In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een kort geding in hoger beroep betreffende de toevertrouwing en afgifte van een baby aan de moeder. De vader, die in [woonplaats1] woont, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 25 september 2025 had bepaald dat de baby aan de moeder moest worden toevertrouwd. De vader heeft verzocht om de baby voorlopig aan hem toe te vertrouwen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2025 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. De ouders hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor de baby, waarbij de vader en de oma op dezelfde dag de baby aan de moeder zouden overdragen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de moeder gemachtigd om de tenuitvoerlegging van het vonnis met de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.