ECLI:NL:GHARL:2025:6432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
21-000338-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon en goederen, met name het slaan van de benadeelde partij en het vernielen van diens fiets. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2022 in [plaats] op de [straat 1] samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen de benadeelde partij. De verdachte heeft in hoger beroep zijn betrokkenheid ontkend, maar het hof heeft de verklaringen van getuigen en de benadeelde partij als betrouwbaar beoordeeld. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen, evenals de ernst van het delict, dat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de benadeelde partij. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en moet de schadevergoeding aan de benadeelde partij betalen, inclusief wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij is geheel toegewezen, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000338-24
Uitspraakdatum: 16 oktober 2025
Tegenspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 januari 2024 met het parketnummer 18-014143-23 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 2 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. B. Hartman, hebben aangevoerd op de zitting in hoger beroep en van hetgeen door [medewerker Slachtofferhulp Nederland] namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren is gebracht op deze zitting.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hoger beroep is gericht tegen het hierboven genoemde vonnis. In dat vonnis heeft de politierechter de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toegewezen en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het gerechtshof zal dat vonnis om proceseconomische redenen vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2022 te [plaats] openlijk, te weten de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij] en/of een goed te weten de fiets van die [benadeelde partij] door
- die [benadeelde partij] (meermaals) tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of;
- die [benadeelde partij] in de buik en/of tegen het lichaam te schoppen en/of;
- de fiets van die [benadeelde partij] te vernielen en/of onbruikbaar te maken door op de fiets te gaan staan en/of te stampen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging en bewijsmiddelen

De verdachte heeft ook in hoger beroep stellig ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen [benadeelde partij] . Hij heeft enkel bekend geweld te hebben aangewend tegen diens fiets.
Het gerechtshof is van oordeel dat het door de verdachte en de verdediging gevoerde bewijsverweer, strekkende tot vrijspraak van openlijke geweldpleging in vereniging tegen [benadeelde partij] , wordt weerlegd door de door het gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen in dit arrest. Het gerechtshof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de anders luidende lezing van de feiten door de verdachte niet aannemelijk geworden.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] pas méér dan een maand na het voorval zijn opgenomen, dat die verklaringen door die getuigen niet zijn overgelezen en/of ondertekend, weinig onderscheidend zijn (in die zin dat beide verdachten dezelfde handelingen worden toegedicht), er blijk van geven dat informatie verloren is gegaan en nieuwe lezingen bevatten over het geweldsvoorval, maken die verklaringen naar het oordeel van het gerechtshof op zich nog niet onbetrouwbaar. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop die verklaringen zijn afgelegd. De kern van de verklaringen van deze beide getuigen is daarbij gelijkluidend: zowel de verdachte als diens metgezel heeft aangever geslagen. Daarbij is van belang dat het bij de verdachte verweten openlijke geweldpleging niet nodig is om vast te stellen welke geweldshandeling precies door welke verdachte is gepleegd.
De door het gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van aangifte, op ambtseed opgemaakt op 7 september 2022 door [naam 1] , hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland, opgenomen in de pagina’s
8 tot en met 10 van een dossier van de politie eenheid Noord-Nederland met het kenmerk
PL0100-2022236557 en sluitingsdatum 30 november 2022, voor zover inhoudende:
als verklaring van [benadeelde partij], zakelijk weergegeven:
Op 7 september 2022 was ik aan het werk als bezorger van [bedrijf] . Ik zag een man op een scooter. Naast hem fietste nog een man en zij waren samen. Dit weet ik doordat ik hen samen hoorde praten. De man op de fiets, die iets dunner was dan die ander, zag ik vervolgens een blikje Coca-Cola op de grond gooien. Vervolgens stopte ik en pakte het blikje cola op. Vervolgens fietste ik achter hen aan. Eenmaal op de [straat 2] te [plaats] ter hoogte van de Copyright sprak ik de man op de fiets aan terwijl ik nog fietste en zij ook.
Ik zei tegen hem dat hij zijn blikje cola in de afvalbak moest gooien en niet op de grond. Hierbij gooide ik onderarms het blikje in zijn richting, waarop het blikje ter hoogte van zijn voeten weer op de grond kwam. Hierop draaide de scooter zo dat ik afgesneden werd en ik wel moest stoppen. Toen ik gestopt was, stonden de mannen een armlengte van mij vandaan. Een van hen, ik heb zo snel niet gezien welke, gaf mij direct een vuistslag tegen mijn onderkaak. Hierop haalde ik zelf direct uit met mijn linkerarm op de kaak van de dunnere man, welke op de fiets zat. Ik voelde dat dit niet heel hard ging en ik hem dus niet vol raakte. Hierop sloeg hij mij vol op mijn rechteroog. Vervolgens schopte de man op de scooter, mij met zijn voet op mijn beide benen en in mijn buik.
Ik kan u vertellen dat ik bij de eerste klap al heel veel pijn voelde aan mijn kaak en ik sterretjes zag. Ook had ik na de andere klappen pijn aan mijn oog en benen.
Verder kan ik mij herinneren dat de wat dunnere man dus begon en de wat dikkere die op de scooter zat het soort van overnam door mij te schoppen. Want op het moment dat ik geslagen was, stapte ik wel een paar meter achteruit maar kwam die dikkere man dus steeds weer naar mij toe om mij te schoppen. Ik zei een paar keer stop, dat ze moesten stoppen, maar dat deden ze dus niet.
Ik zag vervolgens nog hoe een van de mannen op mijn fiets stampte met zijn voeten, deze
lag namelijk op de grond. Hierdoor is mijn fietssleutel afgebroken.
2.
Een proces-verbaal aanvullend verhoor van aangever, op ambtseed opgemaakt op
13 september 2022 door [naam 1] voornoemd, opgenomen in de pagina’s
25 tot en met 27 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 13 september 2022 is door mij een e-mail verwerkt tot een aanvullend proces-verbaal verhoor van aangever [benadeelde partij] .
De aangever verklaarde:
"Graag wil ik een aanvulling doen op mijn eerdere aangifte.
Op vrijdag (09/09) heb ik mijn fiets gebracht om gerepareerd te worden en de
reparatiewerkplaats zei dat de voorrem beschadigd was, de voor- en achterspatborden
van de banden waren gebroken, de ketting viel en de versnellingen waren gebroken en
moesten worden vervangen. Ook het slot was kapot en er moest een nieuwe komen.
De totale reparatiekosten waren 156. Ik heb er een bon/factuur van.
als verklaring van [benadeelde partij], zakelijk weergegeven:
3.
Een schriftelijk stuk, houdende een schriftelijk verslag van de Doktersdienst [plaats] van 7 september 2022, opgenomen in pagina 18 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Naam: [benadeelde partij]
WAARNEMING:
Kan het re (het gerechtshof begrijpt verder: rechter) oog niet goed openen.
hoofdpijn en misselijk, pijn in het oog, wazig zien, ziet een bloedvlek in het gezichtsveld, kan licht niet verdragen.
(O) gelaat: hematoom boven en onder oog re, gezwollen oogleden, drukpijn orbitarand boven +, rest gelaat niet
drukpijnlijk
oog re: pupil re groter dan li, reactie lijkt wel goed, geen hyfema, zeer moeizaam te onderzoeken, lichtschuw.
(E) contusie oog, orbita#?
(E icpc) F75 Kneuzing/bloeding oog/adnexen
CU2, meneer begon tijdens het gesprek veel te braken
4.
Een schriftelijk stuk, houdende een schriftelijk verslag van [naam 2] , arts assistent in het [ziekenhuis] , van 8 september 2022, opgenomen in pagina 19 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Naam: [benadeelde partij]
Bovengenoemde patiënt zagen wij 07-09-2022 op de spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] .
Lichamelijk onderzoek
Primary survey
E4M6V5, pupillen isocoor en lichtreactief
Secondary survey
Orbitarand zonder step of gap, onderzijde/lateraal drukpijnlijk.
Normale oogvolgbewegingen, geen dubbelzicht.
Enige roodheid in oogwit mediaal.
Conclusie
Trauma capitis
5.
Een schriftelijk stuk, houdende een schriftelijk verslag van [naam 3] , oogarts in het [ziekenhuis] van 11 september 2022, opgenomen in pagina 21 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Naam: [benadeelde partij]
zag ik op 11-09-2022 in verband met visusklachten sinds stomp trauma OD met blow-out orbitabodemfractuur via de SEH.
Conclusie: klein foveaal bloedinkje, mogelijk choroidea ruptuur geringe glasvochtbloeding.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen, op ambtseed opgemaakt op 12 oktober 2022 door [naam 4] , hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland, opgenomen in de pagina’s
46 en 47 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 11 oktober 2022 telefonisch contact opgenomen met getuige [getuige 1] .
Ik hoorde dat [getuige 1] getuige was geweest van de mishandelingen aan de [straat 1] in [plaats] op woensdag 7 september 2022. Getuige [getuige 1] verklaarde het volgende:
"Ik was op woensdag 7 september 2022 aan het werk in de [bedrijf] aan de
[straat 1] in [plaats] . Ik was in de winkel en hoorde een hoop geschreeuw voor de winkel. Op een gegeven moment zag ik een jongen in een verdedigende positie met zijn
handen omhoog langs lopen. Ik zag dat de jongen van [bedrijf] was. Ik zag dat twee
jongens op hem afliepen. Een was op een scooter en ik twijfel of de andere op een fiets was.
Beide jongens sloegen de jongen van [bedrijf] , ik zag dat hij werd geslagen in zijn
gezicht en volgens mij kreeg hij een trap in zijn zij. Volgens mij werd hij op de linkerzijkant
van zijn gezicht geslagen. Beide jongens sloegen op hem in en raakten hem met kracht. Dit
was naderhand ook te zien in zijn gezicht. In de winkel hebben we de jongen van
[bedrijf] ijs gegeven om te koelen. Zijn wang tot oog was rood en dik. Ik zag dat het
paars/blauw werd.”.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen, op ambtsbelofte opgemaakt op 13 oktober 2022 door [naam 5] , hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland, opgenomen in de pagina’s 51 en 52 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 13 oktober 2022 heb ik telefonisch contact opgenomen met getuige [getuige 2] . Ik hoorde dat [getuige 2] getuige was geweest van de mishandelingen aan de [straat 1] in [plaats] op woensdag 7 september 2022. Getuige [getuige 2] verklaarde het volgende:
"Op woensdag 7 september 2022 was ik in onze woning aan de [straat 1] te [plaats] . Ik hoorde buiten geschreeuw en een fiets vallen. Het klonk alsof er een ruzie gaande was. Omdat onze [bedrijf] ook in de [straat 1] gevestigd is, ben ik naar buiten gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Toen ik buiten stond, zag ik dat twee jongens een jongen van [bedrijf] sloegen. Deze jongens zijn nader te noemen als jongen één (1) en jongen twee (2). De jongen van [bedrijf] had kleding aan en een rugzak op van het bedrijf [bedrijf] .
Ik zag jongen één (1) en jongen (2) het slachtoffer sloegen. Ik weet niet waar en hoe
ze het slachtoffer sloegen. Ik zag wel dat beide jongens samen het slachtoffer sloegen.
Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel. Ik zag dat één van de jongens het slachtoffer een schop gaf, terwijl hij op de grond lag.
Ik zag dat jongen één (1) op de fiets was en dat jongen twee (2) op de scooter wegreed.
8.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed opgemaakt op 17 november 2022 door [naam 6] , hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland, opgenomen in de pagina’s 63 tot en met 68 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als vraag van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
De aangever verklaart dat hij zag dat op zijn fiets is gestampt, terwijl deze op de grond lag. De fietssleutel is hierdoor afgebroken. Wat kun jij hierover verklaren?
als verklaring van de verdachte:
Ja dat klopt. Ik heb op zijn fiets gestampt.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof het bewijsverweer van de verdachte en de verdediging.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2022 te [plaats] openlijk, te weten op de [straat 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] , en een goed, te weten de fiets van die [benadeelde partij] , door die [benadeelde partij] meermalen tegen het gezicht te slaan en tegen het lichaam te schoppen en de fiets van die [benadeelde partij] te vernielen door op de fiets te stampen.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit

Het bewezen verklaarde feit levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

en goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat feit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte door de bewezen verklaarde vorm van openlijke geweldpleging in vereniging een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij] en hem veel pijn en fors letsel is toegebracht. Daarnaast is diens fiets vernield doordat er schade is toegebracht aan ondermeer de (voor)remmen en de banden. Dit laatste handelen getuigt van een gebrek aan respect voor het eigendom van die [benadeelde partij] ;
  • de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor de rechterlijke straftoemeting ter zake van openlijke geweldpleging in vereniging. Op grond van hetgeen is gebleken uit het onderzoek op de zitting in eerste aanleg en bij het hof uit de verklaringen van medewerkers van Slachtofferhulp Nederland, stelt het gerechtshof vast dat sprake is van blijvend oogletsel bij het slachtoffer als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Dat feit heeft daarom naar het oordeel van het gerechtshof zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt.
Ter zake van openlijke geweldpleging in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, wordt volgens de LOVS-richtlijnen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opgelegd. Aldus bezien is de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden niet aan de hoge kant.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 augustus 2025. Daaruit blijkt onder meer dat de verdachte eerder, in het jaar 2017, is veroordeeld ter zake van het plegen van een geweldsdelict, namelijk mishandeling. Tevens blijkt dat hij in het jaar 2013 is veroordeeld ter zake van het plegen van een vermogensdelict met een geweldscomponent. Deze beide veroordelingen zijn onherroepelijk. Het betreffen geen recente veroordelingen, maar deze veroordelingen illustreren naar het oordeel van het gerechtshof wel dat de verdachte vaker geweld toepast. De eerdere bestraffingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen;
 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf (van minder dan vijf maanden) aangewezen acht. Ook overigens is het gerechtshof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Evenals de politierechter en de advocaat-generaal, is het gerechtshof van oordeel dat een andere strafoplegging dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden simpelweg niet past bij de ernst van het bewezen verklaarde feit. Die straf is dan ook passend en geboden. Het gerechtshof zal die straf opleggen, gelet op het bovenstaande en vanuit een oogpunt van normhandhaving en vergelding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 156,40 en immateriële schade ten bedrage van € 3.500,-. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich onverkort en binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep, waardoor het gerechtshof de gehele vordering opnieuw moet beoordelen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is inhoudelijk niet betwist. Wél heeft de verdediging aangevoerd dat feitelijke causaliteit tussen het handelen van de verdachte en de toegebrachte schade ontbreekt. Hiertoe is gesteld dat de verdachte geen fysiek geweld heeft toegepast tegen de benadeelde partij, subsidiair dat dit geweld zich heeft beperkt tot de benen van de benadeelde partij. Het letsel van de benadeelde partij bevond zich echter in/aan diens gezicht, aldus de verdediging.
Het gerechtshof is van oordeel dat, nu de verdachte samen met zijn medeverdachte het geweld heeft gepleegd, zij volgens civiel recht gezamenlijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade, ongeacht wie welke schade precies heeft toegebracht. De verdachte is derhalve tot vergoeding van de gevorderde schade gehouden, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De verdediging heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel te matigen ten aanzien van de immateriële schade, tot een bedrag van € 500,-, nu het aandeel van de verdachte in het ontstaan van deze schade zeer beperkt is geweest. Het gerechtshof overweegt dat het tot een andere vaststelling van de feiten komt dan de verdediging, zoals hierboven in de bewijsoverweging en in de bewijsmiddelen is weergegeven. Dit verzoek van de verdediging wordt daarom afgewezen.
Hoofdelijkheid
De verdachte is jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover zijn mededader het bedrag reeds heeft voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.656,40 (drieduizend zeshonderdzesenvijftig euro en veertig cent) bestaande uit
€ 156,40 (honderdzesenvijftig euro en veertig cent) ter zake van materiële schade en
€ 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.656,40 (drieduizend zeshonderdzesenvijftig euro en veertig cent) bestaande uit
€ 156,40 (honderdzesenvijftig euro en veertig cent) ter zake van materiële schade en
€ 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 46 (zesenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 7 september 2022.
Aldus gewezen door
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 16 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.