ECLI:NL:GHARL:2025:6527

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
21-002787-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling afvalstoffenverwerker voor verkeerde opslag van asbest en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een afvalstoffenverwerker, bestaande uit drie BV's, die was veroordeeld voor het verkeerd opslaan van asbest en accu's, alsook voor valsheid in geschrift. De veroordeling volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, als bestuurder, feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De betrokken BV's kregen boetes opgelegd, variërend van 45.000 euro tot 72.000 euro, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof heeft de valsheid in geschrift van alle ten laste gelegde ontdoeners bewezen verklaard, in tegenstelling tot de rechtbank, die enkele vrijspraken had gedaan. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in het naleven van milieuwetgeving en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002787-21
Uitspraakdatum: 21 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 3 juni 2021 met parketnummer 08-994533-19 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 juni 2023, 9 september 2025 en 7 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. M. Hendriks, mr. L. Stortelder en mr. P.J.P. Poels naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De meervoudige economische kamer van de rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde veroordeeld een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 5 en 7 tenlastegelegde.
Nu zowel verdachte als het openbaar ministerie hoger beroep hebben ingesteld zijn in hoger beroep alle feiten aan de orde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg – tenlastegelegd, kort en zakelijk weergegeven, dat hij:
feit 1:in de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 in [plaats 1] (samen met
anderen) feitelijke leiding heeft gegeven aan het (mede)plegen van het handelen in strijd met een voorschrift van de omgevingsvergunning door
accu’s niet volgens de voorschriften op te slaan.
feit 2:op 12 juli 2018 in [plaats 1] (samen met anderen) feitelijke leiding geven aan het (mede)plegen van het handelen in strijd met een voorschrift van de
omgevingsvergunning door asbest te accepteren en niet volgens de
voorschriften op te slaan.
feit 3 tot en met 7:in de periode van 10 februari 2016 tot en met 25 mei 2018 in [plaats 1] (samen met anderen) feitelijke leiding heeft gegeven aan het (mede)plegen van het valselijk opmaken van meerdere nota’s contante inkoop en meerdere begeleidingsbrieven door een handtekening te zetten op de plaats waar:
- [naam 1] ;
- [naam 2] en/of [naam 3] ;
- [naam 4] ;
- [naam 5] ;
- [naam 6] ;
hadden moeten ondertekenen met het oogmerk om deze nota’s en begeleidingsbrieven als echt te doen gebruiken.
Voluit luidt de (gewijzigde) tenlastelegging aan verdachte:
1.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . in of omstreeks de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft/hebben gehandeld in strijd met één of meer voorschrift(en) dat/die verbonden was/waren aan een omgevingsvergunning die betrekking had op (een) activiteit(en) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit(en) van 29 juni 2006 met kenmerk MPM 6986 en/of beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-016734/MPM19603) door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan haar verleende (revisie)vergunning voor de inrichting gelegen aan de [straat 1] te [plaats 1] , kadastraal bekend [gemeente 2] , sectie B, nummers [nummer] ,
aangezien de accu’s niet werden opgeslagen in vloeistofdichte en/of zuurbestendige bakken en/of containers en/of werden de accu’s niet opgeslagen in bakken in een daartoe bestemde overdekte opslagloods, zodanig dat deze tegen inregenen zijn beschermd (vergunningvoorschrift 9.7 bijlagendossier ordner 3 p. B1105),
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
Zaaksdossier inrichting gebonden overtredingen, Z1-Z7
2.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . op of omstreeks 12 juli 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met een voorschrift dat verbonden was aan een omgevingsvergunning die betrekking had op (een) activiteit(en) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit(en) van 29 juni 2006 met kenmerk MPM 6986 en/of beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-016734/MPM19603) door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan [bedrijf 1] verleende (revisie)vergunning voor de inrichting gelegen aan de [straat 1] te [plaats 1] , kadastraal bekend [gemeente 2] , sectie B, nummers [nummer] ,
aangezien binnen de inrichting (op asbest locatie 2 en asbest locatie 3, bijlagendossier ordner 5, B1980) asbesthoudend afval werd geaccepteerd en/of opgeslagen dat niet in dubbel plastic van minimaal 0.2 cm dik was verpakt en/of dat niet was opgeslagen in afgesloten containers, althans niet in containers afgesloten door een dekzeil (vergunningvoorschrift 9.15, bijlagendossier ordner 3, p. B1105);
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
Zaaksdossier inrichting gebonden overtredingen, Z1-Z7
3.
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 februari 2016 tot en met 26 augustus 2017 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, 21, althans één of meer, nota's contante inkoop en/of 21, althans één of meer, begeleidingsbrieven (zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1742-1745), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 1 maart 2016 (bijlagendossier ordner 5, p. B1908), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 maart 2016 (bijlagendossier ordner 5, p. B1909), en/of
- een nota contante inkoop dd. 1 september 2016 (bijlagendossier ordner 5, p. B1920), en/of - een begeleidingsbrief dd. 1 september 2016 (bijlagendossier ordner 5, p. B1921), en/of
- een nota contante inkoop dd. 1 mei 2017 (bijlagendossier ordner 5, p. B1942), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 mei 2017 (bijlagendossier ordner 5, p. B1943), en/of
- een nota contante inkoop dd. 21 juli 2017 (bijlagendossier ordner 5, p. B1950), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 juli 2017 (bijlagendossier ordner 5, p. B1951),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota('s) contante inkoop en/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 1] ,
zulk (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
PV deelonderzoek [bedrijf 4] , ZOL-125 p. Z32
4.
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2017 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, 27, althans één of meer, nota's contante inkoop en/of 27, althans één of meer, begeleidingsbrieven (zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1787-1788), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 11 april 2016 (zie bijlagendossier 1 p. B278), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 11 april 2016 (zie bijlagendossier 1 p. B279), en/of
- een nota contante inkoop dd. 21 december 2016 (zie bijlagendossier 1, p. B282), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 december 2016 (zie bijlagendossier 1, p. B283), en/of
- een nota contante inkoop dd. 24 maart 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B294), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 24 maart 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B295), en/of
- een nota contante inkoop dd. 1 november 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B300), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 november 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B301),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota('s) contante inkoop en/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] , en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 2] en/of [naam 3] ,
zulk (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
PV deelonderzoek [bedrijf 10] , zol-114 p. Z36
5.
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, 65, althans één of meer, nota's contante inkoop en/of 63, althans één of meer, begeleidingsbrieven (zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1824-1827), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 23 februari 2016 (bijlagendossier ordner 1, p. B3), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 23 februari 2016 (bijlagendossier ordner 1, p. B4), en/of
- een nota contante inkoop dd. 31 augustus 2016 (bijlagendossier ordner 1, p. B39), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 31 augustus 2016 (bijlagendossier ordner 1, p. B40), en/of
- een nota contante inkoop dd. 29 maart 2017 (bijlagendossier ordner 1, p. B59), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 29 maart 2017 (bijlagendossier ordner 1, p. B60), en/of
- een nota contante inkoop dd. 21 augustus 2017 (bijlagendossier ordner 1, p. B81), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 augustus 2017 (bijlagendossier ordner 1, p. B82), en/of
- een nota contante inkoop dd. 8 mei 2018 (bijlagendossier ordner 1, p. B140), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 8 mei 2018 ( (bijlagendossier ordner 1, p. B141),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota('s) contante inkoop en/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] , en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 4] ,
zulk (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
PV deelonderzoek [bedrijf 6] , ZOL-116 p. Z40
6.
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2016 tot en met 23 maart 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, 27, althans één of meer, nota's contante inkoop en/of 27, althans één of meer, begeleidingsbrieven (zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1787-1788), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 17 mei 2016 (zie bijlagendossier 1, p. B155), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 17 mei 2016 (zie bijlagendossier 1, p. B156), en/of
- een nota contante inkoop dd. 14 december 2016 (zie bijlagendossier 1, p. B164), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 14 december 2016 (zie bijlagendossier 1, p. B155), en/of
- een nota contante inkoop dd. 12 mei 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B188), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 12 mei 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B189), en/of
- een nota contante inkoop dd. 4 oktober 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B204), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 4 oktober 2017 (zie bijlagendossier 1, p. B205), en/of
- een nota contante inkoop dd. 16 februari 2018 (zie bijlagendossier 1, p. B214), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 16 februari 2018 (zie bijlagendossier 1, p. B215),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota('s) contante inkoop en/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] , en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 5] ,
zulk (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
PV deelonderzoek [bedrijf 11] , ZOL-118 p. Z45
7.
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] . op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, 76, althans één of meer, nota's contante inkoop en/of 71, althans één of meer, begeleidingsbrieven (zie het schema in bijlagendossier 4, p. B1748-1753), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 13 mei 2016 (bijlagendossier ordner 2, p. B507), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 13 mei 2016 bijlagendossier ordner 2, p. B508), en/of
- een nota contante inkoop dd. 17 januari 2017 (bijlagendossier ordner 2, p. B560), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 17 januari 2017 (bijlagendossier ordner 2, p. B561), en/of
- een nota contante inkoop dd. 10 maart 2017 (bijlagendossier ordner 2, p. B573), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 10 maart 2017 (bijlagendossier ordner 2, p. B574), en/of
- een nota contante inkoop dd. 8 maart 2018 (bijlagendossier ordner 2, p. B674), en/of
- een begeleidingsbrief dd. 8 maart 2018 (bijlagendossier ordner 2, p. B675),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota('s) contante inkoop en/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] , en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 6] ,
zulk (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
PV deelonderzoek [bedrijf 8] , ZOL-119 p. Z50
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie
Ten aanzien van onder 1 en 2 tenlastegelegde
Door de verdediging is – onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad – (HR 19 juni 2020. ECLI:NL:HR:2020:1069) betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, wegens strijd met het vertrouwensbeginsel nu er sprake is geweest van een gedoogsituatie door het bevoegd gezag. Ter onderbouwing heeft de verdediging aangevoerd dat uit de overgelegde stukken en de verklaring van [getuige 1] blijkt dat het bevoegd gezag heeft berust in de situatie met betrekking tot de opslag van accu’s en asbest.
Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat hij niet zal worden vervolgd. Aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn
toegekend, kan zulk gerechtvaardigd vertrouwen dat vervolging achterwege zal blijven evenwel in de regel niet worden ontleend. (HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:20l6:742, NJ 2016/388)
Het hof overweegt dat op 29 juni 2006 een revisievergunning Wet Milieubeheer aan [bedrijf 1] voor diverse percelen is verleend. [bedrijf 1] wordt bestuurd door [bedrijf 9] waar verdachte bestuurder van is. [bedrijf 9] is op haar beurt weer bestuurder van [bedrijf 3] Beheer . In de vergunning is de wijze van het opslaan van accu’s en asbest expliciet genoemd. De vergunning is naar aanleiding van aanvragen van de [bedrijf 1] aangepast, maar niet ten aanzien van het opslaan van accu’s en/of asbest.
Van het gedogen van het opslaan van accu’s in strijd met de omgevingsvergunning en de daarin vervatte voorschriften is niet gebleken. Door de verdediging is dit weliswaar gesteld, maar er is geen gedoogbesluit dan wel een schriftelijke overeenkomst overgelegd waarin dit naar voren komt. Evenmin zijn stukken overgelegd waaruit blijkt dat op enige andere wijze sprake is geweest van gedogen en op grond waarvan verdachte redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren dat er sprake was van een gedoogsituatie in afwijking van uitdrukkelijke vergunningsvoorschriften. Dat er geen schriftelijke overeenkomst is, wordt bovendien bevestigd door de toezichthouder van de Omgevingsdienst [locatie 1] [getuige 12] . Hij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg op 10 december 2020 verklaard dat er door hem in het dossier geen aanvullende afspraken of gedoogafspraken zijn aangetroffen die in de tenlastegelegde periode met het bevoegd gezag zijn gemaakt. Het hof merkt daarbij op dat verdachte aan het feit dat niet eerder handhavend is opgetreden geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat het openbaar ministerie niet tot strafvervolging zou overgaan, waarbij onderscheid gemaakt dient te worden tussen ‘handhaving’ in het kader van bestuursdwang en strafvervolging.
Nu niet is gebleken van een handelwijze van het openbaar ministerie die in strijd is met de grondslagen van het strafproces verwerpt het hof het beroep op het vertrouwensbeginsel en is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om feiten 1, 2, 3, 4 en 6 bewezen te verklaren conform het vonnis van de rechtbank. Het onder 5 tenlastegelegde kan eveneens bewezen worden verklaard. Dat [naam 4] geen begeleidingsbrieven had is irrelevant en op de nota’s die niet in de administratie van [bedrijf 6] staan, neemt de politie waar dat de handtekeningen niet van [naam 4] afkomstig zijn. Ook het onder 7 tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard. Er is geen reden om de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] betrouwbaar te achten. Het is niet na te gaan op grond waarvan ze de getuigen herkennen en hoe vaak ze hen hebben gezien. Ook blijkt uit de LMA gegevens een groot verschil in de afgifte van accu’s, zeker voor een eenmanszaak.
De camerabeelden kunnen naar de mening van het Openbaar Ministerie niet aangemerkt worden als ontlastend noch als belastend. De verbalisanten die de beelden hebben bekeken hebben in hun bevindingen opgeschreven wat ze konden zien, zoals een kenteken of voertuig. Vaak waren dergelijke kenmerken of personen niet zichtbaar waardoor het onmogelijk is om na te gaan welke persoon het betreft. Het gaat daarom te ver om te stellen dat de beelden het aangedragen scenario van de verdediging ondersteunen.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten.
Accu‘s.
Er is geen bewijs dat het voorschrift 9.7 van de omgevingsvergunning is overtreden.
Bij de accu’s die op 12 juli 2018 zijn aangetroffen op het buitenterrein aan de [straat 1] in [plaats 1] is sprake van overslag van accu’s en geen opslag van accu’s. In het overzicht afvalstromen is de overslag van accu’s ook opgenomen zodat dit onderdeel is van de omgevingsvergunning. De verdediging heeft verder verwezen naar de verklaring van KAM coördinator [getuige 11] dat opslag in de hal moet, maar overslag buiten mag.
Asbest
De verdediging is het eens met het oordeel van de rechtbank dat wettig bewijs voor het accepteren van asbesthoudend afval in strijd met het vergunningsvoorschrift 9.15 ontbreekt.
Ook de overtreding van vergunningsvoorschrift 9.14 kan niet bewezen worden verklaard. De opslagplaats, zoals bedoel in dit voorschrift, ziet niet op de wijze waarop het materiaal in containers moet worden opgeslagen, maar op het afgesloten moeten zijn van de opslagplaats waar het asbesthoudend materiaal (in containers) wordt opgeslagen. In het dossier ontbreken foto’s van en ander bewijs over de opslagplaats.
Valsheid in geschrift
Door de verdediging is niet betwist dat [medeverdachte] de inkoopbonnen heeft gemaakt wat het gewicht en prijs betreft. De handtekening heeft zij echter niet gezet maar is van de betreffende ontdoeners. Voor deze stelling heeft de verdediging een tweetal alternatieve scenario’s geschetst. Het eerste scenario is dat de ontdoeners om financiële redenen omzet hebben verzwegen en ten behoeve daarvan bonnen hebben vernietigd. Dit is gelet op het door de opsporingsambtenaren bij de ontdoeners aangekondigde informatieverzoek heel aannemelijk en wordt ook ondersteund door de verklaring van terreinmedewerker [getuige 4] . Nu niet is onderzocht of door de ontdoeners de gehele administratie is overgelegd, kan aan de door hen overgelegde documenten en hun verklaringen daaromtrent geen enkele bewijswaarde worden toegedicht.
Het tweede alternatieve scenario is dat er door één of meerdere derde(n) identiteitsfraude is gepleegd door onder de naam van de op de dagvaarding vermelde ontdoeners accu’s te leveren aan [verdachte] . Dit scenario wordt ondersteund door de verklaring van ontdoener [naam 3] inhoudende dat hij in het verleden eerder slachtoffer is geweest van dergelijke fraude.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de ontdoeners niet betrouwbaar zijn en heeft aangevoerd dat:
- de verklaringen van [naam 4] tegenstrijdigheden vertonen;
- [naam 5] aantoonbaar liegt gelet op de overgelegde WhatsApp berichten tussen hem en [verdachte] . Daaruit valt op te maken dat hij met enige regelmaat prijzen van accu’s opvraagt terwijl hij onder meer heeft verklaard nooit accu’s naar [verdachte] te hebben gebracht;
- [naam 6] heeft verklaard de levering van accu’s zelf te doen, terwijl dit haaks staat op de verklaring van terreinmedewerker [getuige 4] die heeft verklaard dat [naam 6] met een oudere man kwam en er zelf niet altijd bij was. Ook blijkt uit de videobeelden dat [naam 6] in de tenlastegelegde periode met zijn bedrijfswagen op het bedrijfsterrein is geweest;
- [naam 1] heeft verklaard dat hij al 2,5 jaar geen zaken meer heeft gedaan met [verdachte] , terwijl medewerker [Naam 9] heeft verklaard dat [naam 1] in 2016 regelmatig bij [verdachte] is geweest en dat hij in 2017 een schriftelijk contract met hem heeft gesloten.
Ter onderbouwing van de bepleite vrijspraak heeft de verdediging voorts een accountantsrapportage van [Naam 11] overgelegd en gewezen op het handschriftonderzoek waaruit voortvloeit dat de handtekeningen op de inkoopbonnen niet overeenkomen met het handschrift van verdachte en [medeverdachte] . Ten aanzien van de begeleidingsbrieven heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte en [medeverdachte] niet werkzaam waren op de administratie en de begeleidingsbrieven een andere bewijsbestemming hebben dan de inkoopbonnen. Bovendien was de gebruikelijke werkwijze dat de accu’s gewogen werden, er eventueel een begeleidingsbon werd opgemaakt en er niet contant werd uitbetaald voordat er getekend was. Het opmaken van valse bonnen kan dan ook niet aan de B.V.’s worden toegerekend.
Medeplegen
Er is geen begin van bewijs waaruit blijkt dat tussen verdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feitelijke leidinggeven/ Opdracht geven
De verdediging heeft allereerst betoogd dat er geen bewijs is dat verdachte feitelijke handelingen heeft verricht ten aanzien van de milieudelicten of de valsheid in geschrifte. Daarnaast is het enkele feit dat verdachte aandeelhouder dan wel bestuurder was van de B.V. onvoldoende om feitelijk leidinggeven aan te nemen. Getuigen [getuige 6] , [getuige 7] , [naam 10] en [Naam 9] hebben alle verklaard dat niet verdachte maar zijn vader de echte baas was binnen [verdachte] . Van actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen feitelijke leidinggeven valt is dan ook geen sprake. Verdachte gaf geen leiding op de werf noch op de administratie. Ook is er geen bewijs dat verdachte een actieve opdracht heeft gegeven om accu’s buiten op te slaan, asbesthoudend materiaal niet goed af te dekken en nadrukkelijk heeft geïnstrueerd om inkoopbonnen en begeleidingsbrieven onjuist op te maken.
Opzet
Tenslotte heeft de verdediging betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad. Hij was zich niet bewust van enig strafbaar handelen.
Oordeel van het hof
De rechtbank heeft in haar vonnis uitvoerige overwegingen gewijd aan het bewijs. Het hof maakt die overwegingen tot de zijne en zal die – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank overneemt – cursief weergeven. Waar in de hierna weergegeven tekst ‘de rechtbank’ staat vermeld, moet in dat geval ‘het hof’ worden gelezen. Aanvullingen van het hof worden niet cursief weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [1]
Op 27 mei 2003 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland een aanvraag van [bedrijf 1] ontvangen voor het veranderen en in werking hebben van de gehele inrichting. De inrichting is onder meer bestemd voor het op- en overslaan van diverse (gevaarlijke) afvalstoffen en het verwerken van diverse (gevaarlijke) afvalstoffen. De inrichting is gelegen aan de [straat 4] , de [straat 1] en de [straat 3] in [plaats 1] , kadastraal bekend bij de (toenmalige) [gemeente 3] , sectie B, nummers [nummer] . [2] De eerste drie adressen betreffen één aaneengesloten terrein.
Op 29 juni 2006 is bij besluit MPM 6986 door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland de vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer verstrekt aan [bedrijf 1] voor de duur van 10 jaar. [3] In de aanvraag heeft [verdachte] aangegeven de accu’s op een milieu hygiënisch verantwoorde wijze op te zullen slaan. De accu’s worden opgeslagen in daarvoor geschikte vloeistofdichte en zuurbestendige bakken die zijn geplaatst in een bedrijfshal. De loods is voorzien van een vloeistofkerende vloer. [4] En voorschrift 9.7 is de wijze van opslaan van accu’s opgenomen:

Accu’s

De opslag van oude accu’s moet geschieden in vloeistofdichte en zuurbestendige bakken. De inhoud van een bak dient ten minste gelijk te zijn aan de vloeistofinhoud van de daarin opgeslagen accu’s. De bakken moeten in de daartoe bestemde overdekte opslagloods zijn opgesteld, zodanig dat deze tegen inregenen zijn beschermd. [5]
Op 6 mei 2010 heeft de provincie Gelderland de 8.19 WM-melding geaccepteerd. Dit betreft het vergroten van de opslag van 50m3 naar maximaal 500m3. Hierbij wordt dit ondergebracht in een nieuw te bouwen hal. Daarbij is opgetekend dat de opslag van accu’s alleen mag plaatsvinden in bedrijfshal 1, gevestigd op het adres [straat 1] . [6] Voorschrift 9.7 is niet gewijzigd bij de door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan [bedrijf 1] . verleende beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-01 67341MPM19603). [7]
Op 11 februari 2018, 24 maart 2018 en 9 juli 2018 zijn luchtfoto’s genomen van de gezamenlijke inrichting van [bedrijf 3] BV . en [bedrijf 2] , gelegen aan de [straat 1] en [straat 4] in [plaats 1] . Uit onderlinge vergelijking van de verschillende foto’s blijkt dat op alle drie data opslag van accu’s op het terrein in de buitenlucht plaatsvond. [8] Op voornoemde data zijn er grote hoeveelheden losse accu’s in de buitenlucht zichtbaar. Deze zijn niet in bakken geplaatst en niet tegen regen beschermd. Ook zijn er verspreid over het bedrijfsterrein diverse bakken met accu’s niet tegen inregenen beschermd, waargenomen. [9]
0p 12 juli 2018 hebben toezichthouders van de Omgevingsdienst [locatie 1] geconstateerd dat er oude accu’s in bakken op het buitenterrein aan de [straat 1] in [plaats 1] worden opgeslagen. [10] Verbalisant [verbalisant 1] constateert dat er naast het kantoor met de [locatie 2] diverse bakken met accu’s op pallets staan. Ook ziet hij op andere plekken op het bedrijfsterrein buiten diverse bakken met accu’s op pallets staan. In de bedrijfshal zijn geen bakken met accu’s geplaatst. [11] Op het terrein ziet de verbalisant een blauwe container staan gevuld met accu’s. Aan de onderzijde van deze container ziet hij een gat zitten, zodat de container niet vloeistofdicht is. [12]
Getuige [getuige 8] verklaart op 12 juli 2018, als volgt:
… ‘Ik ben werknemer in vaste loondienst bij [verdachte] . [13]
(V) Wie zijn volgens u als leidinggevenden verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken binnen de inrichting van [verdachte] ?
(A) Dat is [verdachte] en [naam 11] .
(V) Is dit tevens uw direct leidinggevende?
(A) [verdachte] is mijn baas. [14]
… Ik ben het meeste met accu’s bezig. [15]
(V) Worden er ook afvalstoffen gemengd binnen de inrichting van [verdachte] ?
(A) Nee. De accu’s worden niet in de hal opgeslagen maar op het terrein. [16]
Getuige [getuige 9] verklaart op 29 november 2018, als volgt:
…’
(V) Als u voor toezicht/controle naar [verdachte] gaat met wie maakt u dan een afspraak?
(A) Met [getuige 11] . [verdachte] is er meestal wel bij als ik op controle kom.
(V) Wie is volgens u de direct leidinggevende op de inrichting te [plaats 1] ?
(A) Dat is volgens mij [verdachte] . Ik staaf dat op de KvK gegevens. [17]
Getuige [getuige 11] verklaart op 19 december 2018, als volgt:
…‘Ik ben KAM coördinator bij [verdachte] . [18]
(V)Wie is u/zijn uw leidinggevende(n)?
(A) [verdachte] als enige.
…Ik heb samen met [verdachte] de contacten met de toezichthouders van de omgevingsdienst. …(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Ik ken mijn taken en [verdachte] is mijn werkgever. [19]
(V) Welke onderneming is volgens u verantwoordelijk voor de opslag voor accu’s?
(A) Dat valt onder de vergunning van de [bedrijf 1] . De handel is echter van [bedrijf 2] .
(V) Welke leidinggevende(n) is/zijn verantwoordelijk voor de gang van zaken met accu’s? (A) Dat is [verdachte] . Voor beide bedrijven. ….. [verdachte] heeft de dagelijkse leiding.
(V) Waar en hoe horen de accu’s opgeslagen te worden volgens de milieuvergunning?
(A) Volgens de milieuvergunning moeten ze opgeslagen worden in een hal.
…Er mag geen water bij komen’, [20]
Op 4 december 2020 verklaart getuige [getuige 14] , als volgt:
…‘Ik sta op de loonlijst van [bedrijf 3] .
…Ik ben planner voor alle BV’s van [verdachte] .
(V) Wie is/zijn uw leidinggevende(n)?
(A) Mijn leidinggevenden zijn [verdachte] en [naam 14] . Met name [verdachte] .
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Dat is [verdachte] .
(V) Wat is uw rol bij het doen van meldingen bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen?
(A) Ik doe de meldingen bij het LMA.
(V) Welke onderneming is verantwoordelijk voor de opslag van accu‘s?
(A) Ik ga uit van [bedrijf 2] [21]
Op 10 december 2020 verklaart getuige [getuige 12] ter terechtzitting, als volgt:
…‘Mijn beroep is toezichthouder bij de Omgevingsdienst [locatie 1] . [22]
…Uit de vergunning blijkt wel duidelijk dat de accu ‘s in een bak moeten worden opgeslagen en onder een afdak. [23]
…De bakken moeten vloeistofdicht zijn.
…Volgens de vergunning is het niet toegestaan om de accu ‘s even buiten te laten staan voor het laden en lossen. [24]
Uit een getapt gesprek, sessie 2891, van 11 juli 2018 om 13:45:07 uur tussen verdachte en
[naam 20] komt het volgende naar voren:
[verdachte] bum [naam 20]
[verdachte] zegt: Ja begin maar met die ACCU’s kiepen achter he
NNM Ja en dan…ntv…eruit en dan ga ik weer naar achteren toe.
[verdachte] : Ja dat is goed en dan als er een dan Polen (fon) komt…ntv. Komt goed
NNM: Oke prima [naam 20] . [25]
Verdachte heeft ter terechtzittingin eerste aanleg
op 19 april 2021, als volgt verklaard:
…‘Het klopt dat er accu’s buiten stonden. De accu’s worden ingewogen en daarna
buitengezet. De accu’s buiten is een omzet van 100 ton. Het klopt dat ik bestuurder ben van
[bedrijf 9] en dat deze B.V. bestuurder is van de [bedrijf 1] [naam 11]
B.V en via een kleine omweg ook van [bedrijf 3] .
Het klopt dat ik werknemers [naam 12] en [verdachte] heb aangenomen. [26]
Bewijsoverwegingen
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat op het bedrijfsterrein van [verdachte] aan de [straat 1] in [plaats 1] handel in accu’s plaatsvindt. Hiervoor is door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland een vergunning aan verdachte verleend in het kader van de Wet Milieubeheer. Vanaf 1 oktober 2010 is deze vergunning gelijkgesteld met een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht.
De omgevingsvergunning betreft een vergunning die ziet op regels die gelden binnen het gesloten terrein van de inrichting. In voorschrift 9.7 is vastgelegd dat accu’s opgeslagen dienen te worden in vloeistofdichte en zuurbestendige bakken. De bakken moeten daarnaast in een overdekte opslagloods zijn opgesteld, zodat deze tegen inregenen beschermd zijn. Uit de genomen luchtfoto’s en de constatering door de toezichthouders van de Omgevingsdienst [locatie 1] en verbalisant [verbalisant 1] is af te leiden dat dit voorschrift structureel niet wordt nageleefd in de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 en dat (in ieder geval op 12 juli 2018) de bedrijfshal in kwestie niet (meer) wordt gebruikt als overdekte opslagloods voor bakken met accu’s. Getuige [getuige 13] bevestigt dit door zijn verklaring dat de accu’s niet in de hal maar op het terrein werden opgeslagen. Met betrekking tot dit buiten aantreffen van de accu’s heeft de verdediging betoogd dat er geen sprake was van opslag maar van overslag van de accu’s op het bedrijfsterrein van [verdachte] . De rechtbank heeft geconstateerd dat noch in de omgevingsvergunning noch in het hiervoor genoemde voorschrift 9.7 gesproken wordt van overslag van accu’s. De omgevingsvergunning is duidelijk en kan in het licht van het stringent wettelijk systeem betreffende de binnen de inrichting geldende vergunde handelingen met betrekkingen tot gevaarlijke afvalstoffen niet anders worden opgevat dan een verbod op het buiten de hal al dan niet tijdelijk opslaan van accu’s. Dit wordt ook onderstreept door de verklaring van KAM coördinator [getuige 11] en de verklaring van toezichthouder [getuige 12] . Een ruimere interpretatie zoals de verdediging voorspiegelt, is dan ook niet aan de orde. Voor het opslaan in de buitenruimte had de [bedrijf 1] zich tot het bevoegde gezag moeten wenden met het verzoek de vergunning te wijzigen.
Het hof gaat niet mee met het verweer dat opslaan en overslaan inwisselbare begrippen zijn. Het begrip overslaan is gedefinieerd in de vergunningsbeschikking, op pagina B1083 van het dossier:
“de term overslaan omvat handelingen zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen e.d. al dan niet op pneumatische of mechanische wijze, bijvoorbeeld door middel van kranen, transportbanden of leidingen.”
Het hof leest deze begripsbepaling aldus dat met overslaan de hiervoor genoemde (daadwerkelijk fysieke) handelingen worden bedoeld. Daaronder valt niet het opslaan van goederen, ook niet wanneer dit kortstondig plaatsvindt.
Toerekening aan rechtspersoon
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest arrest. (HR 21 oktober 2003. ECLL:NL:HR:2003:AF7938)
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf.
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging
De hiervoor genoemde handel en het opslaan van accu’s zijn gedragingen die passen in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] . die voor wat betreft de opslag tevens vergunninghouder is. Daarnaast zijn die gedragingen deze rechtspersoon binnen het hierna onder “medeplegen” te noemen samenwerkingsverband dienstig geweest, doordat er op deze wijze geen nieuwe/extra opslagloods hoefde te worden gebouwd en de werknemers de tijd en inspanning om de accu’s naar binnen en weer naar buiten te verplaatsen bespaard bleef, hetgeen de onderneming (als geheel) financieel voordeel heeft opgeleverd.
De gedraging bestaande uit het in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning buiten op het bedrijfsterrein aan de [straat 1] in [plaats 1] ( [gemeente 2] ) opslaan van accu’s kan daarom in redelijkheid aan [bedrijf 1] worden toegerekend.
Opzet rechtspersoon
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten en de tenlastelegging moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Opzet en/of wetenschap is geen bestanddeel van de tenlastegelegde overtreding van de Wet Algemene Bepalingen omgevingsrecht. Het ontbreken van wetenschap van de verboden gedraging is niet aan de orde. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. In dit geval is het voldoende dat er opzet was op het binnen de inrichting in strijd met de omgevingsvergunning buiten de opslagloods en niet in vloeistofdichte containers opslaan van accu’s zonder enige bescherming tegen inregenen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat er sprake is geweest van opzet in voormelde zin.
Medeplegen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] .
De rechtbank stelt voorop dat artikel 2.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalt dat een omgevingsvergunning geldt voor eenieder die het project uitvoert waarop zij betrekking heeft. De omgevingsvergunning is zodoende niet gekoppeld aan de persoon van de houder, maar volgt als het ware het project en heeft daarom een zaaks gebonden karakter. De verboden gedraging betreft het binnen de inrichting opslaan van accu’s in niet vloeistofdichte containers in de buitenruimte, zijnde een niet vergunde opslagplaats, waarbij de accu’s niet beschermd zijn tegen inregenen. Zoals uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt vindt de handel in accu’s plaats door [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Namens [bedrijf 2] worden de accu’s ontvangen. Dat gebeurt op het bedrijfsterrein, waarvoor aan de [bedrijf 1] een vergunning betreffende een afvalstoffen inrichting is afgegeven, waarna namens [bedrijf 3] . de ontvangsten gemeld worden aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Aldus is sprake van een vervlochten bedrijfsvoering, hetgeen ook uit de verklaring van getuige [getuige 14] blijkt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de [bedrijf 1] nauw en bewust heeft samengewerkt met voornoemde B.V.’s.
Feitelijke leidinggeven door verdachte
De rechtbank stelt voorop dat nadat is vastgesteld dat een verboden gedraging aan een rechtspersoon kan worden toegerekend (zie daarvoor hiervoor) de vraag aan de orde komt of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij een rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leidinggeven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. In feitelijke leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan - in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten - ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode (middellijk) bestuurder was van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Uit het oogpunt van formeel bestuurder was verdachte derhalve bevoegd, in staat en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van het opslaan van accu’s buiten de opslagloods. Naast het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was, werd hij - gelet op voornoemde getuigenverklaringen - ook als baas en feitelijke leidinggevende gezien. Hij heeft actief werknemers aangenomen en zich naar buiten toe gepresenteerd als leidinggevende. Ook geeft verdachte opdracht tot het kiepen van accu’s. Verdachte wist van het buiten in de openbare ruimte opslaan van accu’s en heeft geen maatregelen genomen om dit tegen te gaan terwijl dit wel van hem gevergd kon worden.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen
Op 27 mei 2003 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland een aanvraag van [bedrijf 1] ontvangen voor het veranderen en in werking hebben van de gehele inrichting. De inrichting is onder meer bestemd voor het op- en overslaan van diverse (gevaarlijke) afvalstoffen en het verwerken van diverse (gevaarlijke) afvalstoffen. De inrichting is gelegen aan de [straat 4] , de [straat 1] en de [straat 3] in [plaats 1] , kadastraal bekend bij de (toenmalige) [gemeente 3] , sectie B, nummers [nummer] . [27] Op 29 juni 2006 is per beschikking door Gedeputeerde Staten de vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer verstrekt aan [bedrijf 1] voor de duur van 10 jaar. [28] In de aanvraag heeft [verdachte] aangegeven asbest op een milieu hygiënisch verantwoorde wijze op te zullen slaan. Direct na acceptatie wordt het asbest opgeslagen in een speciale afsluitbare en vloeistofdichte asbestcontainer. [29] In de voorschriften 9.13 tot en met 9.14 is de wijze van opslaan van asbest opgenomen:

Asbest

De op- en overslag van asbesthoudend isolatie- en bouwmateriaal moet plaatsvinden in een daartoe bestemde container.
De opslagplaats moet, behoudens tijdens het inbrengen van asbesthoudend materiaal, zijn afgesloten. Op of nabij de opslagplaats moet op duidelijke wijze zijn aangegeven dat het gaat om de opslag van bedoelde stoffen. [30]
Deze voorschriften zijn niet gewijzigd bij de aan [bedrijf 1] verleende beschikking van 9 mei 2011. [31]
Op 12 juli 2018 wordt door buitengewoon opsporingsambtenaar [naam 7] een controle uitgevoerd op onder meer de locatie [straat 1] in [plaats 1] . [32] Zij constateert op een opslaglocatie van containers en vrachtwagens (asbestlocatie 2) tien containers met vermoedelijk asbesthoudende materialen. In de containers liggen witte plastic zakken. Op de containers is plastic bevestigd met daarop de waarschuwingstekst asbest. Bij 3 containers ziet verbalisante asbest verdachte materialen met de buitenlucht in contact treden. De containers zijn niet afgesloten. Tevens zit er over de containers geen afdekzeil. Uit één van de containers zijn twee monsters genomen van de vermoedelijk asbesthoudende golfplaten. Ook wordt er uit een andere container een monster genomen. [33] Uit de analyse van de monsters blijkt dat deze asbest bevatten. [34]
Op een andere locatie (asbestlocatie 3) op het terrein staan twee containers met daarin witte plastic zakken met daarop de tekst “asbest”. [35] Deze plastic zakken waren niet deugdelijk afgesloten. Verbalisante zag dat de inhoud door kieren in de zakken met de buitenlucht in contact kwam. Op de bijgevoegde foto’s is te zien dat deze containers niet met een dekzeil zijn afgedekt. [36] De heer [getuige 14] vertelt aan [naam 7] dat in deze containers asbesthoudende grond zit, welke nog afgevoerd moet worden naar [plaats 2] . [getuige 14] overhandigt een kopie van de offerte voor het afvoeren van ongeveer 44 ton asbesthoudende grond naar [plaats 3] in [plaats 4] . [37]
Getuige [getuige 14] verklaart op 4 december 2018, als volgt:
…‘Ik sta op de loonlijst van [bedrijf 3] .
…Ik ben planner voor alle BV’s van [verdachte] .
(V) Wie is/zijn uw leidinggevende(n}?
(A) Mijn leidinggevenden zijn [verdachte] en [naam 14] . Met name [verdachte] .
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Dat is [verdachte] . [38]
(V) Wat weet u van de opslag van asbesthoudend materiaal binnen de inrichting?
(A) Ik weet dat het afgedekt moet zijn.
(V) Welke onderneming is verantwoordelijk voor de opslag van asbesthoudend materiaal? (A) Ik denk [bedrijf 3] .
(V) Wie is de verantwoordelijke leidinggevende?
(A) Ik denk [verdachte] . [39]
Getuige [getuige 9] verklaart op 29 november 2018, als volgt:
(V) Als u voor toezicht/controle naar [verdachte] gaat met wie maakt ii dan een afspraak?
(A) Met [getuige 11] . [verdachte] is er meestal wel bij als ik op controle kom.
(V) Wie is volgens u de direct leidinggevende op de inrichting te [plaats 1] ?
(A) Dat is volgens mij [verdachte] . Ik staaf dat op de KvK gegevens. [40]
Getuige [getuige 11] verklaart op 19 december 2018, als volgt:
…‘Ik ben KAM coördinator bij [verdachte] . [41]
(V) Wie is u/zijn uw leidinggevende(n)?
(A) [verdachte] als enige.
…Ik heb samen met [verdachte] de contacten met de toezichthouders van de omgevingsdienst.
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Ik ken mijn taken en [verdachte] is mijn werkgever. [42]
(V) Wie ziet toe op de juiste naleving van de vergunningsvoorwaarden namens het bedrijf [verdachte] ?
(A) Op het terrein [verdachte] . [43]
Uit een getapt gesprek, sessie 2344 van 10 juli 2018 om 10:19 uur, komt het volgende naar voren:
[naam 20] ( [verdachte] ) belt [naam 19] ( [naam 13] , ng) en vraagt hem om ‘die asbestbak die daar midden op het terrein staat even aan de kant te zetten, ‘op een plek waar die niet in het zicht staat, want dat kan niet wat daar gebeurd’, daar moeten we mee stoppen want daar krijg je alleen maar gezeik mee’. [44]
Verdachte heeft ter terechtzittingin eerste aanleg
op 19 april 2021, als volgt verklaard:
…‘Het klopt dat ik bestuurder ben van [bedrijf 9] en dat deze B.V. bestuurder is van de [bedrijf 1] en via een kleine omweg ook van [bedrijf 3] .
…Bij het optakelen en afzetten van een container met asbesthoudend materiaal gaat de container schuin omhoog. De container verschuift daardoor. Als het asbesthoudende materiaal niet goed afgedekt is, moet dat gebeurd zijn tijdens het optrekken of neerzetten van een container. [45]
Vrijspraak overtreden voorschrift 9.15
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijke leidinggeven van het door [verdachte] overtreden van voorschrift 9.15 van de omgevingsvergunning. Op 12 juli 2018 is er weliswaar door verbalisant [naam 7] asbesthoudend materiaal aangetroffen maar het procesdossier verschaft niet in voldoende mate duidelijkheid over:
  • de vorm waarin het asbesthoudende materiaal is geaccepteerd en
  • op welk moment deze acceptatie van het asbesthoudende materiaal heeft plaatsgevonden.
Gelet op het ontbreken van wettig bewijs voorhet accepterenvan asbesthoudend materiaal dat niet deugdelijk verpakt is volgens voorschrift 9.15 van de omgevingsvergunning zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsoverweging overtreden voorschrift 9.14
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat op het bedrijfsterrein van [verdachte] aan de [straat 1] in [plaats 1] de opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen, waaronder asbest plaatsvindt en dat de opslag van vorenbedoelde asbesthoudende afvalstoffen op 12 juli 2018 plaatsvond in een opslagplaats (container) die in strijd met vorenbedoeld vergunningsvoorschrift 9.14 niet afdoende was afgesloten.
In verband met de opslag van asbest is door Gedeputeerde Staten een vergunning aan[bedrijf 1]
verleend in het kader van de Wet Milieubeheer. Vanaf 1 oktober 2010 is deze vergunning gelijkgesteld met een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht.
Toerekening aan de rechtspersoon [bedrijf 1]
Zoals hiervoor ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is overwogen, kan een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewijs volgt dat de [bedrijf 1] op 12 juli 2018 in [plaats 1] asbesthoudend materiaal heeft doen opslaan in daartoe bestemde containers die niet met een dekzeil afgesloten waren, waardoor er asbesthoudende materiaal met de buitenlucht in contact kwam.
Het opslaan van asbesthoudend materiaal is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de [bedrijf 1] , die tevens vergunninghouder is. De gedraging bestaande uit het in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning asbesthoudend materiaal in onafgedekte containers opslaan, kan in redelijkheid aan de [bedrijf 1] worden toegerekend, omdat het opslaan van asbesthoudend materiaal in de normale bedrijfsvoering past.
Opzet
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van het opzet bij overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is overwogen, overweegt de rechtbank het navolgende. Voor het bewezen verklaren van opzet is voldoende dat er opzet was op het binnen de inrichting in strijd met de omgevingsvergunning opslaan van asbesthoudend materiaal in niet afgesloten containers.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat er sprake is geweest van opzet in voormelde zin.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging, nu het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feitelijke leidinggeven door verdachte
Zoals hiervoor bij het onder 1 tenlastegelegde is overwogen kan na het toerekenen van verboden gedragingen aan een rechtspersoon bezien worden of verdachte als feitelijke leidinggevende aangemerkt kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 12 juli 2018 (middellijk) bestuurder was van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Uit het oogpunt van formeel bestuurder was verdachte derhalve bevoegd, in staat en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van het opslaan van asbest in containers die niet met dekzeil waren afgedekt. Naast het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was, werd hij - gelet op voornoemde getuigenverklaringen - ook als leidinggevende en direct verantwoordelijke voor het naleven van de vergunningsvoorwaarden gezien. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat het mogelijk is dat door het optrekken en neerzetten van containers de asbest niet meer volledig afgesloten is. Door dit vervolgens op het terrein niet te controleren heeft verdachte deze mogelijkheid ook aanvaard.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Valsheid in geschrift
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 28 ondertekende nota’s contante inkoop met bijbehorende begeleidingsbrieven, gedateerd van 10 februari 2016 tot en met 26 augustus 2017, aangetroffen, geleverd door [naam 1] en dat deze zijn ondertekend door eigenaar [naam 1] waarbij een handtekening is geplaatst. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [naam 1] te [plaats 6] vermeld met als bestemming [straat 1] in [plaats 1] . De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Als kenteken wordt op de begeleidingsbrief steeds genoemd: [kenteken] . Geen van de begeleidingsbrieven was ondertekend, uitgezonderd een krul in de kolom van de ontvanger waar een handtekening geplaatst zou moeten zijn. [46]
Op 4 september 2018 heeft [naam 1] twee nota’s contante inkoop overgelegd. Een nota van 18 februari 2016 en één van 9 maart 2016 met een totaalgewicht van 1.150 kilo accu’s. De overgelegde nota van 9 maart 2016 bevindt zich ook tussen de 28 nota’s in de fysieke administratie van [bedrijf 3] .
[naam 1] verklaart dat hij in 2016 twee keer accu’s aan [bedrijf 3] . geleverd heeft, maar niet de hoeveelheden die uit de administratie van [verdachte] naar voren komen. Ook verklaart hij dat hij in 2017 geen accu’s naar [verdachte] heeft gebracht, maar dat er wel een container met oud ijzer door [verdachte] is opgehaald. [47]
Aan [naam 1] worden 22 nota’s getoond. Op 21 nota’s herkent hij de handtekening niet als zijn eigen handtekening. De handtekening op de nota van 9 maart 2016 herkent hij als zijn eigen handtekening. [48]
[verbalisant 4] relateert op 12 februari 2019 dat op de fysiek inbeslaggenomen nota’s uit de administratie van [verdachte] geen enkele handtekening, voor zover deze duidelijk zichtbaar was, overeenkwam met - of leek op - de handtekening van [naam 1] , die vermeld stond op de nota contante inkoop van 9 maart 2016. [49]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 14 nota’s contante inkoop met bijbehorende begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [bedrijf 10] . De nota’s contante inkoop, gedateerd van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2017, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof van [naam 3] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [bedrijf 10] vermeld. De locatie van herkomst is [straat 2] te [plaats 5] . De ontvanger is [bedrijf 3] . op het adres [straat 1] te [plaats 1] . Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst. [50]
Getuige [vennoot] verklaart op 12 juli 2018, als volgt:
(V)Wat is uw functie bij [bedrijf 10] V.OF.?
(A) Ik ben werkgever en werknemer. Ik ben vennoot. [51]
(V) Wat is uw relatie tussen uw bedrijf en [bedrijf 3] dan wel [bedrijf 2] ?
(A) Niks, We doen daar al heel lang geen zaken meer mee. Ik ken het bedrijf wel, het zit in [plaats 1] en [plaats 11] .
(V) Aan welk bedrijf geeft u uw accu‘s nu af?
(A) De laatste paar jaar aan [bedrijf 12] uit [plaats 10] . [52]
Uit LMA-gegevens blijkt dat [bedrijf 10] in 2016 bijna 9 ton (8.825 kilo) en in 2017 ruim 8 ton (8.645 kilo) accu’s in zeven vrachten heeft afgegeven aan [bedrijf 12] . [naam 3] is door de gemeente [plaats 5] aangeschreven naar aanleiding van een milieucontrole op 15 november 2016. Uit deze aanschrijving blijkt dat het bedrijf al jaren geen zaken (meer) doet met [verdachte] . In 2016 tot 12 juli 2018 heeft het bedrijf uitsluitend 21 ton accu’s aan [bedrijf 12] in [plaats 10] afgegeven. [53]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 73 nota’s contante inkoop en 63 begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [bedrijf 6] te [plaats 7] , een eenmanszaak, soms [bedrijf 13] genoemd. De nota’s contante inkoop, gedateerd van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof, van [bedrijf 6] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [bedrijf 6] te [plaats 7] vermeld. Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst. In de administratie van [verdachte] is 181.885 kilo meer aan ontvangen accu’s vermeld dan er is afgegeven door [bedrijf 6] . [54]
Getuige [naam 4] verklaart op 4 september 2018, als volgt:
V: Wat is uw relatie met de onderneming [bedrijf 6] ?
A: [bedrijf 6] is mijn bedrijf. Ik werk alleen bij dit bedrijf.
….
V. Heeft u in 2016 en 2017 afval afgegeven aan [verdachte] ?
A: Ik heb wel eens zaken met hun gedaan. Ik koop daar niks, ik verkoop ze wel.
Accu's zou ik ook wel eens aan hun geleverd kunnen hebben.
Hoeveel ik heb afgegeven aan [verdachte] zou ik na moeten kijken. Zo in mijn eerste beleving is hetgeen jullie noemen, 113 ton, wel veel. Ik denk niet dat het kan dat het zoveel is. Deze gewichten moeten te hoog zijn. Ik denk dat dit teveel is wat er is gemeld. [55]
Getuige [naam 4] verklaart op 6 november 2018, als volgt:
V: Op twee nota’s (bijlage 5 en 6) staat volgens ons een andere handtekening. Wie heeft de andere documenten getekend?
A: Ik herken deze handtekening niet. Het is niet mijn handtekening. Ik weet niet wie deze heeft geplaatst.
O: Wij tonen u documenten afkomstig uit de administratie van [verdachte] . Hiertussen zitten ook de nota’s waarvan u ons een kopie heeft verstrekt.
V. Hebben, behouden de nota’s die u ons heeft verstrekt, deze documenten betrekking op accu's die u hebt geleverd?
A: Nee
V. Van wie zijn de handtekeningen die u op de nota’s ziet?
A: Dat weet ik niet. Deze zijn niet van mij.
V. Herkent u op één van deze documenten uw handtekening?
A: Nee [56]
[verbalisant 3] relateert op 12 februari 2019 op de overige nota’s contante inkoop, dus niet de acht nota’s die ook door getuige [naam 4] zijn verstrekt verschillende handtekeningen staan. Geen van deze handtekeningen lijkt op de handtekening van getuige [naam 4] . [57]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 27 nota’s contante inkoop en 32 begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [naam 5] [bedrijf 11] te [plaats 7] . De nota’s contante inkoop, gedateerd van 17 mei 2016 tot en met 23 maart 2018, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof, van [naam 5] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [naam 5] te [plaats 7] vermeld. Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst. [58]
Op 18 september 2018 verklaart [naam 5] , als volgt:
…‘Ik ben de eigenaar van [naam 5] metaalhandel. [59]
(V) Heeft u in 2016, 2017 en 2018 afval accu’s afgegeven aan [verdachte] ?
(A) in 2018 heb ik wel accu’s aan [verdachte] afgegeven. Van 2016 en 2017 moet ik dat eerst nakijken.
(V) Kloppen de door [verdachte] gemelde hoeveelheden?
(A) Nee, dit klopt helemaal niet.
(V) Welke hoeveelheden heeft u wel afgegeven?
(A) Ik heb in 2018 twee keer een vracht accu ‘s afgegeven aan [verdachte] . Deze heb ik nog nooit zelf gebracht, ze worden altijd hier bij mijn bedrijf afgehaald door [verdachte] en hierbij vindt nooit een contante betaling plaats. Ik heb nog nooit een dubbeltje contant betaald gekregen van [verdachte] . Betalingen gaan altijd alleen maar via de bank.
(A)…Mijn contactpersoon is [verdachte] .
(O) Wij tonen u een aantal kopieën van bonnen met betrekking tot kasbetalingen van [verdachte] aan u. [60]
(V) Kent u deze bonnen?
(A) Nee, ik ken deze niet.
(V) Welke van deze bonnen hebben betrekking op levering van afgedankte accu door u?
(A) Geen enkele.
(V) Wie plaats een handtekening op deze bonnen?
(A) De handtekening is niet van mij. [61]
Uit de door [naam 5] op 24 september 2018 overgelegde administratie volgt een combinatie van creditfacturen en begeleidingsbrieven en één creditfactuur en omschrijvingsformulier. [62]
[verbalisant 3] relateert op 11 februari 2019 dat op de fysiek inbeslaggenomen nota’s uit de administratie van [verdachte] , geen enkele handtekening overeenkwam met de handtekening van [naam 5] , gezet onder zijn getuigenverklaring. [63]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 76 nota’s contante inkoop en 71 begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [bedrijf 8] te [plaats 9] , een eenmanszaak. De nota’s contante inkoop, gedateerd van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof, van [naam 6] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [naam 6] te [plaats 9] vermeld. Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst (met één uitzondering). In de administratie van [verdachte] is in ieder geval 138.640 kilo meer aan ontvangen accu’s vermeld dan er is afgegeven door [naam 6] . [64]
Op 4 september 2018 verklaart [naam 6] , als volgt over zijn betrekkingen met het bedrijf in [plaats 1] :
A: Ik kan goed met ze opschieten. Ik breng accu's naar ze toe en heb contact over prijzen voor de accu's. ….
V: Wat is de officiële benaming van uw bedrijf?
A: [bedrijf 8]
V: Wat is uw functie bij dit bedrijf?
A: Ik ben directeur en als enige werkzaam binnen het bedrijf.
V: Geeft u andere afvalstoffen dan accu's af aan [verdachte] ?
A: Ja. Ik geef ook zink en metalen af aan [verdachte] . Dat is niet in grote hoeveelheden. Ik denk dat ik in 2016 een keer of vijf bij [verdachte] geweest voor zink of metalen
O: Aan getuige worden enkele documenten getoond die afkomstig zijn uit de administratie van [verdachte] . Wat kunt u zeggen over deze documenten die als volgt zijn genummerd: (handtekening, wie ingevuld, afschrift ontvangen)?
B.01.02.001.2.030, B.01.02.001.2.027 en B.01.02.001.2.28 (bijlage 1)
A: De begeleidingsbrief heb ik nooit ontvangen. Die ken ik niet. Is ook niet mijn handtekening. Het groene formulier is wel van mij en de handtekening op de kasbon is ook van mij. Dit is een kasbon die ik heb gekregen van [verdachte] .
B.01.02.007.1.018 en B.01.02.007.1.019 (Bijlage 2)
A: De handtekening op de kasbon is niet van mij. De begeleidingsbrief heb ik nooit ontvangen.
V: Welke schriftelijke stukken ontvangt u als u accu's of andere materialen afgeeft aan [verdachte] ?
A: Dat was 1 keer een begeleidingsbrief omdat de klant er om vroeg. Verder ontvang ik alleen maar kasbonnen.
V: Volgens onze gegevens heeft u in 2016 exact 482 ton aan accu’s afgegeven en in 2017 ruim 473 ton. Kloppen deze hoeveelheden?
A: Dat klopt van geen kant. Die aantallen red ik nooit. [65]
[verbalisant 2] relateert op 7 februari 2019 dat op de overige 76 nota’s verschillende handtekeningen staan. Geen van deze handtekeningen lijkt op de handtekening van getuige [naam 6] . Bij meerdere van deze handtekeningen is ogenschijnlijk geprobeerd om deze te laten voordoen als zijnde afkomstig van [naam 6] , door hier een vorm van de [letter] in voor te laten komen. [66]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Getuige [getuige 11] verklaart op 19 december 2018, als volgt:
…‘Ik ben KAM coördinator bij [verdachte] . [67]
(V) Waar worden de kasbonnen/nota‘s opgemaakt?
(A) Als er per kas wordt uitbetaald dan gebeurt dat bij de [straat 1] .
(V) Bij contante betaling: de kasbon, wie maakt de nota op?
(A) Dat is [verdachte] of [medeverdachte] .
(V) Door wie wordt de nota uitbetaald?
(A) Per kas door 1 van beiden dan. [68]
...
(V) Welke onderneming is volgens u verantwoordelijk voor de opslag voor accu’s?
(A) Dat valt onder de vergunning van de [bedrijf 1] . De handel is echter van [bedrijf 2] ’. [69]
Op 4 december 2020 verklaart getuige [getuige 14] , als volgt:
…‘Ik sta op de loonlijst van [bedrijf 3] .
…Ik ben planner voor alle BV’s van [verdachte] . [70]
(V) Wie is/zijn uw leidinggevende(n)?
A) Mijn leidinggevenden zijn [verdachte] en [naam 14] . Met name [verdachte] .
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Dat is [verdachte] . [71]
(V) Wat is uw rol bij het doen van meldingen bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen?
(A) Ik doe de meldingen bij het LMA. [72]
(V) Wanneer wordt er een begeleidingsbriefopgemaakt en wie bepaalt dit?
(A) Ik weet niet hoe dat in deze gevallen gebeurt. Ik weet wel dat je per klant een template kunt opmaken waar door je met een druk op de knop een begeleidingsbrief kan printen. Ik kan me voorstellen dat als je een inkoop wilt boeken in Pieter Bas je er een begeleidingsbrief bij print. Je hebt dan gelijk alle juiste gegevens zoals afvalstroomnummer.’ [73]
Getuige [getuige 6] verklaart ter terechtzittingin eerste aanleg
op 10 december 2020, als volgt:
…‘Ik werk sinds oktober 2012 bij [verdachte] . Volgens mijn contract ben ik administrateur. [74] …De kasbonnen worden opgemaakt aan de [straat 1] .
…Degene die aan de [locatie 2] zit maakt de kasbon op voor de contante betaling. [naam 17] maakte ze op. Dat heeft [medeverdachte] gedeeltelijk overgenomen, maar ook [verdachte] . Ik maakte zelf ook wel eens kasbonnen op.
…Het ligt aan de hoeveelheid die gebracht wordt of er ook een geleidebrief bij moet. Soms hebben klanten die zelf bij zich, anders maken we de brief op kantoor. Als een bedrijf het komt brengen moet er in ieder geval een geleidebrief bij. Bij particulieren hoeft dat niet. De kasbonnen gaan naar de administratie en dan wordt er achteraf op kantoor een brief bij gemaakt, aan de hand van de kasbon.
…De krul op de brieven wordt er door de administratie opgezet als de brief is aangemaakt en achter de bon is geniet. Dat is een administratieve handeling. [75]
Op 11 juli 2019 om 09:04:37 uur voert verdachte een gesprek met ‘ene’ [naam 15] over bonnen en diverse ontdoeners. Dit getapte gesprek bevat onder meer het navolgende:
[naam 15] : Even voor de bonnetjes [verdachte] , kan dat?
[verdachte] : Ja je hebt de prijzen gezien he?
[naam 15] : Vlastuin (fon) met knipijzer 12 ton 0.80
[verdachte] : ..9..0..80... …23..
[naam 15] : van Ee (fon,.) een bouwhal hier uit [plaats 8] (fon) met bedrijfsafval ..2460...
[verdachte] : ...2960... [76]
Op 13 juli 2018 om 08:44:22 uur voert verdachte een gesprek met ‘ene’ [naam 15] over het aanpassen van bonnen. Dit getapte gesprek bevat onder meer het navolgende:
[naam 15] : [verdachte] , de bonnen van gisteren heb ik zelf even aangepast.
[verdachte] : Hmm, Hmm
[naam 15] : Bepaalde bakken heb ik gewoon behoorlijk wat boven op gegooid dus vandaar. Ik denk je hebt zat aan je hoofd dus ik denk ik heb het zelf even opgelost, ja.
[verdachte] : Ja is goed. [77]
Op 18 juli 2018 om 17:16:43 uur voert verdachte een gesprek met ‘ene’ [naam 15] over bonnen. Dit getapte gesprek bevat onder meer het navolgende:
[verdachte] : ja, zeg maar.
[naam 15] : [naam 16] .
[verdachte] : 7480.
[naam 15] : [naam 8] met bedrijfsafval, 10 ton, 180.
[verdachte] : 1380... ntv allemaal weg geloof ik.
[naam 15] : [naam 18] .
[verdachte] . 840. [78]
Ter terechtzittingin eerste aanleg
op 19 april 2021 heeft verdachte, als volgt verklaard:
‘Het klopt dat ik via [bedrijf 9] bestuurder ben van [bedrijf 3] . Alle inkomende accu’s zijn voor Recycling. Ik weet niet waarom op sommige nota’s contante inkoop [bedrijf 3] . staat. Mijn vader en mijn oom hadden niets met het kantoor. Samen met [naam 14] moest ik zorgen dat het kantoor, waar de administratie gedaan werd, en het buitenterrein één werd. Ik kan mij voorstellen dat ik op kantoor als feitelijk leidinggevende werd gezien. [79]
Algemene bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat de ontdoeners [naam 1] , [naam 3] en [naam 5] meer accu’s hebben geleverd dan zij aangeven, is op basis van de stukken in het procesdossier niet aannemelijk geworden.
Ook is op basis van de stukken in het procesdossier niet aannemelijk geworden dat [bedrijf 6] ( [bedrijf 13] ) en [bedrijf 8] meer accu’s hebben geleverd dan zij aangeven.
Verder is het niet aannemelijk dat alle vijf de bedrijven – van de in totaal 13 bedrijven die blijkens het dossier met verdachte zaken deden – malafide zouden zijn en geen administratie hebben bijgehouden. Daarnaast passen de volgens de administratie van [verdachte] geleverde hoeveelheden niet bij de grootte van de bedrijven in kwestie.
Door de verdediging is tevens het verweer gevoerd dat geen onderzoek is gedaan naar de volledigheid van de door de ontdoeners overgelegde administratie en de overgelegde stukken daarom geen enkele bewijswaarde hebben. De rechtbank verwerpt dit verweer nu de enkele stelling van de verdediging dat er voorafgaand aan de invordering een informatieverzoek gedaan is, niet impliceert dat daardoor de gehele administratie niet overgelegd is.Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat bij de betreffende bedrijven – indien zij gewoon de beschikking hadden over meer administratie en stukken dan zij hebben overgelegd – het belang ontbreekt om die administratie niet volledig over te leggen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 10 februari 2016 tot en met 16 augustus 2017 in [plaats 1] 21 nota’s contante inkoop en 21 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [naam 1] te [plaats 6] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan [bedrijf 3] BV . heeft geleverd, waarna er door [naam 1] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl [naam 1] heeft verklaard dat hij in 2016 tweemaal accu’s naar [verdachte] heeft gebracht en in 2017 helemaal niet. Deze verklaring acht de rechtbank betrouwbaar, mede gelet op de constatering van [verbalisant 4] dat de handtekeningen op de aan [naam 1] getoonde nota’s contante inkoop niet overeenkomen met de handtekening van [naam 1] zelf. Het enkele feit dat door een medewerker van [verdachte] is verklaard dat hij [naam 1] regelmatig op het bedrijfsterrein heeft gezien, is onvoldoende om de verklaring van [naam 1] als onbetrouwbaar aan te merken. [naam 1] heeft immers verklaard dat hij wel enkele keren accu’s heeft gebracht (twee keer in 2016).
Voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2018 in [plaats 1] 14 nota’s contante inkoop en 14 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [bedrijf 10] te [plaats 5] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan [bedrijf 3] . heeft geleverd, waarna er door [naam 3] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl één van de vennoten van [naam 3] , [vennoot] , heeft verklaard dat [naam 3] al jaren geen zaken meer doet met [verdachte] . Deze verklaring acht de rechtbank betrouwbaar nu de LMA-gegevens het niet leveren van accu’s aan [verdachte] ondersteunen. Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst dat er gelet op een eerdere identiteitsfraude andere personen zijn geweest die namens [bedrijf 10] hebben geleverd. De rechtbank acht een dergelijk scenario niet aannemelijk geworden, nu er geen aanwijzingen zijn dat in de periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2018 14 maal (een) ander(e) perso(o)n(en) zich heeft/hebben voorgedaan als [bedrijf 10] gevestigd aan de [straat 2] in [plaats 5] . De stelling dat de naam [naam 3] een veelvoorkomende naam is, is daarvoor onvoldoende.
Voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018 in [plaats 1] 65 nota’s contante inkoop en 63 (bijbehorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [bedrijf 6] te [plaats 7] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan verdachte heeft geleverd, waarna er door [bedrijf 6] , [naam 4] , een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl [naam 4] heeft verklaard dat het geleverde gewicht aan accu’s te hoog moet zijn. Daarnaast zijn de hoeveelheden onrealistisch om geleverd te zijn door een éénmanszaak. Ook heeft [naam 4] de handtekeningen op de nota’s uit de administratie van [bedrijf 3] . niet herkend en verklaard dat die niet van hem zijn. De constatering van [verbalisant 3] dat de handtekeningen op de niet door [naam 4] verstrekte nota’s contante inkoop niet overeenkomen met de handtekening van [naam 4] ondersteunen de conclusie dat dit valse handtekeningen betreft. Hoewel het hoogst ongelukkig is dat aan [naam 4] kennelijk niet de nota’s contante inkoop zijn getoond die in de tenlastelegging zijn opgenomen, staat dit naar het oordeel van het hof niet aan een bewezenverklaring van die specifieke nota’s en begeleidingsbrieven in de weg. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt zijn met uitzondering van de acht nota’s die zich ook in de administratie van [naam 4] bevinden alle aangetroffen nota’s contante inkoop (65 stuks) vals en voorzien van een valse handtekening, dus ook die in de tenlastelegging staan genoemd.
Voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is het hof voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 27 mei 2016 tot en met 23 maart 2018 in [plaats 1] 27 nota’s contante inkoop en 27 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [naam 5] te [plaats 7] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan verdachte heeft geleverd, waarna er door [naam 5] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl [naam 5] heeft verklaard dat hij geen nota’s contante inkoop van verdachte heeft ontvangen, omdat de accu’s opgehaald worden. Hij ontving geen nota’s contante inkoop maar creditfacturen. Door de verdediging is betoogd dat [naam 5] – gelet op de overgelegde WhatsApp berichten tussen [verdachte] en [naam 5] – aantoonbaar liegt. De rechtbank overweegt dat uit deze berichten blijkt dat [naam 5] informeert naar prijzen, maar dat dit informeren niet inhoudt dat er daadwerkelijk accu’s geleverd worden. De rechtbank kan hieruit bovendien niet afleiden of er meer leveringen zijn geweest, dan uit de administratie van [naam 5] blijkt. De rechtbank is van oordeel dat mede gelet op de door [naam 5] overgelegde administratie, die louter creditfacturen bevat en geen nota’s contante inkoop, zijn verklaring als betrouwbaar aangemerkt dient te worden. Het ophalen van accu’s betekent immers dat er creditfacturen opgemaakt dienen te worden, op basis waarvan de begeleidingsbrieven worden gemaakt. [naam 5] heeft op 23 aan hem getoonde nota’s de gezette handtekening niet als zijn eigen handtekening herkend. De constatering van [verbalisant 3] dat de handtekeningen op de aan [naam 5] getoonde nota’s contante inkoop niet overeenkomen met de handtekening van [naam 5] ondersteunen de conclusie dat dit valse handtekeningen betreft.
Voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018 in [plaats 1] 76 nota’s contante inkoop en 71 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [bedrijf 8] te [plaats 9] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan [bedrijf 3] . heeft geleverd, waarna er door [naam 6] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. [naam 6] heeft verklaard dat enkele handtekeningen niet van hem zijn en hij de opgegeven hoeveelheden nooit kan redden. Deze verklaring acht het hof betrouwbaar nu de LMA-gegevens het niet leveren van accu’s aan [verdachte] ondersteunen en de hoeveelheden onwaarschijnlijk zijn voor een éénmanszaak. De constatering van [verbalisant 2] dat de handtekeningen op de 76 nota’s niet overeenkomen met de handtekening van [naam 6] ondersteunt de conclusie dat dit valse handtekeningen betreft. Door de verdediging is het alternatief scenario geschetst dat er gelet op verklaring van getuige [Naam 9] en [getuige 4] ook andere personen zijn geweest die namens de [bedrijf 8] hebben geleverd. Het hof acht een dergelijk scenario niet aannemelijk geworden, nu de verklaringen vaag zijn en er weinig waarde gehecht kan worden aan de herkenning van iemand die op dagelijkse basis vele andere ontdoeners treft. Zij zaten ook niet aan de [locatie 2] zaten waar de accu’s werden gewogen. Daar komt bij dat [naam 6] niet alleen accu’s maar ook zink en metalen heeft geleverd, zodat [getuige 4] hem inderdaad geregeld op het terrein heeft kunnen zien. Ook is aangevoerd dat de bedrijfswagen van [naam 6] op meerdere data te zien is op de videobeelden. Naar het oordeel van het hof zegt dit - als de bedrijfswagen van [naam 6] al daadwerkelijk op de beelden te zien is - echter weinig, nu verdachte in de periode ook meermalen daadwerkelijk accu’s, zink en metalen heeft afgeleverd bij [verdachte] .
Voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is het hof voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Toerekening aan [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . en opzet
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
Gelet op de hiervoor genoemde getuigenverklaringen van [getuige 14] en [getuige 11] zijn de handel en het opslaan van accu’s gedragingen die passen in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Om deze handel te registreren, worden er volgens getuige [getuige 6] binnen de [verdachte] BV.‘s nota’s contante inkoop en bijbehorende begeleidingsbrieven opgemaakt. Hierbij is sprake van een vervlochten bedrijfsvoering, hetgeen ook uit de verklaringen van getuige [getuige 14] en [getuige 6] blijkt. Het door werknemers werkzaam op de administratie van [verdachte] opmaken van valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven met betrekking tot de ontdoeners [naam 1] , [bedrijf 10] en [naam 5] kan daarom in redelijkheid aan [bedrijf 2] BV . en [bedrijf 3] . worden toegerekend.
Hetzelfde geldt voor het opmaken van valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven met betrekking tot [bedrijf 6] ( [bedrijf 13] ) en [bedrijf 8] .
Bij valsheid in geschrift is vereist dat er minst genomen sprake was voorwaardelijk opzet op het valse karakter van het geschrift, met het oogmerk het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken. In het licht van dat vereiste overweegt de rechtbank dat van elk bedrijf mag worden verwacht dat de administratie en het gebruik van documenten uit die administratie een juiste voorstelling geeft van de waarheid. De handelingen van werknemers die administratiewerkzaamheden verrichten, komen gelet op de bijzondere eisen die aan de administratie van een werkgever dienen te worden gesteld, voor rekening van de werkgever. Daarmee acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat voornoemde rechtspersonen op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat er valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven in de administratie zijn opgenomen en dat die documenten als echt en onvervalst zouden kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is, in het licht van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in samenhang bezien, van oordeel dat uit de hiervoor genoemde tapgesprekken volgt dat bij de rechtspersonen, als onderdeel van de [verdachte] , op zijn minst genomen het beleid bestond het niet zo nauw te nemen met de waarheid als het om het opmaken van “bonnen” (administratie) gaat en de rechtbank concludeert dat gelet op het veelvuldig en stelselmatig opnemen van valse documenten in de administratie met betrekking tot accu’s zoals uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt binnen het bedrijf het oogmerk bestond de betreffende nota’s contante inkoop en bijbehorende begeleidingsbrieven als echt en onvervalst in de administratie te gebruiken om anderszins niet te verantwoorden afvalstromen administratief af te dekken. Een en ander is voor de rechtspersonen dienstig geweest in het uitgeoefend bedrijf en geeft blijk van opzet binnen en dus van het bedrijf op de verweten gedragingen.
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Zoals hiervoor bij het onder 1 tenlastegelegde is overwogen kan na het toerekenen van verboden gedragingen aan een rechtspersoon bezien worden of verdachte als feitelijke leidinggevende aangemerkt kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat uitvoorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode (middellijk) bestuurder was van de [bedrijf 1] . en [bedrijf 3] . Uit het oogpunt van formeel bestuurder was verdachte derhalve bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van het valselijk opmaken van nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij ervoor zorgde dat het kantoor en het buitenterrein één werden en dat hij zich kan voorstellen dat hij op kantoor als feitelijke leidinggevende werd gezien. Naast het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was, werd hij - gelet op voornoemde getuigenverklaringen - ook als daadwerkelijk leidinggevende gezien en blijkt uit de getapte gesprekken dat verdachte een actieve rol had bij het opmaken van de administratie. Uit deze gesprekken blijkt dat met verdachte wordt overlegd over het aanpassen van bonnen en wordt aan hem instemming gevraagd. Aan de hiervoor vastgestelde bedrijfscultuur om het niet zo nauw met de waarheid te nemen, gaf hij actief leiding. Louter een week na de doorzoeking wordt er weer ‘opgehoogd’ bij het opmaken van bonnen. Verdachte wist van het valselijk opmaken van nota’s contante inkoop en begeleidingsbonnen en heeft geen maatregelen genomen om dit tegen te gaan terwijl dit wel van hem gevergd kon worden.
Het hof acht gelet op het hiervoor overwogene het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
[bedrijf 1] en
/of[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . in de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] ,
tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, al dan nietopzettelijk, heeft gehandeld in strijd met één
of meervoorschrift
(en)dat
/dieverbonden was
/warenaan een omgevingsvergunning die betrekking had op (een) activiteit(en) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit(en) van 29 juni 2006 met kenmerk MPM 6986 en/of beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-016734/MPM19603) door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan haar verleende (revisie)vergunning voor de inrichting gelegen aan de [straat 1] te [plaats 1] , kadastraal bekend [gemeente 2] , sectie B, nummers [nummer] ,
aangezien de accu’s niet werden opgeslagen in vloeistofdichte
en/of zuurbestendigebakken
en/of containers en
/ofwerden de accu’s niet opgeslagen in bakken in een daartoe bestemde overdekte opslagloods, zodanig dat deze tegen inregenen zijn beschermd (vergunningvoorschrift 9.7
bijlagendossier ordner 3 p. B1105),
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
[bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] .op
of omstreeks12 juli 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] ,
tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, al dan nietopzettelijk, heeft gehandeld in strijd met een voorschrift dat verbonden was aan een omgevingsvergunning die betrekking had op (een) activiteit(en) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit(en) van 29 juni 2006 met kenmerk MPM 6986 en/of beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-016734/MPM19603) door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan [bedrijf 1] verleende (revisie)vergunning voor de inrichting gelegen aan de [straat 1] te [plaats 1] , kadastraal bekend [gemeente 2] , sectie B, nummers [nummer] ,
aangezien binnen de inrichting (op asbest locatie 2 en asbest locatie 3
, bijlagendossier ordner 5, B1980) asbesthoudend afval werd
geaccepteerd en/ofopgeslagen dat niet
in dubbel plastic van minimaal 0.2 cm dik was verpakt en/of dat nietwas opgeslagen in afgesloten containers, althans niet in containers afgesloten door een dekzeil (vergunningvoorschrift 9.15
, bijlagendossier ordner 3, p. B1105);
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
3.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 10 februari 2016 tot en met 26 augustus 2017 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen,21
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of21
, althans één of meer, begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1742-1745),waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 1 maart 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1908), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 maart 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1909), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 1 september 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1920), en
/of- een begeleidingsbrief dd. 1 september 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1921), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 1 mei 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1942), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 mei 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1943), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 21 juli 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1950), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 juli 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1951),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of
heeft vervalst en/ofvalselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen,bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender
en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1]
en/of [straat 4]te [plaats 1] en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 1] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
4.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2017 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen,
althans alleen,27
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of14
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1787-1788), waaronder:
-een nota contante inkoop dd. 11 april 2016
(zie bijlagendossier 1 p. B278), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 11 april 2016
(zie bijlagendossier 1 p. B279), en
/of
-een nota contante inkoop dd. 21 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B282), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 21 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B283), en
/of
-een nota contante inkoop dd. 24 maart 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B294), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 24 maart 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B295), en
/of
-een nota contante inkoop dd. 1 november 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B300), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 1 november 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B301),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt
en/of heeft vervalsten/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender
en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1]
en/of [straat 4]te [plaats 1] , en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 2]
en/of [naam 3] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte
, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
5.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen, 65,
althans één of meer, nota's contante inkoop en
/of63
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1824-1827), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 23 februari 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B3),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 23 februari 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B4),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 31 augustus 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B39),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 31 augustus 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B40),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 29 maart 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B59),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 29 maart 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B60),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 21 augustus 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B81),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 augustus 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B82),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 8 mei 2018
(bijlagendossier ordner 1, p. B140),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 8 mei 2018
( (bijlagendossier ordner 1, p. B141),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en
/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] , en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 4] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
6.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 17 mei 2016 tot en met 23 maart 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen,27
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of27
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1787-1788), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 17 mei 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B155), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 17 mei 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B156), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 14 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B164), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 14 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B155), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 12 mei 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B188), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 12 mei 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B189), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 4 oktober 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B204), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 4 oktober 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B205), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 16 februari 2018
(zie bijlagendossier 1, p. B214), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 16 februari 2018
(zie bijlagendossier 1, p. B215),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt
en/of heeft vervalsten/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en
/ofontdoener zijn afgegeven op de [straat 1]
en/of [straat 4]te [plaats 1] , en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 5] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
7.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen,76
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of71
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema in bijlagendossier 4, p. B1748-1753),waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 13 mei 2016
(bijlagendossier ordner 2, p. B507),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 13 mei 2016
(bijlagendossier ordner 2, p. B508),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 17 januari 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B560),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 17 januari 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B561),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 10 maart 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B573),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 10 maart 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B574),en/
of
- een nota contante inkoop dd. 8 maart 2018
(bijlagendossier ordner 2, p. B674),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 8 maart 2018
(bijlagendossier ordner 2, p. B675),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt
en/of heeft vervalsten/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender
en/of ontdoener zijn afgegeven op de
[straat 1] en/of[straat 4] te [plaats 1] , en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 6] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte
, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3 aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3 aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
Het onder 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Dit is overeenkomstig de eis in eerste aanleg, met compensatie in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit om geen straf of maatregelen op te leggen gelet op de handelswijze van het openbaar ministerie en de overheid, dan wel een geldboete op te leggen. Verder moet rekening worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 heeft de [verdachte] zich in [plaats 1] schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met een verleende omgevingsvergunning. Er zijn accu’s in (niet vloeistofdichte) containers opgeslagen op het buitenterrein, zonder enige bescherming tegen inregenen en ook is het asbesthoudende materiaal dat werd ingezameld niet goed afgedekt. Aan deze verboden gedragingen heeft verdachte feitelijke leiding gegeven. Daarnaast heeft verdachte als feitelijke leidinggevende er de hand in gehad dat er door werknemers binnen de [verdachte] valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven opgemaakt zijn. Gelet op de tapgesprekken lijkt dit een onderdeel te zijn van de bedrijfscultuur die heerste binnen de [verdachte] -groep . Aan verdachte is dit opmaken van valse documenten toe te rekenen en hij heeft daardoor misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk en economisch verkeer heerst ten aanzien van schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
Het is in het belang van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu dat er wettelijke voorschriften gelden ten aanzien van het vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen. Deze regels zijn er om het vervuilen van het milieu zo veel mogelijk tegen te gaan en handelingen met betrekking tot (gevaarlijke) afvalstoffen te reguleren. Door zich niet te houden aan deze regels heeft de [verdachte] -groep voordeel gehad ten opzichte van concurrenten die zich wel aan de geldende voorschriften houden en heeft zij op de koop toegenomen dat er schade toegebracht kan worden aan het milieu. Het hof rekent dit verdachte als feitelijke leidinggevende van de [verdachte] -groep aan, alsmede het feit dat slechts na bestuursdwang en een vordering onder dwangsom het handelen binnen de [verdachte] -groep is aangepast..
Met betrekking tot de gepleegde valsheid in geschrift overweegt het hof dat het zeer kwalijk is dat er in het bedrijf waar verdachte leiding aan geeft documenten behorende tot de administratie vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in documenten als het onderhavige heeft verdachte ondermijnd. Het verhullen van bedrijfsafvalstromen door middel van valse administratie, het dientengevolge verwerven van een gunstiger concurrentiepositie en het verkrijgen van financieel gewin door een geldstroom uit de boeken te schrijven die zo niet opgegeven hoeft te worden aan de Belastingdienst, neemt het hof verdachte gelet op de aard en de omvang van het bedrijf en de voorbeeldfunctie die daaruit voortvloeit bijzonder kwalijk. Door het ontstaan van een onbetrouwbaar beeld van de accustromen is het voorts voor de toezichthouder en het LMA onmogelijk geworden om hun taken uit te voeren. Voorts heeft verdachte zich niets gelegen laten liggen aan de nadelige gevolgen voor de betreffende ontdoeners, die door het handelen in de problemen zijn gekomen met het bevoegd gezag dan wel dat risico hebben gelopen.
Uit het strafblad van verdachte van 12 augustus 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) feit.
Alles afwegend acht het hof acht daarom in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Het hof houdt rekening met het feit dat de procedure niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In hoger beroep is de redelijke termijn overschreden. Namens verdachte is op 16 juni 2021 hoger beroep ingesteld en dit arrest wordt gewezen op 21 oktober 2025. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep met 2 jaren en ongeveer 4 maanden overschreden. Alhoewel in eerste aanleg – uitgaande van een aanvangsdatum van 5 juli 2020, zijnde de datum waarop de inleidende dagvaarding aan verdachte is betekend – formeel geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, is de totale termijn van vier jaren waarbinnen een zaak afgerond dient te zijn met 1 jaar en ongeveer 3 maanden overschreden. Het hof zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen aan de verdachte.
Het hof acht alles afwegende een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis passend en geboden.
Beslag
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben verzocht de in beslag genomen ordners terug te geven aan verdachte.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de
beslaglijst vermelde ordners, aangezien deze ordners administratie betreffen en het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 2.1 en 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5 ordners administratie.
Aldus gewezen door
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. S. Bek en mr. O.F. Essens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.H. Salvino, griffier,
en op 21 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 oktober 2025.
Tegenwoordig:
mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter,
mr. S. Dijkman, advocaat-generaal,
mr. G.A. Dunnink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s. zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost- Nederland, [team] ONRAD17005 ZOLA van 16 april 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen. opgemaakt proces-verbaal.
2.B1986.
3.B1075.
4.B1025.
5.B1105.
6.B958.
7.B961.
8.B1537.
9.B1538, B1540 tot en met 81548.
10.B1246.
11.B1466, B1468, zxB1470 en 8147!.
12.B1467, B1473 en B1474.
13.G66.
14.G67. alinea 5 en 7.
15.G68. alinea 5.
16.G69. alinea 1.
17.G274, G275. alinea 5 en 6.
18.G290 alinea 5.
19.G290 alinea 8 en 10.
20.G293, alinea 7 tot en met 10.
21.G259, G260 alinea 9 en 10 en G262 alinea 13.
22.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting. blad 8, regel 26 en 27.
23.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting. blad 9, regel 38 tot en met 41.
24.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting. blad 10, regel 2, 3, 17 en 18.
25.P 57.
26.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 19 en 21 april 2021
27.B1986.
28.B1075.
29.B1010 en B1020.
30.B1987.
31.B961.
32.B1978.
33.B1980.
34.B1981, B2005 tot en met B2013.
35.B1979, B1980 en B1996 tot en met B2001.
36.B2003.
37.B2017.
38.G259, G260 alinea 3 en 4.
39.G263, alinea 8.
40.G274, G275, alinea 5 en 6.
41.G290, alinea 5
42.G290 alinea 8 en 10.
43.G294, regels 30 en 31
44.P55.
45.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 en 21 april 2021.
46.B1529, B1904 tot en met B1961a.
47.ZOL-078, B1301.
48.Bijlage 7 (B1313) bij ZOL-078
49.ZOL-125, Z34.
50.B1529, Z37, B274 tot en met B302.
51.G1, alinea 6.
52.G2, alinea 2 en 4.
53.B730, B1821.
54.B1529, Z40 tot en met Z44, B1 tot en met B149.
55.G91-92.
56.G239.
57.Z42.
58.B1529, Z45, B150 tot en met B224.
59.G132, alinea 7.
60.G139 tot en met G150.
61.G133, alinea 4, 5, 6, 8, 12, 13, 14 en 15.
62.ZOL-098, B1507 tot en met B1526.
63.ZOL-118, Z47.
64.B1529, Z50 tot en met Z57, B488 tot en met B702.
65.G116 tot en met G119
66.Z55.
67.G290, alinea 5.
68.G291, Alinea 11, 12 en 13.
69.G293, alinea 7.
70.G259, alinea 7 en 9.
71.G259, G260 alinea 3 en 4.
72.G260, alinea 10.
73.G262, alinea 6.
74.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg,. blad 3, regel 3 en 4.
75.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg, blad 4, regel 4 tot en met 8, 15 tot en met 22.
76.ZOL-211, Bijlage 6 sessie 2709.
77.ZOL-211, Bijlage 9 sessie 3934.
78.ZOL-211. Bijlage 13 sessie 7598.
79.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 en 21 april 2021.