ECLI:NL:GHARL:2025:6570

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
21-004183-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldtransporten na levering van drugs met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die betrokken was bij geldtransporten na de levering van drugs, werd eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank grotendeels bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. De verdachte heeft in hoger beroep een deels bekennende verklaring afgelegd over zijn rol in de drugshandel en het witwassen van geld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van contante geldbedragen die afkomstig waren van internationale drugshandel. De verdachte heeft een centrale rol gespeeld in het organiseren van geldtransporten en het bijhouden van de administratie van de drugshandel. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf bepaald en de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004183-20
Uitspraak d.d.: 22 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 oktober 2020 met parketnummer 18-950004-18 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Sluiting van het onderzoek heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Bussink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 7 oktober 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank grotendeels op juiste wijze en goede gronden heeft beslist en zal het vonnis – met aanvulling van de gronden – bevestigen, behalve voor zover het de strafoplegging betreft.
Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Aanvulling van de gronden

Het hof overweegt dat verdachte ter terechtzitting van 10 september 2025 ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit een deels bekennende verklaring heeft afgelegd. Die verklaring houdt – kort gezegd – in dat verdachte zich bezighield met het versturen van pakketten met verdovende middelen waarmee geldbedragen werden gegenereerd en naar aanleiding waarvan hij voor zichzelf en anderen een aantal geldtransporten heeft uitgevoerd. Over een aantal van deze transporten heeft verdachte verklaard dat deze niet door hem zijn uitgevoerd, maar dat hij ten behoeve van deze transporten zijn voertuig aan een ander had uitgeleend. Verdachte heeft daarbij geen namen willen noemen.
Het hof is van oordeel dat, voor zover verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet heeft bekend, de door hem gegeven verklaring niet verifieerbaar is. Ook aanvullende vragen van het hof hebben geen verifieerbare informatie opgeleverd. Daarnaast is de verklaring op punten niet in overeenstemming met de overige bewijsmiddelen in het dossier. Om deze redenen gaat het hof in zoverre aan de in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte voorbij.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met de het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en daarom geen (geheel) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van contante geldbedragen
die afkomstig waren van internationale drugshandel. Door reguliere pakketdiensten werden
vanuit Nederland en Spanje pakketten met kilo’s softdrugs en harddrugs verzonden naar
afnemers in verschillende steden in Duitsland. Vervolgens werden de contante betalingen
voor deze pakketten met drugs vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd in auto’s met een
verborgen bergruimte. Verdachte heeft de administratie van deze drugshandel nauwgezet in
zijn telefoon bijgehouden en hij heeft, naast een uitvoerende rol, een centrale organiserende
rol gehad bij het vervoeren van de geldbedragen. De bewezenverklaring houdt in dat op deze wijze in een periode van twee maanden grote contante geldbedragen zijn
vervoerd en het dossier bevat sterke aanwijzingen dat het handelen van verdachte
zich uitstrekte over een nog langere termijn en dat er nog hogere bedragen mee gemoeid waren. Uit het dossier blijkt namelijk dat door verdachte grote geldbedragen zijn geïnvesteerd in cryptovaluta en dat grote geldbedragen naar Spanje zijn verzonden door middel van underground banking.
Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de
integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer. Door geldstromen aan het zicht te onttrekken
wordt tevens de opsporing van onderliggende misdrijven bemoeilijkt.
Net als de rechtbank rekent het hof verdachte zijn handelen ernstig aan.
Anders dan de rechtbank weegt het hof de proceshouding van verdachte in strafmatigende zin mee. Verdachte heeft in hoger beroep een bepaalde mate van verantwoordelijkheid genomen door de bewezen verklaarde gedragingen deels te bekennen en inzicht te geven in zijn beweegredenen. Zo heeft hij verklaard dat hij financiële moeilijkheden had en dat deze omstandigheid meewoog bij het maken van zijn keuzes.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 augustus 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof is van oordeel dat wat betreft het bewezen verklaarde feit niet kan worden volstaan met een andere straf dan een forse gevangenisstraf. Een deel van deze gevangenisstraf zal het hof voorwaardelijk opleggen, zodat verdachte een stok achter de deur heeft als hij weer met financiële uitdagingen te maken krijgt. In beginsel acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk passend en geboden.
Verder zal het hof rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat die termijn in eerste aanleg met vier maanden is overschreden en heeft daar geen consequenties aan verbonden, vanwege de omvang van het onderzoek en de onderzoekswensen van de verdediging. Het hof deelt die conclusie van de rechtbank. Het hof stelt vast dat op 9 oktober 2020 hoger beroep is ingesteld en dat de uitspraakdatum van dit arrest 22 oktober 2025 is, ruim vijf jaar later. Dat betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep met ruim drie jaar is overschreden, terwijl er geen aanvullend onderzoek is verricht en die vertraging niet aan de verdediging is te wijten.
Alles afwegende zal het hof aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
en mr. A.H. Garos en mr J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 22 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 oktober 2025.
Tegenwoordig:
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. A. Lodder, advocaat-generaal,
mr. Y.A. Hoekstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter sluit het onderzoek en spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.