Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van [verzoeker] om als tweede bewindvoerder te worden benoemd naast de reeds aangestelde bewindvoerder, [de bewindvoerder]. De kantonrechter had eerder, op 17 januari 2025, het verzoek van [verzoeker] afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2025 waren zowel [verzoeker] als de bewindvoerder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat [de moeder], de rechthebbende, niet in staat was om haar mening te geven, waardoor haar verweer niet-ontvankelijk werd verklaard.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere benoeming van de bewindvoerder en de rol van [verzoeker] in het verleden. Het hof concludeert dat de benoeming van [verzoeker] als tweede bewindvoerder niet in het belang van [de moeder] zou zijn, gezien de bestaande verstandhouding tussen [verzoeker] en de bewindvoerder en de risico's op conflicten. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bevestigd en [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 2366,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.