ECLI:NL:GHARL:2025:6422

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
22/2284
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en herleidingsmethode

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 4.814, opgelegd door de Inspecteur. De naheffingsaanslag was het gevolg van de registratie van een gebruikte personenauto van het merk Mercedes-Benz, type GLE-klasse Coupé, afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Gelderland, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 oktober 2025 heeft belanghebbende zijn standpunt herhaald dat de naheffingsaanslag op basis van de zogenoemde herleidingsmethode moet worden vernietigd. Het Hof heeft echter geoordeeld dat dit betoog faalt, verwijzend naar een eerder arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2025. Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en geen grond gezien voor vergoeding van griffierecht en proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, en dr. J.W.J. de Kort als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/2284
uitspraakdatum: 14 oktober 2025
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 28 september 2022, nummer AWB 21/3764 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen/Team auto bpm(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 4.814.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 27 november 2024 en 2 april 2025 hebben regiezittingen plaatsgevonden waar BPM-zaken aan de orde zijn geweest die bij het Hof aanhangig waren en waarin de gemachtigde van belanghebbende namens verschillende belanghebbenden als procesvertegenwoordiger optrad, waaronder de onderhavige zaak. In het kader van deze regiezittingen hebben partijen over en weer stukken uitgewisseld.
1.6.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2025. Namens belanghebbende is [naam1] verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam2] en [naam3] verschenen.

2.Feiten

2.1.
Aan belanghebbende is ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een uit een andere Lidstaat van de Europese Unie afkomstige gebruikte personenauto van het merk Mercedes-Benz, type GLE-klasse Coupé met dagtekening 8 februari 2021 een naheffingsaanslag BPM opgelegd ten bedrage van € 4.814.
2.2.
Daartegen heeft belanghebbende op 9 maart 2021 bezwaar aangetekend. Bij uitspraak op bezwaar van 18 juni 2021 heeft de Inspecteur dat bezwaar ongegrond verklaard.
2.3.
Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft dat beroep bij uitspraak van 28 september 2022 ongegrond verklaard.
2.6.
Belanghebbende heeft op 1 november 2022 hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank aangetekend.
2.7.
Bij brief van 18 maart 2024 heeft het Hof partijen bericht dat de behandeling van de zaak in hoger beroep wordt aangehouden tot dat de Hoge Raad arrest heeft gewezen over de kwestie van de zogenoemde herleidingsmethode. De Hoge Raad heeft dat arrest op 11 juli 2025 gewezen (HR 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134).

3.Geschil

In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard geen aanspraak te maken op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Belanghebbende herhaalt in hoger beroep zijn door de Rechtbank verworpen betoog dat de naheffingsaanslag op basis van de zogenoemde herleidingsmethode moet worden vernietigd. Gelet op HR 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134, faalt dit betoog.
4.2.
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen grond voor vergoeding van het griffierecht en proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (R. den Ouden)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.