ECLI:NL:GHARL:2025:6477

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
21-001497-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over DDoS-aanvallen en poging tot afpersing met vrijspraak

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2008, was eerder veroordeeld voor twee feiten: opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot een geautomatiseerd werk belemmeren door middel van DDoS-aanvallen, en poging tot afpersing. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing wegens gebrek aan bewijs. De bewezenverklaring van het eerste feit is gebaseerd op e-mails, IP-adressen en verzoeken die tijdens de DDoS-aanvallen zijn verzonden. Het hof oordeelt dat de verdachte verantwoordelijk is voor de DDoS-aanvallen en legt een werkstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van 40 dagen jeugddetentie. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, maar voor een deel niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn jonge leeftijd en positieve ontwikkeling, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001497-25
Uitspraakdatum: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld
tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 maart 2025 met parketnummer 16-398707-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, en door en namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft de beide tenlastegelegde feiten bewezenverklaard, deze gekwalificeerd als opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot een geautomatiseerd werk belemmeren door daaraan gegevens toe te zenden (feit 1) en poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (feit 2) en verdachte daarvoor veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. Tevens zijn aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregelen van een contactverbod en een gebiedsverbod opgelegd. Tot slot heeft de kinderrechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.264,45 en die van [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.686,57.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en een deels andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 5 maart 2024 te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
de toegang tot en/of het gebruik van een geautomatiseerd werk heeft belemmerd,
door daaraan gegevens aan te bieden en/of toe te zenden door (een) (Distributed) Denial of Service aanval(len) (DDoS) te plegen op de voor het publiek toegankelijke website baatmarketing.nl, althans het geautomatiseerde werk waar vanaf die website werd gepubliceerd, door die website, althans die webserver, systematisch te overvragen (door het verzenden van een grote hoeveelheid verbindingsverzoeken), ten gevolge waarvan die website, althans webserver, buiten gebruik is geraakt;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2024 tot en met 11 maart 2024 te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij] en/of een derde toebehoorde(n),
in een telefoongesprek met die [benadeelde partij] te zeggen: 'Als je 200,00 niet betaalt, dan maken we je rekening leeg en gooien we een cobra door je ruit', althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de tenlastelegging en de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naast de verklaring van aangever dat hij in een telefoongesprek is gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en dat anders zijn rekening leeggehaald zou worden en er een cobra door de ruit zou gaan, bevinden zich in het dossier geen bewijsmiddelen die ondersteunen dat verdachte deze bedreigende woorden heeft geuit.

Overweging met betrekking tot feit 1

Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat er wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is voor de conclusie dat verdachte verantwoordelijk is voor de DDoS-aanvallen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ontkent de DDoS-aanvallen te hebben uitgevoerd en dat uit het dossier ook niet blijkt dat verdachte als pleger of medepleger kan worden aangemerkt. Daarbij heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de IP-adressen niet kunnen worden herleid tot verdachte en dat er geen concreet bewijs is dat gebruik is gemaakt van de software of een programma op de telefoon van verdachte of zijn broer. Nu niet vastgesteld kan worden wie de DDoS-aanvallen heeft uitgevoerd heeft de verdediging bepleit om verdachte vrij te spreken.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 5 maart 2024 meermalen is gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] en dat hij die dag ook nog 50 keer is gebeld door een anoniem nummer, waarbij de naam [naam] werd genoemd. Vervolgens werd er om 21.00 uur gebeld door iemand die onder andere zei dat de website van (het bedrijf van) aangever offline gehaald zou worden. Volgens aangever is zijn website ook daadwerkelijk offline gehaald door een DDoS aanval. Onderzoek van de politie heeft bevestigd dat er die dag zowel tussen 14:56 uur en 15:02 uur en tussen 21:20 en 21:31 uur een DDoS-aanval is uitgevoerd op de website van aangever.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat vanaf het IP-adres dat gekoppeld is aan het adres waar verdachte woont drie keer een verzoek is gestuurd naar de website van aangever en dat twee van deze verzoeken tijdens de DDoS-aanvallen zijn verstuurd. De politie heeft hierover gerelateerd dat het gebruikelijk is om tijdens een DDoS-aanval te controleren of de website daadwerkelijk offline is.
Tot slot is er op 11 maart 2024 gemaild vanaf het mailadres [e-mailadres] aan aangever. In een van die e-mails laat degene die aangever mailt onder meer weten dat er de afgelopen dagen wat dingen zijn uitgevoerd en dat dit tot een dieper punt is getrokken. In een andere e-mail aan aangever vanaf hetzelfde e-mailadres en op dezelfde datum verstuurd waarschuwt degene die mailt aangever dat hij zijn website moet beveiligen en moet zorgen dat hij beschermd is.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij degene is geweest die met zijn iPhone 12 met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] aangever die dag heeft gebeld en gemaild en dat hij zich zowel in de telefonische contacten als in de e-mailcontacten heeft voorgedaan als ‘ [naam] ’. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de enige is die heeft gemaild vanaf [e-mailadres] .
Het hof leidt uit de genoemde e-mails af dat degene die heeft gemaild op de hoogte was van de DDoS-aanvallen op de website van aangever. Uit verdachtes verklaring leidt het hof af dat het verdachte is geweest die de e-mails heeft verstuurd en dat hij dus op de hoogte was van de DDoS-aanvallen. Uit het dossier blijkt niet dat de informatie over de DDoS-aanvallen in die periode op enige wijze in bredere zin bekend is gemaakt en dat verdachte van de DDoS-aanvallen op de hoogte is geraakt. Verdachte heeft ook niet verklaard dat de inhoud van e-mails gebaseerd is op informatie die hij van een ander of anderen heeft vernomen. Daarbij is vanaf het IP-adres horend bij het woonadres van verdachte tijdens de DDoS-aanvallen twee keer een verzoek gestuurd naar de website van aangever. Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat het verdachte is geweest die de DDoS-aanvallen heeft uitgevoerd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
één of meertijdstippen op
of omstreeks5 maart 2024
te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam] ,
althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk
de toegang tot en
/ofhet gebruik van een geautomatiseerd werk heeft belemmerd,
door daaraan gegevens aan te bieden en/of toe te zenden door (een) (Distributed) Denial of Service aanval(len) (DDoS) te plegen op de voor het publiek toegankelijke website baatmarketing.nl, althans het geautomatiseerde werk waar vanaf die website werd gepubliceerd, door die website, althans die webserver, systematisch te overvragen (door het verzenden van een grote hoeveelheid verbindingsverzoeken), ten gevolge waarvan die website, althans webserver, buiten gebruik is geraakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot een geautomatiseerd werk belemmeren door daaraan gegevens toe te zenden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de kinderrechter en dat aan verdachte ook de vrijheidsbeperkende maatregelen van een contactverbod en een gebiedsverbod opgelegd worden.
De raadsvrouw heeft gewezen op de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit en op de positieve persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo staat er naast deze zaak niets op het strafblad van verdachte, volgt hij een goede opleiding en is hij aan het werk in het bedrijf van zijn ouders. De door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf vindt de raadsvrouw aan de hoge kant. Het verzoek is om deze te beperken of om de helft voorwaardelijk op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een tweetal Distributed Denial of Service aanvallen oftewel DDoS-aanvallen op de webserver van het bedrijf van zijn oom, een online marketingbureau. Dit is gebeurd nadat verdachte boos was over iets wat was voorgevallen tussen aangever en de broer van verdachte, die stageliep bij het bedrijf van aangever. Verdachte heeft er met die aanvallen voor gezorgd dat de website van het bedrijf van aangever op twee verschillende momenten niet meer toegankelijk was. Zowel aangever als (potentiële) klanten konden daardoor geen gebruik meer maken van de website en de diensten die het bedrijf aanbood, wat voor aangever veel ongemak en frustratie opleverde. Daarnaast heeft aangever ook financiële schade geleden doordat hij onder andere de website weer in de lucht moest krijgen en moest overzetten naar een andere server.
Naast de financiële gevolgen, brengt onbereikbaarheid van websites een slecht imago met zich mee voor de website zelf en ligt de dienstverlening stil. Bovendien wordt de bezoekers van de website informatie onthouden, doordat zij tijdelijk of voor langere tijd de desbetreffende website niet kunnen bezoeken.
Verdachte heeft hier in het geheel niet bij stilgestaan en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen emoties.
Daar komt bij dat aangever op diezelfde dag e-mailbevestigingen heeft ontvangen van een adoptiebureau, waarin stond dat hij zijn dochtertje op wilde geven ter adoptie, en van een evenementenbureau voor het organiseren van een personeelsfeest voor het bedrijf van aangever. Het dossier biedt voldoende aanleiding om aan te nemen dat verdachte ook achter deze aanvragen zat. Het hof neemt het verdachte kwalijk dat hij, kennelijk omdat hij boos is geworden over de omgang tussen aangever en de broer van verdachte, niet alleen het bedrijf van aangever met de DDoS-aanvallen heeft willen schaden, maar aangever ook persoonlijk heeft willen raken, met name door de aanvraag voor de adoptie te doen. Uit het dossier en hetgeen daarover ter terechtzitting is gezegd, blijkt ook dat aangever en zijn vrouw hier erg door geraakt zijn.
Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van 23 september 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Ook heeft het hof gelet op het Advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 maart 2025 en hetgeen ter terechtzitting over de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gebracht. Daaruit blijkt onder andere dat verdachte goed functioneert, dat hij een positieve dagbesteding heeft en hij opgroeit in een stabiele opvoedsituatie. Zo werkt verdachte mee in de bakkerij van zijn ouders, heeft hij een vaste vriendengroep en volgt hij een opleiding op het ROC. Het advies is om aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van tachtig uren, te vervangen door veertig dagen jeugddetentie, passend en geboden.
Voor het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel van een contactverbod en een gebiedsverbod, zoals aan verdachte door de kinderrechter is opgelegd en door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd, ziet het hof – mede gelet op het feit dat het hof verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 tenlastegelegde – geen aanleiding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.264,45 en bestaat uit materiële schade
(€ 64,45) en immateriële schade (€ 1.200,00). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiele schade heeft geleden. Dat betreft de post reiskosten tot een bedrag van € 17,75, de post parkeerkosten tot een bedrag van € 6,00 en de post extra telefoonkosten van € 5,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof, mede gelet op de vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde, van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat er (voldoende) causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde materiele schade. In zoverre kan de benadeelde partij daarom nu in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Artikel 6:106, eerste lid en aanhef onder b, van het Burgerlijk Wetboek, brengt mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in persoon zijn aangetast, is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit is ten aanzien van de benadeelde partij uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken, zodat het hof de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schade niet ontvankelijk zal verklaren.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.244,07 en bestaat uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.686,57. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Dit betreft de kosten voor het overzetten van de website en hosting
(€ 299,89), de kosten van het verlengen van de hosting en het domein (€ 376,68) en de kosten voor het vaststellen van de schade (€ 510,00). Voor wat betreft de kosten voor de compensatie van de ingezette uren is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij tijd heeft gestoken in de contacten met de politie en Slachtofferhulp Nederland. Het hof schat deze kosten op een bedrag van € 500,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom nu in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 138b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 28,75 (achtentwintig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 28,75 (achtentwintig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste nul dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 maart 2024.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.686,57 (duizend zeshonderdzesentachtig euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.686,57 (duizend zeshonderdzesentachtig euro en zevenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste nul dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 maart 2024.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H. Phaff en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 14 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 oktober 2025.
Tegenwoordig:
mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter,
mr. V.T.R.W. van Thiel, advocaat-generaal,
mr. M.J. van de Ruitenbeek, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.