ECLI:NL:GHARL:2025:6537

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
21-001609-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een 22-jarige man, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de gevangenisstraf in hoger beroep verhoogd naar 57 maanden, in lijn met gemaakte procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, maar kwam tot een andere strafoplegging. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het zonder erkenning vervaardigen en transformeren van wapens en munitie, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak tot een strenge aanpak van vuurwapengeweld. De uitspraak is gedaan na een zitting op 4 september 2025, waar de procesafspraken zijn besproken en bevestigd door beide partijen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing op 18 september 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001609-24
Uitspraak d.d.: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 9 april 2024 met parketnummer 71-147915-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 13-227876-22, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 9 april 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van:
  • medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het transformeren en vervaardigen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
  • medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2°;
  • medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
  • medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
Verder heeft de rechtbank de voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 8 t/m 33 en 35 t/m 43 verbeurdverklaard, de voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 4, 5, 6 en 7 onttrokken aan het verkeer en teruggave aan verdachte gelast van de geldbedragen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 1, 2 en 3.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13/227876-22 voorwaardelijke opgelegde jeugddetentie voor de duur van 79 dagen toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het de strafoplegging betreft. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Procesafspraken

Gemaakte procesafspraken
Op 26 augustus 2025 heeft het hof een ondertekende overeenkomst met procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte ontvangen. De procesafspraken zijn op de zitting van 4 september 2025 besproken.
Het afdoeningsvoorstel houdt in dat:
  • verdachte en het Openbaar Ministerie afzien van het instellen van cassatie indien het hof komt tot een afdoening van deze zaak conform de tussen de partijen gemaakte afspraken;
  • door de verdediging geen bewijsverweren zullen worden gevoerd;
  • het Openbaar Ministerie ter terechtzitting zal rekwireren tot een bewezenverklaring van de feiten conform het vonnis van de rechtbank;
  • het Openbaar Ministerie ter terechtzitting oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, met aftrek van het voorarrest, zal vorderen;
  • de overige beslissingen terzake beslag in stand blijven.
Beoordeling van de procesafspraken
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de procesafspraken en de totstandkoming daarvan door beide partijen bevestigd en toegelicht. Daarbij is aan de orde gekomen dat verdachte in de concrete omstandigheden van de voorliggende zaak vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het voorliggende afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Omdat de procesafspraken op basis van vrijwilligheid en wederkerigheid tot stand zijn gekomen en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep in aanwezigheid van zijn raadsman meermalen ondubbelzinnig heeft aangegeven zich volledig te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken en daarmee akkoord te gaan, komen deze afspraken voor een beoordeling door het hof in aanmerking.
Het hof stelt daarbij voorop dat het geen partij is bij de procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie en daaraan ook niet gebonden is. Daarnaast geldt dat aan de verplichting die op de strafrechter rust om te beslissen op de in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering genoemde vragen niet wordt afgedaan door de omstandigheid dat door het Openbaar Ministerie en de verdediging een afdoeningsvoorstel is overgelegd (vgl. HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252).

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte conform de procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering van de advocaat-generaal (en daarmee de procesafspraken) te volgen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich – kort gezegd – schuldig gemaakt aan het medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het zonder erkenning vervaardigen en transformeren van wapens van categorie III en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie en aan het medeplegen van voorhanden hebben van wapens en/of onderdelen van wapens van categorie II onder 2 en/of categorie III onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en de overdracht daarvan brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook bijgedragen aan toenemend vuurwapengeweld, waarbij niet zelden derden (dodelijk) gewond raken. Hiertegen dient streng te worden opgetreden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2025 volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor, onder meer, soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur als straf in aanmerking komt. Nu het afdoeningsvoorstel van het Openbaar Ministerie en de verdediging in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zal het hof voor wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf aansluiten bij dat afdoeningsvoorstel. Hierbij betrekt het hof ook dat met onderhavige procesafspraken een overschrijding van de redelijke termijn (en een eventuele cassatieprocedure) vermeden kan worden. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering tenuitvoerlegging

De vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13/227876-22 voorwaardelijke opgelegde jeugddetentie voor de duur van 79 dagen zal het hof -gelet op de gemaakte procesafspraken- afwijzen. Toewijzing is gelet daarop niet langer opportuun.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 26 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
57 (zevenenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 13/227876-22 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 79 dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter,
mr. K. Gilhuis en mr. M.E. van der Werf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.H. van Vliet, griffier,
en op 18 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.