Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een mentorschap noodzakelijk is voor verzoeker, geboren in 1945. De voormalige bewindvoerder had verzocht om een mentorschap in te stellen ten behoeve van verzoeker, waarbij [mentor] als mentor zou worden benoemd. De kantonrechter in de rechtbank Gelderland had op 31 januari 2025 een mentorschap ingesteld, maar verzoeker was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2025, waren alle belanghebbenden aanwezig, waaronder verzoeker, de voormalige bewindvoerder, de mentor en de stiefzus. Het hof heeft de feiten en omstandigheden besproken en geconcludeerd dat verzoeker voldoende ondersteuning ontvangt van Buurtzorg en andere hulpinstanties, en dat hij in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te regelen. Het hof heeft vastgesteld dat de noodzaak voor een mentorschap ontbreekt, omdat het instellen van een mentorschap een ingrijpende maatregel is die het zelfbeschikkingsrecht van verzoeker in vergaande mate zou beperken.
Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek van de bewindvoerder om een mentorschap in te stellen afgewezen. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van verzoeker en de aanwezige hulpverlening.