De opslagplaats moet, behoudens tijdens het inbrengen van asbesthoudend materiaal, zijn afgesloten. Op of nabij de opslagplaats moet op duidelijke wijze zijn aangegeven dat het gaat om de opslag van bedoelde stoffen.
Deze voorschriften zijn niet gewijzigd bij de aan [bedrijf 1] verleende beschikking van 9 mei 2011.
Op 12 juli 2018 wordt door buitengewoon opsporingsambtenaar [naam 7] een controle uitgevoerd op onder meer de locatie [straat 1] in [plaats 1] .Zij constateert op een opslaglocatie van containers en vrachtwagens (asbestlocatie 2) tien containers met vermoedelijk asbesthoudende materialen. In de containers liggen witte plastic zakken. Op de containers is plastic bevestigd met daarop de waarschuwingstekst asbest. Bij 3 containers ziet verbalisante asbest verdachte materialen met de buitenlucht in contact treden. De containers zijn niet afgesloten. Tevens zit er over de containers geen afdekzeil. Uit één van de containers zijn twee monsters genomen van de vermoedelijk asbesthoudende golfplaten. Ook wordt er uit een andere container een monster genomen.Uit de analyse van de monsters blijkt dat deze asbest bevatten.
Op een andere locatie (asbestlocatie 3) op het terrein staan twee containers met daarin witte plastic zakken met daarop de tekst “asbest”.Deze plastic zakken waren niet deugdelijk afgesloten. Verbalisante zag dat de inhoud door kieren in de zakken met de buitenlucht in contact kwam. Op de bijgevoegde foto’s is te zien dat deze containers niet met een dekzeil zijn afgedekt.De heer [getuige 14] vertelt aan [naam 7] dat in deze containers asbesthoudende grond zit, welke nog afgevoerd moet worden naar [plaats 2] . [getuige 14] overhandigt een kopie van de offerte voor het afvoeren van ongeveer 44 ton asbesthoudende grond naar [plaats 3] in [plaats 4] .
Getuige [getuige 14] verklaart op 4 december 2018, als volgt:
…‘Ik sta op de loonlijst van [bedrijf 3] .
…Ik ben planner voor alle BV’s van [verdachte] .
(V) Wie is/zijn uw leidinggevende(n}?
(A) Mijn leidinggevenden zijn [verdachte] en [naam 14] . Met name [verdachte] .
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Dat is [verdachte] .
(V) Wat weet u van de opslag van asbesthoudend materiaal binnen de inrichting?
(A) Ik weet dat het afgedekt moet zijn.
…
(V) Welke onderneming is verantwoordelijk voor de opslag van asbesthoudend materiaal? (A) Ik denk [bedrijf 3] .
(V) Wie is de verantwoordelijke leidinggevende?
(A) Ik denk [verdachte] .
Getuige [getuige 9] verklaart op 29 november 2018, als volgt:
…
(V) Als u voor toezicht/controle naar [verdachte] gaat met wie maakt ii dan een afspraak?
(A) Met [getuige 11] . [verdachte] is er meestal wel bij als ik op controle kom.
(V) Wie is volgens u de direct leidinggevende op de inrichting te [plaats 1] ?
(A) Dat is volgens mij [verdachte] . Ik staaf dat op de KvK gegevens.
Getuige [getuige 11] verklaart op 19 december 2018, als volgt:
…‘Ik ben KAM coördinator bij [verdachte] .
(V) Wie is u/zijn uw leidinggevende(n)?
(A) [verdachte] als enige.
…Ik heb samen met [verdachte] de contacten met de toezichthouders van de omgevingsdienst.
…
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Ik ken mijn taken en [verdachte] is mijn werkgever.
(V) Wie ziet toe op de juiste naleving van de vergunningsvoorwaarden namens het bedrijf [verdachte] ?
(A) Op het terrein [verdachte] .
Uit een getapt gesprek, sessie 2344 van 10 juli 2018 om 10:19 uur, komt het volgende naar voren:
[naam 20] ( [verdachte] ) belt [naam 19] ( [naam 13] , ng) en vraagt hem om ‘die asbestbak die daar midden op het terrein staat even aan de kant te zetten, ‘op een plek waar die niet in het zicht staat, want dat kan niet wat daar gebeurd’, daar moeten we mee stoppen want daar krijg je alleen maar gezeik mee’.
Verdachte heeft ter terechtzittingin eerste aanleg
op 19 april 2021, als volgt verklaard:
…‘Het klopt dat ik bestuurder ben van [bedrijf 9] en dat deze B.V. bestuurder is van de [bedrijf 1] en via een kleine omweg ook van [bedrijf 3] .
…Bij het optakelen en afzetten van een container met asbesthoudend materiaal gaat de container schuin omhoog. De container verschuift daardoor. Als het asbesthoudende materiaal niet goed afgedekt is, moet dat gebeurd zijn tijdens het optrekken of neerzetten van een container.
Vrijspraak overtreden voorschrift 9.15
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijke leidinggeven van het door [verdachte] overtreden van voorschrift 9.15 van de omgevingsvergunning. Op 12 juli 2018 is er weliswaar door verbalisant [naam 7] asbesthoudend materiaal aangetroffen maar het procesdossier verschaft niet in voldoende mate duidelijkheid over:
Gelet op het ontbreken van wettig bewijs voorhet accepterenvan asbesthoudend materiaal dat niet deugdelijk verpakt is volgens voorschrift 9.15 van de omgevingsvergunning zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsoverweging overtreden voorschrift 9.14
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat op het bedrijfsterrein van [verdachte] aan de [straat 1] in [plaats 1] de opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen, waaronder asbest plaatsvindt en dat de opslag van vorenbedoelde asbesthoudende afvalstoffen op 12 juli 2018 plaatsvond in een opslagplaats (container) die in strijd met vorenbedoeld vergunningsvoorschrift 9.14 niet afdoende was afgesloten.
In verband met de opslag van asbest is door Gedeputeerde Staten een vergunning aan[bedrijf 1]
verleend in het kader van de Wet Milieubeheer. Vanaf 1 oktober 2010 is deze vergunning gelijkgesteld met een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht.
Toerekening aan de rechtspersoon [bedrijf 1]
Zoals hiervoor ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is overwogen, kan een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewijs volgt dat de [bedrijf 1] op 12 juli 2018 in [plaats 1] asbesthoudend materiaal heeft doen opslaan in daartoe bestemde containers die niet met een dekzeil afgesloten waren, waardoor er asbesthoudende materiaal met de buitenlucht in contact kwam.
Het opslaan van asbesthoudend materiaal is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de [bedrijf 1] , die tevens vergunninghouder is. De gedraging bestaande uit het in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning asbesthoudend materiaal in onafgedekte containers opslaan, kan in redelijkheid aan de [bedrijf 1] worden toegerekend, omdat het opslaan van asbesthoudend materiaal in de normale bedrijfsvoering past.
Opzet
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van het opzet bij overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is overwogen, overweegt de rechtbank het navolgende. Voor het bewezen verklaren van opzet is voldoende dat er opzet was op het binnen de inrichting in strijd met de omgevingsvergunning opslaan van asbesthoudend materiaal in niet afgesloten containers.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat er sprake is geweest van opzet in voormelde zin.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging, nu het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feitelijke leidinggeven door verdachte
Zoals hiervoor bij het onder 1 tenlastegelegde is overwogen kan na het toerekenen van verboden gedragingen aan een rechtspersoon bezien worden of verdachte als feitelijke leidinggevende aangemerkt kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 12 juli 2018 (middellijk) bestuurder was van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Uit het oogpunt van formeel bestuurder was verdachte derhalve bevoegd, in staat en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van het opslaan van asbest in containers die niet met dekzeil waren afgedekt. Naast het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was, werd hij - gelet op voornoemde getuigenverklaringen - ook als leidinggevende en direct verantwoordelijke voor het naleven van de vergunningsvoorwaarden gezien. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat het mogelijk is dat door het optrekken en neerzetten van containers de asbest niet meer volledig afgesloten is. Door dit vervolgens op het terrein niet te controleren heeft verdachte deze mogelijkheid ook aanvaard.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 28 ondertekende nota’s contante inkoop met bijbehorende begeleidingsbrieven, gedateerd van 10 februari 2016 tot en met 26 augustus 2017, aangetroffen, geleverd door [naam 1] en dat deze zijn ondertekend door eigenaar [naam 1] waarbij een handtekening is geplaatst. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [naam 1] te [plaats 6] vermeld met als bestemming [straat 1] in [plaats 1] . De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Als kenteken wordt op de begeleidingsbrief steeds genoemd: [kenteken] . Geen van de begeleidingsbrieven was ondertekend, uitgezonderd een krul in de kolom van de ontvanger waar een handtekening geplaatst zou moeten zijn.
Op 4 september 2018 heeft [naam 1] twee nota’s contante inkoop overgelegd. Een nota van 18 februari 2016 en één van 9 maart 2016 met een totaalgewicht van 1.150 kilo accu’s. De overgelegde nota van 9 maart 2016 bevindt zich ook tussen de 28 nota’s in de fysieke administratie van [bedrijf 3] .
[naam 1] verklaart dat hij in 2016 twee keer accu’s aan [bedrijf 3] . geleverd heeft, maar niet de hoeveelheden die uit de administratie van [verdachte] naar voren komen. Ook verklaart hij dat hij in 2017 geen accu’s naar [verdachte] heeft gebracht, maar dat er wel een container met oud ijzer door [verdachte] is opgehaald.
Aan [naam 1] worden 22 nota’s getoond. Op 21 nota’s herkent hij de handtekening niet als zijn eigen handtekening. De handtekening op de nota van 9 maart 2016 herkent hij als zijn eigen handtekening.
[verbalisant 4] relateert op 12 februari 2019 dat op de fysiek inbeslaggenomen nota’s uit de administratie van [verdachte] geen enkele handtekening, voor zover deze duidelijk zichtbaar was, overeenkwam met - of leek op - de handtekening van [naam 1] , die vermeld stond op de nota contante inkoop van 9 maart 2016.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 14 nota’s contante inkoop met bijbehorende begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [bedrijf 10] . De nota’s contante inkoop, gedateerd van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2017, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof van [naam 3] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [bedrijf 10] vermeld. De locatie van herkomst is [straat 2] te [plaats 5] . De ontvanger is [bedrijf 3] . op het adres [straat 1] te [plaats 1] . Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst.
Getuige [vennoot] verklaart op 12 juli 2018, als volgt:
…
(V)Wat is uw functie bij [bedrijf 10] V.OF.?
(A) Ik ben werkgever en werknemer. Ik ben vennoot.
…
(V) Wat is uw relatie tussen uw bedrijf en [bedrijf 3] dan wel [bedrijf 2] ?
(A) Niks, We doen daar al heel lang geen zaken meer mee. Ik ken het bedrijf wel, het zit in [plaats 1] en [plaats 11] .
…
(V) Aan welk bedrijf geeft u uw accu‘s nu af?
(A) De laatste paar jaar aan [bedrijf 12] uit [plaats 10] .
Uit LMA-gegevens blijkt dat [bedrijf 10] in 2016 bijna 9 ton (8.825 kilo) en in 2017 ruim 8 ton (8.645 kilo) accu’s in zeven vrachten heeft afgegeven aan [bedrijf 12] . [naam 3] is door de gemeente [plaats 5] aangeschreven naar aanleiding van een milieucontrole op 15 november 2016. Uit deze aanschrijving blijkt dat het bedrijf al jaren geen zaken (meer) doet met [verdachte] . In 2016 tot 12 juli 2018 heeft het bedrijf uitsluitend 21 ton accu’s aan [bedrijf 12] in [plaats 10] afgegeven.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 73 nota’s contante inkoop en 63 begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [bedrijf 6] te [plaats 7] , een eenmanszaak, soms [bedrijf 13] genoemd. De nota’s contante inkoop, gedateerd van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof, van [bedrijf 6] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [bedrijf 6] te [plaats 7] vermeld. Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst. In de administratie van [verdachte] is 181.885 kilo meer aan ontvangen accu’s vermeld dan er is afgegeven door [bedrijf 6] .
Getuige [naam 4] verklaart op 4 september 2018, als volgt:
V: Wat is uw relatie met de onderneming [bedrijf 6] ?
A: [bedrijf 6] is mijn bedrijf. Ik werk alleen bij dit bedrijf.
….
V. Heeft u in 2016 en 2017 afval afgegeven aan [verdachte] ?
A: Ik heb wel eens zaken met hun gedaan. Ik koop daar niks, ik verkoop ze wel.
…
Accu's zou ik ook wel eens aan hun geleverd kunnen hebben.
Hoeveel ik heb afgegeven aan [verdachte] zou ik na moeten kijken. Zo in mijn eerste beleving is hetgeen jullie noemen, 113 ton, wel veel. Ik denk niet dat het kan dat het zoveel is. Deze gewichten moeten te hoog zijn. Ik denk dat dit teveel is wat er is gemeld.
Getuige [naam 4] verklaart op 6 november 2018, als volgt:
V: Op twee nota’s (bijlage 5 en 6) staat volgens ons een andere handtekening. Wie heeft de andere documenten getekend?
A: Ik herken deze handtekening niet. Het is niet mijn handtekening. Ik weet niet wie deze heeft geplaatst.
O: Wij tonen u documenten afkomstig uit de administratie van [verdachte] . Hiertussen zitten ook de nota’s waarvan u ons een kopie heeft verstrekt.
V. Hebben, behouden de nota’s die u ons heeft verstrekt, deze documenten betrekking op accu's die u hebt geleverd?
A: Nee
V. Van wie zijn de handtekeningen die u op de nota’s ziet?
A: Dat weet ik niet. Deze zijn niet van mij.
V. Herkent u op één van deze documenten uw handtekening?
A: Nee
[verbalisant 3] relateert op 12 februari 2019 op de overige nota’s contante inkoop, dus niet de acht nota’s die ook door getuige [naam 4] zijn verstrekt verschillende handtekeningen staan. Geen van deze handtekeningen lijkt op de handtekening van getuige [naam 4] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 27 nota’s contante inkoop en 32 begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [naam 5] [bedrijf 11] te [plaats 7] . De nota’s contante inkoop, gedateerd van 17 mei 2016 tot en met 23 maart 2018, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof, van [naam 5] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [naam 5] te [plaats 7] vermeld. Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst.
Op 18 september 2018 verklaart [naam 5] , als volgt:
…‘Ik ben de eigenaar van [naam 5] metaalhandel.
…
(V) Heeft u in 2016, 2017 en 2018 afval accu’s afgegeven aan [verdachte] ?
(A) in 2018 heb ik wel accu’s aan [verdachte] afgegeven. Van 2016 en 2017 moet ik dat eerst nakijken.
(V) Kloppen de door [verdachte] gemelde hoeveelheden?
(A) Nee, dit klopt helemaal niet.
(V) Welke hoeveelheden heeft u wel afgegeven?
(A) Ik heb in 2018 twee keer een vracht accu ‘s afgegeven aan [verdachte] . Deze heb ik nog nooit zelf gebracht, ze worden altijd hier bij mijn bedrijf afgehaald door [verdachte] en hierbij vindt nooit een contante betaling plaats. Ik heb nog nooit een dubbeltje contant betaald gekregen van [verdachte] . Betalingen gaan altijd alleen maar via de bank.
…
(A)…Mijn contactpersoon is [verdachte] .
…
(O) Wij tonen u een aantal kopieën van bonnen met betrekking tot kasbetalingen van [verdachte] aan u.
(V) Kent u deze bonnen?
(A) Nee, ik ken deze niet.
(V) Welke van deze bonnen hebben betrekking op levering van afgedankte accu door u?
(A) Geen enkele.
(V) Wie plaats een handtekening op deze bonnen?
(A) De handtekening is niet van mij.
Uit de door [naam 5] op 24 september 2018 overgelegde administratie volgt een combinatie van creditfacturen en begeleidingsbrieven en één creditfactuur en omschrijvingsformulier.
[verbalisant 3] relateert op 11 februari 2019 dat op de fysiek inbeslaggenomen nota’s uit de administratie van [verdachte] , geen enkele handtekening overeenkwam met de handtekening van [naam 5] , gezet onder zijn getuigenverklaring.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde
Op 12 juli 2018 is er een doorzoeking geweest op de adressen [straat 1] , [straat 3] en de [straat 4] te [plaats 1] . In de in beslag genomen fysieke administratie worden 76 nota’s contante inkoop en 71 begeleidingsbrieven aangetroffen die betrekking hadden op de inkoop van accu’s van [bedrijf 8] te [plaats 9] , een eenmanszaak. De nota’s contante inkoop, gedateerd van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018, hebben betrekking op de inkoop van accu’s, soms in combinatie met een andere afvalstof, van [naam 6] , door [bedrijf 2] De nota’s zijn voorzien van verschillende handtekeningen bij de regel “voldaan per kas”. De begeleidingsbrieven zijn steeds op dezelfde wijze kennelijk door middel van een printer bedrukt. Op de begeleidingsbrieven staat als afzender, ontdoener en vervoerder [naam 6] te [plaats 9] vermeld. Locatie van bestemming is [straat 4] te [plaats 1] . Bij kenteken is vermeld [kenteken] . De formulieren zijn niet ondertekend en in het vak “handtekening ontvanger” is steeds een krul geplaatst (met één uitzondering). In de administratie van [verdachte] is in ieder geval 138.640 kilo meer aan ontvangen accu’s vermeld dan er is afgegeven door [naam 6] .
Op 4 september 2018 verklaart [naam 6] , als volgt over zijn betrekkingen met het bedrijf in [plaats 1] :
A: Ik kan goed met ze opschieten. Ik breng accu's naar ze toe en heb contact over prijzen voor de accu's. ….
V: Wat is de officiële benaming van uw bedrijf?
A: [bedrijf 8]
V: Wat is uw functie bij dit bedrijf?
A: Ik ben directeur en als enige werkzaam binnen het bedrijf.
…
V: Geeft u andere afvalstoffen dan accu's af aan [verdachte] ?
A: Ja. Ik geef ook zink en metalen af aan [verdachte] . Dat is niet in grote hoeveelheden. Ik denk dat ik in 2016 een keer of vijf bij [verdachte] geweest voor zink of metalen
…
O: Aan getuige worden enkele documenten getoond die afkomstig zijn uit de administratie van [verdachte] . Wat kunt u zeggen over deze documenten die als volgt zijn genummerd: (handtekening, wie ingevuld, afschrift ontvangen)?
B.01.02.001.2.030, B.01.02.001.2.027 en B.01.02.001.2.28 (bijlage 1)
A: De begeleidingsbrief heb ik nooit ontvangen. Die ken ik niet. Is ook niet mijn handtekening. Het groene formulier is wel van mij en de handtekening op de kasbon is ook van mij. Dit is een kasbon die ik heb gekregen van [verdachte] .
B.01.02.007.1.018 en B.01.02.007.1.019 (Bijlage 2)
A: De handtekening op de kasbon is niet van mij. De begeleidingsbrief heb ik nooit ontvangen.
…
V: Welke schriftelijke stukken ontvangt u als u accu's of andere materialen afgeeft aan [verdachte] ?
A: Dat was 1 keer een begeleidingsbrief omdat de klant er om vroeg. Verder ontvang ik alleen maar kasbonnen.
V: Volgens onze gegevens heeft u in 2016 exact 482 ton aan accu’s afgegeven en in 2017 ruim 473 ton. Kloppen deze hoeveelheden?
A: Dat klopt van geen kant. Die aantallen red ik nooit.
[verbalisant 2] relateert op 7 februari 2019 dat op de overige 76 nota’s verschillende handtekeningen staan. Geen van deze handtekeningen lijkt op de handtekening van getuige [naam 6] . Bij meerdere van deze handtekeningen is ogenschijnlijk geprobeerd om deze te laten voordoen als zijnde afkomstig van [naam 6] , door hier een vorm van de [letter] in voor te laten komen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Getuige [getuige 11] verklaart op 19 december 2018, als volgt:
…‘Ik ben KAM coördinator bij [verdachte] .
…
(V) Waar worden de kasbonnen/nota‘s opgemaakt?
(A) Als er per kas wordt uitbetaald dan gebeurt dat bij de [straat 1] .
(V) Bij contante betaling: de kasbon, wie maakt de nota op?
(A) Dat is [verdachte] of [medeverdachte] .
(V) Door wie wordt de nota uitbetaald?
(A) Per kas door 1 van beiden dan.
...
(V) Welke onderneming is volgens u verantwoordelijk voor de opslag voor accu’s?
(A) Dat valt onder de vergunning van de [bedrijf 1] . De handel is echter van [bedrijf 2] ’.
Op 4 december 2020 verklaart getuige [getuige 14] , als volgt:
…‘Ik sta op de loonlijst van [bedrijf 3] .
…Ik ben planner voor alle BV’s van [verdachte] .
…
(V) Wie is/zijn uw leidinggevende(n)?
A) Mijn leidinggevenden zijn [verdachte] en [naam 14] . Met name [verdachte] .
(V) Wie stuurt uw dagelijkse werkzaamheden aan?
(A) Dat is [verdachte] .
…
(V) Wat is uw rol bij het doen van meldingen bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen?
(A) Ik doe de meldingen bij het LMA.
…
(V) Wanneer wordt er een begeleidingsbriefopgemaakt en wie bepaalt dit?
(A) Ik weet niet hoe dat in deze gevallen gebeurt. Ik weet wel dat je per klant een template kunt opmaken waar door je met een druk op de knop een begeleidingsbrief kan printen. Ik kan me voorstellen dat als je een inkoop wilt boeken in Pieter Bas je er een begeleidingsbrief bij print. Je hebt dan gelijk alle juiste gegevens zoals afvalstroomnummer.’
Getuige [getuige 6] verklaart ter terechtzittingin eerste aanleg
op 10 december 2020, als volgt:
…‘Ik werk sinds oktober 2012 bij [verdachte] . Volgens mijn contract ben ik administrateur.…De kasbonnen worden opgemaakt aan de [straat 1] .
…Degene die aan de [locatie 2] zit maakt de kasbon op voor de contante betaling. [naam 17] maakte ze op. Dat heeft [medeverdachte] gedeeltelijk overgenomen, maar ook [verdachte] . Ik maakte zelf ook wel eens kasbonnen op.
…Het ligt aan de hoeveelheid die gebracht wordt of er ook een geleidebrief bij moet. Soms hebben klanten die zelf bij zich, anders maken we de brief op kantoor. Als een bedrijf het komt brengen moet er in ieder geval een geleidebrief bij. Bij particulieren hoeft dat niet. De kasbonnen gaan naar de administratie en dan wordt er achteraf op kantoor een brief bij gemaakt, aan de hand van de kasbon.
…De krul op de brieven wordt er door de administratie opgezet als de brief is aangemaakt en achter de bon is geniet. Dat is een administratieve handeling.
Op 11 juli 2019 om 09:04:37 uur voert verdachte een gesprek met ‘ene’ [naam 15] over bonnen en diverse ontdoeners. Dit getapte gesprek bevat onder meer het navolgende:
…
[naam 15] : Even voor de bonnetjes [verdachte] , kan dat?
[verdachte] : Ja je hebt de prijzen gezien he?
…
[naam 15] : Vlastuin (fon) met knipijzer 12 ton 0.80
[verdachte] : ..9..0..80... …23..
…
[naam 15] : van Ee (fon,.) een bouwhal hier uit [plaats 8] (fon) met bedrijfsafval ..2460...
[verdachte] : ...2960...
Op 13 juli 2018 om 08:44:22 uur voert verdachte een gesprek met ‘ene’ [naam 15] over het aanpassen van bonnen. Dit getapte gesprek bevat onder meer het navolgende:
…
[naam 15] : [verdachte] , de bonnen van gisteren heb ik zelf even aangepast.
[verdachte] : Hmm, Hmm
[naam 15] : Bepaalde bakken heb ik gewoon behoorlijk wat boven op gegooid dus vandaar. Ik denk je hebt zat aan je hoofd dus ik denk ik heb het zelf even opgelost, ja.
[verdachte] : Ja is goed.
Op 18 juli 2018 om 17:16:43 uur voert verdachte een gesprek met ‘ene’ [naam 15] over bonnen. Dit getapte gesprek bevat onder meer het navolgende:
…
[verdachte] : ja, zeg maar.
[naam 15] : [naam 16] .
[verdachte] : 7480.
[naam 15] : [naam 8] met bedrijfsafval, 10 ton, 180.
[verdachte] : 1380... ntv allemaal weg geloof ik.
[naam 15] : [naam 18] .
[verdachte] . 840.
Ter terechtzittingin eerste aanleg
op 19 april 2021 heeft verdachte, als volgt verklaard:
‘Het klopt dat ik via [bedrijf 9] bestuurder ben van [bedrijf 3] . Alle inkomende accu’s zijn voor Recycling. Ik weet niet waarom op sommige nota’s contante inkoop [bedrijf 3] . staat. Mijn vader en mijn oom hadden niets met het kantoor. Samen met [naam 14] moest ik zorgen dat het kantoor, waar de administratie gedaan werd, en het buitenterrein één werd. Ik kan mij voorstellen dat ik op kantoor als feitelijk leidinggevende werd gezien.
Algemene bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat de ontdoeners [naam 1] , [naam 3] en [naam 5] meer accu’s hebben geleverd dan zij aangeven, is op basis van de stukken in het procesdossier niet aannemelijk geworden.
Ook is op basis van de stukken in het procesdossier niet aannemelijk geworden dat [bedrijf 6] ( [bedrijf 13] ) en [bedrijf 8] meer accu’s hebben geleverd dan zij aangeven.
Verder is het niet aannemelijk dat alle vijf de bedrijven – van de in totaal 13 bedrijven die blijkens het dossier met verdachte zaken deden – malafide zouden zijn en geen administratie hebben bijgehouden. Daarnaast passen de volgens de administratie van [verdachte] geleverde hoeveelheden niet bij de grootte van de bedrijven in kwestie.
Door de verdediging is tevens het verweer gevoerd dat geen onderzoek is gedaan naar de volledigheid van de door de ontdoeners overgelegde administratie en de overgelegde stukken daarom geen enkele bewijswaarde hebben. De rechtbank verwerpt dit verweer nu de enkele stelling van de verdediging dat er voorafgaand aan de invordering een informatieverzoek gedaan is, niet impliceert dat daardoor de gehele administratie niet overgelegd is.Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat bij de betreffende bedrijven – indien zij gewoon de beschikking hadden over meer administratie en stukken dan zij hebben overgelegd – het belang ontbreekt om die administratie niet volledig over te leggen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 10 februari 2016 tot en met 16 augustus 2017 in [plaats 1] 21 nota’s contante inkoop en 21 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [naam 1] te [plaats 6] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan [bedrijf 3] BV . heeft geleverd, waarna er door [naam 1] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl [naam 1] heeft verklaard dat hij in 2016 tweemaal accu’s naar [verdachte] heeft gebracht en in 2017 helemaal niet. Deze verklaring acht de rechtbank betrouwbaar, mede gelet op de constatering van [verbalisant 4] dat de handtekeningen op de aan [naam 1] getoonde nota’s contante inkoop niet overeenkomen met de handtekening van [naam 1] zelf. Het enkele feit dat door een medewerker van [verdachte] is verklaard dat hij [naam 1] regelmatig op het bedrijfsterrein heeft gezien, is onvoldoende om de verklaring van [naam 1] als onbetrouwbaar aan te merken. [naam 1] heeft immers verklaard dat hij wel enkele keren accu’s heeft gebracht (twee keer in 2016).
Voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2018 in [plaats 1] 14 nota’s contante inkoop en 14 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [bedrijf 10] te [plaats 5] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan [bedrijf 3] . heeft geleverd, waarna er door [naam 3] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl één van de vennoten van [naam 3] , [vennoot] , heeft verklaard dat [naam 3] al jaren geen zaken meer doet met [verdachte] . Deze verklaring acht de rechtbank betrouwbaar nu de LMA-gegevens het niet leveren van accu’s aan [verdachte] ondersteunen. Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst dat er gelet op een eerdere identiteitsfraude andere personen zijn geweest die namens [bedrijf 10] hebben geleverd. De rechtbank acht een dergelijk scenario niet aannemelijk geworden, nu er geen aanwijzingen zijn dat in de periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2018 14 maal (een) ander(e) perso(o)n(en) zich heeft/hebben voorgedaan als [bedrijf 10] gevestigd aan de [straat 2] in [plaats 5] . De stelling dat de naam [naam 3] een veelvoorkomende naam is, is daarvoor onvoldoende.
Voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018 in [plaats 1] 65 nota’s contante inkoop en 63 (bijbehorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [bedrijf 6] te [plaats 7] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan verdachte heeft geleverd, waarna er door [bedrijf 6] , [naam 4] , een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl [naam 4] heeft verklaard dat het geleverde gewicht aan accu’s te hoog moet zijn. Daarnaast zijn de hoeveelheden onrealistisch om geleverd te zijn door een éénmanszaak. Ook heeft [naam 4] de handtekeningen op de nota’s uit de administratie van [bedrijf 3] . niet herkend en verklaard dat die niet van hem zijn. De constatering van [verbalisant 3] dat de handtekeningen op de niet door [naam 4] verstrekte nota’s contante inkoop niet overeenkomen met de handtekening van [naam 4] ondersteunen de conclusie dat dit valse handtekeningen betreft. Hoewel het hoogst ongelukkig is dat aan [naam 4] kennelijk niet de nota’s contante inkoop zijn getoond die in de tenlastelegging zijn opgenomen, staat dit naar het oordeel van het hof niet aan een bewezenverklaring van die specifieke nota’s en begeleidingsbrieven in de weg. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt zijn met uitzondering van de acht nota’s die zich ook in de administratie van [naam 4] bevinden alle aangetroffen nota’s contante inkoop (65 stuks) vals en voorzien van een valse handtekening, dus ook die in de tenlastelegging staan genoemd.
Voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is het hof voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 27 mei 2016 tot en met 23 maart 2018 in [plaats 1] 27 nota’s contante inkoop en 27 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [naam 5] te [plaats 7] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan verdachte heeft geleverd, waarna er door [naam 5] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. Dit terwijl [naam 5] heeft verklaard dat hij geen nota’s contante inkoop van verdachte heeft ontvangen, omdat de accu’s opgehaald worden. Hij ontving geen nota’s contante inkoop maar creditfacturen. Door de verdediging is betoogd dat [naam 5] – gelet op de overgelegde WhatsApp berichten tussen [verdachte] en [naam 5] – aantoonbaar liegt. De rechtbank overweegt dat uit deze berichten blijkt dat [naam 5] informeert naar prijzen, maar dat dit informeren niet inhoudt dat er daadwerkelijk accu’s geleverd worden. De rechtbank kan hieruit bovendien niet afleiden of er meer leveringen zijn geweest, dan uit de administratie van [naam 5] blijkt. De rechtbank is van oordeel dat mede gelet op de door [naam 5] overgelegde administratie, die louter creditfacturen bevat en geen nota’s contante inkoop, zijn verklaring als betrouwbaar aangemerkt dient te worden. Het ophalen van accu’s betekent immers dat er creditfacturen opgemaakt dienen te worden, op basis waarvan de begeleidingsbrieven worden gemaakt. [naam 5] heeft op 23 aan hem getoonde nota’s de gezette handtekening niet als zijn eigen handtekening herkend. De constatering van [verbalisant 3] dat de handtekeningen op de aan [naam 5] getoonde nota’s contante inkoop niet overeenkomen met de handtekening van [naam 5] ondersteunen de conclusie dat dit valse handtekeningen betreft.
Voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is de rechtbank voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018 in [plaats 1] 76 nota’s contante inkoop en 71 (bijhorende) begeleidingsbrieven vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Op deze documenten is namelijk ingevuld dat [bedrijf 8] te [plaats 9] in de voorgenoemde periode diverse hoeveelheden accu’s aan [bedrijf 3] . heeft geleverd, waarna er door [naam 6] een handtekening op de nota’s contante inkoop zou zijn gezet. [naam 6] heeft verklaard dat enkele handtekeningen niet van hem zijn en hij de opgegeven hoeveelheden nooit kan redden. Deze verklaring acht het hof betrouwbaar nu de LMA-gegevens het niet leveren van accu’s aan [verdachte] ondersteunen en de hoeveelheden onwaarschijnlijk zijn voor een éénmanszaak. De constatering van [verbalisant 2] dat de handtekeningen op de 76 nota’s niet overeenkomen met de handtekening van [naam 6] ondersteunt de conclusie dat dit valse handtekeningen betreft. Door de verdediging is het alternatief scenario geschetst dat er gelet op verklaring van getuige [Naam 9] en [getuige 4] ook andere personen zijn geweest die namens de [bedrijf 8] hebben geleverd. Het hof acht een dergelijk scenario niet aannemelijk geworden, nu de verklaringen vaag zijn en er weinig waarde gehecht kan worden aan de herkenning van iemand die op dagelijkse basis vele andere ontdoeners treft. Zij zaten ook niet aan de [locatie 2] zaten waar de accu’s werden gewogen. Daar komt bij dat [naam 6] niet alleen accu’s maar ook zink en metalen heeft geleverd, zodat [getuige 4] hem inderdaad geregeld op het terrein heeft kunnen zien. Ook is aangevoerd dat de bedrijfswagen van [naam 6] op meerdere data te zien is op de videobeelden. Naar het oordeel van het hof zegt dit - als de bedrijfswagen van [naam 6] al daadwerkelijk op de beelden te zien is - echter weinig, nu verdachte in de periode ook meermalen daadwerkelijk accu’s, zink en metalen heeft afgeleverd bij [verdachte] .
Voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat de documenten vals zijn opgemaakt en van een valse handtekening zijn voorzien. Naast het valselijk opmaken is het hof voorts van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen is dat het oogmerk bestond de nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven als echt en onvervalst te gebruiken, namelijk door ze in de administratie op te nemen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Toerekening aan [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . en opzet
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
Gelet op de hiervoor genoemde getuigenverklaringen van [getuige 14] en [getuige 11] zijn de handel en het opslaan van accu’s gedragingen die passen in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Om deze handel te registreren, worden er volgens getuige [getuige 6] binnen de [verdachte] BV.‘s nota’s contante inkoop en bijbehorende begeleidingsbrieven opgemaakt. Hierbij is sprake van een vervlochten bedrijfsvoering, hetgeen ook uit de verklaringen van getuige [getuige 14] en [getuige 6] blijkt. Het door werknemers werkzaam op de administratie van [verdachte] opmaken van valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven met betrekking tot de ontdoeners [naam 1] , [bedrijf 10] en [naam 5] kan daarom in redelijkheid aan [bedrijf 2] BV . en [bedrijf 3] . worden toegerekend.
Hetzelfde geldt voor het opmaken van valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven met betrekking tot [bedrijf 6] ( [bedrijf 13] ) en [bedrijf 8] .
Bij valsheid in geschrift is vereist dat er minst genomen sprake was voorwaardelijk opzet op het valse karakter van het geschrift, met het oogmerk het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken. In het licht van dat vereiste overweegt de rechtbank dat van elk bedrijf mag worden verwacht dat de administratie en het gebruik van documenten uit die administratie een juiste voorstelling geeft van de waarheid. De handelingen van werknemers die administratiewerkzaamheden verrichten, komen gelet op de bijzondere eisen die aan de administratie van een werkgever dienen te worden gesteld, voor rekening van de werkgever. Daarmee acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat voornoemde rechtspersonen op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat er valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven in de administratie zijn opgenomen en dat die documenten als echt en onvervalst zouden kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is, in het licht van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in samenhang bezien, van oordeel dat uit de hiervoor genoemde tapgesprekken volgt dat bij de rechtspersonen, als onderdeel van de [verdachte] , op zijn minst genomen het beleid bestond het niet zo nauw te nemen met de waarheid als het om het opmaken van “bonnen” (administratie) gaat en de rechtbank concludeert dat gelet op het veelvuldig en stelselmatig opnemen van valse documenten in de administratie met betrekking tot accu’s zoals uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt binnen het bedrijf het oogmerk bestond de betreffende nota’s contante inkoop en bijbehorende begeleidingsbrieven als echt en onvervalst in de administratie te gebruiken om anderszins niet te verantwoorden afvalstromen administratief af te dekken. Een en ander is voor de rechtspersonen dienstig geweest in het uitgeoefend bedrijf en geeft blijk van opzet binnen en dus van het bedrijf op de verweten gedragingen.
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Zoals hiervoor bij het onder 1 tenlastegelegde is overwogen kan na het toerekenen van verboden gedragingen aan een rechtspersoon bezien worden of verdachte als feitelijke leidinggevende aangemerkt kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat uitvoorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode (middellijk) bestuurder was van de [bedrijf 1] . en [bedrijf 3] . Uit het oogpunt van formeel bestuurder was verdachte derhalve bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van het valselijk opmaken van nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij ervoor zorgde dat het kantoor en het buitenterrein één werden en dat hij zich kan voorstellen dat hij op kantoor als feitelijke leidinggevende werd gezien. Naast het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was, werd hij - gelet op voornoemde getuigenverklaringen - ook als daadwerkelijk leidinggevende gezien en blijkt uit de getapte gesprekken dat verdachte een actieve rol had bij het opmaken van de administratie. Uit deze gesprekken blijkt dat met verdachte wordt overlegd over het aanpassen van bonnen en wordt aan hem instemming gevraagd. Aan de hiervoor vastgestelde bedrijfscultuur om het niet zo nauw met de waarheid te nemen, gaf hij actief leiding. Louter een week na de doorzoeking wordt er weer ‘opgehoogd’ bij het opmaken van bonnen. Verdachte wist van het valselijk opmaken van nota’s contante inkoop en begeleidingsbonnen en heeft geen maatregelen genomen om dit tegen te gaan terwijl dit wel van hem gevergd kon worden.
Het hof acht gelet op het hiervoor overwogene het onder 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
[bedrijf 1] en
/of[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . in de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] ,
tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, al dan nietopzettelijk, heeft gehandeld in strijd met één
of meervoorschrift
(en)dat
/dieverbonden was
/warenaan een omgevingsvergunning die betrekking had op (een) activiteit(en) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit(en) van 29 juni 2006 met kenmerk MPM 6986 en/of beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-016734/MPM19603) door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan haar verleende (revisie)vergunning voor de inrichting gelegen aan de [straat 1] te [plaats 1] , kadastraal bekend [gemeente 2] , sectie B, nummers [nummer] ,
aangezien de accu’s niet werden opgeslagen in vloeistofdichte
en/of zuurbestendigebakken
en/of containers en
/ofwerden de accu’s niet opgeslagen in bakken in een daartoe bestemde overdekte opslagloods, zodanig dat deze tegen inregenen zijn beschermd (vergunningvoorschrift 9.7
bijlagendossier ordner 3 p. B1105),
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
[bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] .op
of omstreeks12 juli 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] ,
tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen, al dan nietopzettelijk, heeft gehandeld in strijd met een voorschrift dat verbonden was aan een omgevingsvergunning die betrekking had op (een) activiteit(en) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te weten de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit(en) van 29 juni 2006 met kenmerk MPM 6986 en/of beschikking van 9 mei 2011 (zaaknummer 2010-016734/MPM19603) door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland aan [bedrijf 1] verleende (revisie)vergunning voor de inrichting gelegen aan de [straat 1] te [plaats 1] , kadastraal bekend [gemeente 2] , sectie B, nummers [nummer] ,
aangezien binnen de inrichting (op asbest locatie 2 en asbest locatie 3
, bijlagendossier ordner 5, B1980) asbesthoudend afval werd
geaccepteerd en/ofopgeslagen dat niet
in dubbel plastic van minimaal 0.2 cm dik was verpakt en/of dat nietwas opgeslagen in afgesloten containers, althans niet in containers afgesloten door een dekzeil (vergunningvoorschrift 9.15
, bijlagendossier ordner 3, p. B1105);
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
3.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 10 februari 2016 tot en met 26 augustus 2017 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen,21
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of21
, althans één of meer, begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1742-1745),waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 1 maart 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1908), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 maart 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1909), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 1 september 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1920), en
/of- een begeleidingsbrief dd. 1 september 2016
(bijlagendossier ordner 5, p. B1921), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 1 mei 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1942), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 1 mei 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1943), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 21 juli 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1950), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 juli 2017
(bijlagendossier ordner 5, p. B1951),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en/of
heeft vervalst en/ofvalselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen,bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender
en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1]
en/of [straat 4]te [plaats 1] en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 1] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
4.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 18 maart 2016 tot en met 11 november 2017 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen,
althans alleen,27
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of14
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1787-1788), waaronder:
-een nota contante inkoop dd. 11 april 2016
(zie bijlagendossier 1 p. B278), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 11 april 2016
(zie bijlagendossier 1 p. B279), en
/of
-een nota contante inkoop dd. 21 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B282), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 21 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B283), en
/of
-een nota contante inkoop dd. 24 maart 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B294), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 24 maart 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B295), en
/of
-een nota contante inkoop dd. 1 november 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B300), en
/of
-een begeleidingsbrief dd. 1 november 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B301),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt
en/of heeft vervalsten/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender
en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1]
en/of [straat 4]te [plaats 1] , en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 2]
en/of [naam 3] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte
, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
5.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 17 februari 2016 tot en met 30 mei 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen, 65,
althans één of meer, nota's contante inkoop en
/of63
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1824-1827), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 23 februari 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B3),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 23 februari 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B4),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 31 augustus 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B39),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 31 augustus 2016
(bijlagendossier ordner 1, p. B40),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 29 maart 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B59),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 29 maart 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B60),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 21 augustus 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B81),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 21 augustus 2017
(bijlagendossier ordner 1, p. B82),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 8 mei 2018
(bijlagendossier ordner 1, p. B140),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 8 mei 2018
( (bijlagendossier ordner 1, p. B141),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt en
/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en/of ontdoener zijn afgegeven op de [straat 1] en/of [straat 4] te [plaats 1] , en/of dat op de nota('s) contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 4] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
6.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 17 mei 2016 tot en met 23 maart 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen,27
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of27
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema opgenomen in bijlagendossier 4, p. B1787-1788), waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 17 mei 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B155), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 17 mei 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B156), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 14 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B164), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 14 december 2016
(zie bijlagendossier 1, p. B155), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 12 mei 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B188), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 12 mei 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B189), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 4 oktober 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B204), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 4 oktober 2017
(zie bijlagendossier 1, p. B205), en
/of
- een nota contante inkoop dd. 16 februari 2018
(zie bijlagendossier 1, p. B214), en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 16 februari 2018
(zie bijlagendossier 1, p. B215),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt
en/of heeft vervalsten/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender en
/ofontdoener zijn afgegeven op de [straat 1]
en/of [straat 4]te [plaats 1] , en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 5] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
7.
[bedrijf 2] en
/of[bedrijf 3] . op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 29 februari 2016 tot en met 25 mei 2018 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , (telkens) tezamen en in vereniging
met één of meer andere rechtspersonen en/ofmet één of meerdere natuurlijke personen
, althans alleen,76
, althans één of meer,nota's contante inkoop en
/of71
, althans één of meer,begeleidingsbrieven
(zie het schema in bijlagendossier 4, p. B1748-1753),waaronder:
- een nota contante inkoop dd. 13 mei 2016
(bijlagendossier ordner 2, p. B507),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 13 mei 2016
(bijlagendossier ordner 2, p. B508),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 17 januari 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B560),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 17 januari 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B561),en
/of
- een nota contante inkoop dd. 10 maart 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B573),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 10 maart 2017
(bijlagendossier ordner 2, p. B574),en/
of
- een nota contante inkoop dd. 8 maart 2018
(bijlagendossier ordner 2, p. B674),en
/of
- een begeleidingsbrief dd. 8 maart 2018
(bijlagendossier ordner 2, p. B675),
zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk (in strijd met de waarheid) heeft opgemaakt
en/of heeft vervalsten/of valselijk heeft doen opmaken
en/of vervalsen, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat de op deze nota
('s
)contante inkoop en
/of begeleidingsbrief/begeleidingsbrieven genoemde (hoeveelheid) accu's in werkelijkheid niet door de afzender
en/of ontdoener zijn afgegeven op de
[straat 1] en/of[straat 4] te [plaats 1] , en
/ofdat op de nota
('s
)contante inkoop valselijk een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 6] ,
zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte
, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan welfeitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging
(en
);
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3 aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3 aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
Het onder 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Dit is overeenkomstig de eis in eerste aanleg, met compensatie in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit om geen straf of maatregelen op te leggen gelet op de handelswijze van het openbaar ministerie en de overheid, dan wel een geldboete op te leggen. Verder moet rekening worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de periode van 11 februari 2018 tot en met 12 juli 2018 heeft de [verdachte] zich in [plaats 1] schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met een verleende omgevingsvergunning. Er zijn accu’s in (niet vloeistofdichte) containers opgeslagen op het buitenterrein, zonder enige bescherming tegen inregenen en ook is het asbesthoudende materiaal dat werd ingezameld niet goed afgedekt. Aan deze verboden gedragingen heeft verdachte feitelijke leiding gegeven. Daarnaast heeft verdachte als feitelijke leidinggevende er de hand in gehad dat er door werknemers binnen de [verdachte] valse nota’s contante inkoop en begeleidingsbrieven opgemaakt zijn. Gelet op de tapgesprekken lijkt dit een onderdeel te zijn van de bedrijfscultuur die heerste binnen de [verdachte] -groep . Aan verdachte is dit opmaken van valse documenten toe te rekenen en hij heeft daardoor misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk en economisch verkeer heerst ten aanzien van schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
Het is in het belang van de volksgezondheid en de bescherming van het milieu dat er wettelijke voorschriften gelden ten aanzien van het vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen. Deze regels zijn er om het vervuilen van het milieu zo veel mogelijk tegen te gaan en handelingen met betrekking tot (gevaarlijke) afvalstoffen te reguleren. Door zich niet te houden aan deze regels heeft de [verdachte] -groep voordeel gehad ten opzichte van concurrenten die zich wel aan de geldende voorschriften houden en heeft zij op de koop toegenomen dat er schade toegebracht kan worden aan het milieu. Het hof rekent dit verdachte als feitelijke leidinggevende van de [verdachte] -groep aan, alsmede het feit dat slechts na bestuursdwang en een vordering onder dwangsom het handelen binnen de [verdachte] -groep is aangepast..
Met betrekking tot de gepleegde valsheid in geschrift overweegt het hof dat het zeer kwalijk is dat er in het bedrijf waar verdachte leiding aan geeft documenten behorende tot de administratie vals zijn opgemaakt en voorzien zijn van een valse handtekening. Het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in documenten als het onderhavige heeft verdachte ondermijnd. Het verhullen van bedrijfsafvalstromen door middel van valse administratie, het dientengevolge verwerven van een gunstiger concurrentiepositie en het verkrijgen van financieel gewin door een geldstroom uit de boeken te schrijven die zo niet opgegeven hoeft te worden aan de Belastingdienst, neemt het hof verdachte gelet op de aard en de omvang van het bedrijf en de voorbeeldfunctie die daaruit voortvloeit bijzonder kwalijk. Door het ontstaan van een onbetrouwbaar beeld van de accustromen is het voorts voor de toezichthouder en het LMA onmogelijk geworden om hun taken uit te voeren. Voorts heeft verdachte zich niets gelegen laten liggen aan de nadelige gevolgen voor de betreffende ontdoeners, die door het handelen in de problemen zijn gekomen met het bevoegd gezag dan wel dat risico hebben gelopen.
Uit het strafblad van verdachte van 12 augustus 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) feit.
Alles afwegend acht het hof acht daarom in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Het hof houdt rekening met het feit dat de procedure niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In hoger beroep is de redelijke termijn overschreden. Namens verdachte is op 16 juni 2021 hoger beroep ingesteld en dit arrest wordt gewezen op 21 oktober 2025. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep met 2 jaren en ongeveer 4 maanden overschreden. Alhoewel in eerste aanleg – uitgaande van een aanvangsdatum van 5 juli 2020, zijnde de datum waarop de inleidende dagvaarding aan verdachte is betekend – formeel geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, is de totale termijn van vier jaren waarbinnen een zaak afgerond dient te zijn met 1 jaar en ongeveer 3 maanden overschreden. Het hof zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen aan de verdachte.
Het hof acht alles afwegende een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis passend en geboden.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben verzocht de in beslag genomen ordners terug te geven aan verdachte.
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de
beslaglijst vermelde ordners, aangezien deze ordners administratie betreffen en het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 2.1 en 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.