ECLI:NL:GHARL:2025:6665

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
200.353.345
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een tweede bewindvoerder in het belang van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van [verzoeker] om als tweede bewindvoerder te worden benoemd naast de reeds aangestelde bewindvoerder, [de bewindvoerder]. De kantonrechter had eerder, op 17 januari 2025, het verzoek van [verzoeker] afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2025 waren zowel [verzoeker] als de bewindvoerder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat [de moeder], de rechthebbende, niet in staat was om haar mening te geven, waardoor haar verweer niet-ontvankelijk werd verklaard.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere benoeming van de bewindvoerder en de rol van [verzoeker] in het verleden. Het hof concludeert dat de benoeming van [verzoeker] als tweede bewindvoerder niet in het belang van [de moeder] zou zijn, gezien de bestaande verstandhouding tussen [verzoeker] en de bewindvoerder en de risico's op conflicten. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bevestigd en [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 2366,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.353.345
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 11379920)
beschikking van 28 oktober 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. L.C. de Jong
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [de moeder] ,
en
[de bewindvoerder]
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. H. Beekelaar.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht) van 17 januari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking verder noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 april 2025;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 september 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
[de moeder] is geboren [in] 1948. Zij is de moeder van [verzoeker] .
3.2
Bij beschikking van 7 december 2022 heeft de kantonrechter het vermogen van [de moeder] onder bewind gesteld op grond van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 30 oktober 2024, heeft [verzoeker] verzocht om tot tweede bewindvoerder naast [de bewindvoerder] benoemd te worden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] afgewezen.
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en hem alsnog tot tweede bewindvoerder van [de moeder] te benoemen.
4.3
De bewindvoerder voert verweer en hij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is besproken dat het verweerschrift mede is ingediend namens [de moeder] . Nu blijkt dat [de moeder] niet in staat is om haar mening te geven zal het hof [de moeder] niet-ontvankelijk verklaren en het namens haar gevoerde verweer dan ook buiten beschouwing laten.
Juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden, tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 en artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder en mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Standpunten
5.3
[verzoeker] stelt dat hij, voorafgaand aan de benoeming van de bewindvoerder, de financiële zaken van [de moeder] naar behoren heeft behartigd. Door een echtscheiding is [verzoeker] korte periode dakloos geweest, maar hij woont nu permanent op een vakantiepark en heeft zijn leven weer op orde. Volgens [verzoeker] wil [de moeder] dat haar zoon als bewindvoerder betrokken is, dit zou blijken uit het door [de moeder] opgemaakte levenstestament uit 2014. In het verleden heeft [verzoeker] inderdaad weleens aanvaringen gehad met de bewindvoerder, maar dit staat er volgens [verzoeker] niet aan in de weg dat hij samen met de bewindvoerder het bewind kan uitvoeren. Met twee bewindvoerders is er sprake van een vier ogen principe. Dit is volgens [verzoeker] in het belang van [de moeder] .
5.4
De bewindvoerder heeft ter zitting aangegeven dat hij geen tweede bewindvoerder naast zich wil. Hij stelt voorts dat [verzoeker] de financiële zaken van [de moeder] in het verleden niet naar behoren heeft behartigd. Bij aanvang van het bewind was de woning van [de moeder] nog niet verkocht en werd deze bewoond door onbekenden. Recent is bovendien gebleken dat een door [verzoeker] namens [de moeder] ingediende declaratie van € 1.107,- betrekking had op de aankoop van herenkleding (en niet zoals [verzoeker] stelde kleding voor [de moeder] ). Volgens de bewindvoerder ontbreekt bovendien de noodzaak voor het benoemen van een tweede bewindvoerder. Het loopt nu goed. [verzoeker] heeft zich volgens de bewindvoerder eerder bedreigend en intimiderend uitgelaten tegen de bewindvoerder, onder andere door hem na afloop van een zitting op te wachten voor het gerechtsgebouw. Een goede en gezonde basis voor een samenwerking ontbreekt daardoor. Dit was volgens de bewindvoerder voor de vorige mentor van [de moeder] reden om haar ontslag bij de kantonrechter in te dienen.
Oordeel van het hof
5.5
Het hof is evenals de kantonrechter van oordeel dat het niet in het belang van [de moeder] is om [verzoeker] te benoemen als tweede bewindvoerder.
Het hof verwijst naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over, maakt deze tot de zijne en voegt daar nog het volgende aan toe.
5.6
Niet in geschil is dat de bewindvoerder zijn taken goed uitvoert. Voor het hof is ook uit niets gebleken dat de bewindvoerder de belangen van [de moeder] niet op een goede wijze behartigt, dan wel dat hij de door de wet aan hem opgelegde verplichtingen niet of onvoldoende nakomt. Het hof ziet, anders dan [verzoeker] , dan ook geen enkele noodzaak om een tweede bewindvoerder aan te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is bovendien gebleken dat de verstandhouding tussen [verzoeker] en de bewindvoerder de laatste periode is verbeterd maar niet voldoende is voor een vruchtbare samenwerking. Er bestaat naar het oordeel van het hof, gelet op het verleden, een te groot risico op strubbelingen in de communicatie en afwijkende standpunten. Dit is niet in het belang van [de moeder] . Hierin neemt het hof ook mee dat [verzoeker] recent aan de kantonrechter toestemming heeft gevraagd voor het aangaan van een lening bij [de moeder] voor de aanschaf van een woning. Ingeval de kantonrechter dit verzoek toewijst wordt [de moeder] een schuldeiser van [verzoeker] . Dit kan niet samengaan met de door [verzoeker] gewenste rol van bewindvoerder. Er is dan immers sprake van belangenverstrengeling, hetgeen niet in het belang van [de moeder] is.
Het hof is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat er geen enkele aanleiding bestaat om de bestaande situatie te wijzigen. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dan ook bevestigen (bekrachtigen).
Proceskosten
5.7
De bewindvoerder heeft verzocht [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal dit verzoek toewijzen als na te melden. Het hof is van oordeel dat het geheel overziende sprake is van een kansloos ingesteld hoger beroep dat nodeloze kosten voor de bewindvoerder en dus rechthebbende heeft veroorzaakt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
17 januari 2025;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de bewindvoerder, door het hof begroot op (Tarief II, zijnde € 1183 en dan 2 punten=) € 2366,-;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have en
D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op 28 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.