ECLI:NL:GHARL:2025:6783

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
21-005267-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel na poging tot zware mishandeling, lokaalvredebreuk en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een 37-jarige man, is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, lokaalvredebreuk en bedreiging. De feiten vonden plaats op 23 juli 2024, toen de verdachte een lege glazen wijnfles naar het hoofd van een medewerker van een zorginstelling gooide, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. Daarnaast heeft hij zich wederrechtelijk in een besloten lokaal bevonden, ondanks een eerder opgelegd pandverbod, en heeft hij een WhatsApp-bericht gestuurd waarin hij de ontvanger bedreigde met de dood. Het hof heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd, waarbij het vonnis van de rechtbank is vernietigd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, omdat de verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis zit en de tenuitvoerlegging zijn re-integratie zou doorkruisen. Het hof heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere veroordelingen en de psychische problematiek die hij vertoont.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005267-24
Uitspraakdatum: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 20 november 2024 met parketnummer 16-274655-24 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-087358-23, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [PI] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.J. Teeuwen, advocate te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – een poging tot zware mishandeling, lokaalvredebreuk en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd.
Verder heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 16-087358-23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het komt tot een aanvullende en verbeterde bewijsmotivering en een andere beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) een lege (wijn)fles naar het hoofd, althans het lichaam, althans in de richting, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te [plaats] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met kracht een lege (wijn)fles naar het hoofd, althans het lichaam, althans in de richting, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gooien en/of (daarbij/vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "als jullie nog 1 keer aan [naam] zitten maak ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te [plaats] in het besloten lokaal zorglocatie van [instelling] aan de [adres] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 9 maart 2024 schriftelijk de toegang tot dat pand ontzegd voor de duur van een jaar;
3.
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 3] en/of haar ( [slachtoffer 3] ') collega's werkzaam bij [instelling] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door deze [slachtoffer 3] een WhatsAppbericht te sturen met de volgende tekst: "Vraag maar wat er bij [adres] gebeurd is, wat had ik nou gezegd over de Heilige pverbondenheid tussen man en vrouw? Begrijpen jullie nu dat ik heel goed in staat ben om mensen een vervroegde ontmoeting met hun Schepper te gunnen? moet ik het nou echt waar gaan maken?";
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat – conform het vonnis van de rechtbank – wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de drie ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – overeenkomstig de overgelegde pleitnota – bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de door de getuigen afgelegde verklaringen tegenstrijdig zijn en er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Voor wat betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde lokaalvredebreuk, omdat niet blijkt dat hij daadwerkelijk op de hoogte zou zijn geweest van het pandverbod.
Tot slot heeft de verdediging bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen leven gericht. [slachtoffer 3] heeft zichzelf niet bedreigd gevoeld en de ‘indirecte’ bedreiging – via [slachtoffer 3] – van haar collega’s is niet tenlastegelegd.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de bewijsmiddelen en de bewijsoverweging grotendeels op de juiste wijze uiteen heeft gezet en zal deze uiteenzetting dan ook overnemen en waar nodig aanvullen en verbeteren.
Bewijsmiddelen [1]

Feit 1:

Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , zakelijk weergegeven, voor zover
inhoudende:
Op 23 juli 2024 was ik werkzaam als medewerker bij [instelling] , gelegen aan de
[adres] te [plaats] . Ik hoorde ineens dat er een voorwerp met hoge snelheid
tegen het raam aankwam waar ik voor zat te werken. Ik keek op en zag dat het een lege
doorzichtige wijnfles betrof. Dit ging met een harde kracht want ik hoorde een harde klap van de fles die tegen het raam aankwam. Ik keek op en zag dat een man voor de counter van het kantoor stond, welke later [verdachte] bleek te zijn. [2] Ik heb op onze camerabeelden ook daadwerkelijk teruggezien dat [verdachte] het pand betreedt met een lege doorzichtige wijnfles en deze met kennelijke kracht en met opzet in mijn richting gooide. Ik zag later dat er een kras in het raam zat waar ik voor zat te werken. Deze kras zat er voor dit incident nog niet. Ik zag dat de kras in het raam ongeveer 10 centimeter groot was. [3]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op 23 juli 2024 was ik aan het werk bij [instelling] . Ik zag toen een fles vliegen richting mijn collega. Het was een glazen fles. Ik herkende deze fles als rosé wijn. De fles
vloog rakelings langs het hoofd van mijn collega. Het was een sterke fles. Ik herkende deze
man toen als [verdachte] . [4] [verdachte] stond bij de balie toen hij de fles gooide.
[verdachte] gooide de fles op ongeveer een afstand van 3 meter. [5]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of de fles van glas was. Hij was van glas, ja, zeker. Ik heb de fles vastgehad en er op getikt. Het was een goeie, zware fles van glas. [6]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg:
Ik was op 23 juli 2024 bij [instelling] op de [adres] . Ik had een lege
wijnfles bij me. Ik heb de wijnfles gegooid. [7]

Feit 2:

Een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, zag een pandontzegging die uitgereikt was door medewerkers van het Leger
des Heils gelegen aan de [adres] te [plaats] . Ik zag dat de pandontzegging
geldig was van 2 maart 2024 tot en met 2 maart 2025. Ik sprak afdelingsmanager [naam] en ik hoorde hem zeggen dat zijn medewerkers [naam] en [naam] de pandontzegging namens hem uitgereikt hadden. Ik nam contact op met [naam] en hoorde haar zeggen dat zij samen met [naam] de pandontzegging had uitgereikt. Ik hoorde [naam] zeggen dat [verdachte] de pandontzegging had gezien. [8]
Een geschrift, te weten een brief van [instelling] , ondertekend op 9 maart 2024, voor zover inhoudende:
[instelling] CWZW Midden Nederland
LDO [adres]
[postcode] [plaats]
Geachte [verdachte] ,
Naar aanleiding van het incident (brandstichten op ons terrein) op 2 maart 2024 krijgt u
een pandverbod voor de duur van jaar. Dit betekent dat u niet welkom bent in ons pand en op het terrein van. Mocht u er wel zijn dan zullen wij
direct112 bellen en aangifte doen van huisvredebreuk. [9]
Een geschrift, te weten een e-mail van 12 maart 2024, zakelijk weergegeven, voor zover
inhoudende:
Van: [naam] , stadsteambackup.nl
Verzonden: 12 maart 2024
Aan: [naam] , [instelling] .nl
Ik heb van [verdachte] begrepen dat hij een pandverbod op de OWV straat heeft. [10]
[het hof begrijpt dat er met OWV de [adres] wordt bedoeld, zijnde het adres
van [instelling] ]
Een geschrift, te weten een brief van [verdachte] , ondertekend op 24 mei 2024, voor zover inhoudende:
Ik kan garanderen dat ik tot einde pandontzegging mij niet op het terrein van de [adres] zal bevinden en er in de buurt ook niet voor problemen zal zorgen of problemen zal veroorzaken. [11]

Feit 3:

Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , zakelijk weergegeven, voor zover
inhoudende:
Op 23 juli 2024 was ik [getuige 3] thuis in mijn woning in [plaats] . Ik kreeg een
whatsappbericht van mijn client [verdachte] . [verdachte] is bij mij als cliënt vanuit de
organisatie [organisatie] . In het bericht stond de volgende tekst:
Vraag maar wat er bij [adres] gebeurd is, wat had ik nou gezegd over de Heilige pverbondenheid tussen man en vrouw? Begrijpen Julie nu dat ik heel goed in staat ben om mensen een vervroegde ontmoeting met hun Schepper te gunnen?moet ik het nou echt waar gaan maken?
Ik denk dat het bericht betekent dat [verdachte] iemand wil vermoorden. Het bericht was vanaf zijn telefoonnummer gestuurd. Op 24 juli 2024 hoorde ik dat [verdachte] de avond daarvoor een fles had gegooid naar een medewerker van [instelling] . Ik legde toen het verband tussen het appje en het incident op de [adres] in [plaats] . [12]
Een geschrift, te weten een screenshot van een chatgesprek, voor zover inhoudende:
[verdachte] ... [het hof begrijpt dat de achternaam van verdachte is afgekort omdat
deze niet volledig in beeld past]
Vraag maar wat er bij [adres] gebeurd is, wat had ik nou gezegd over de Heilige pverbondenheid tussen man en vrouw? Begrijpen Julie nu dat ik heel goed in staat ben om mensen een vervroegde ontmoeting met hun Schepper te gunnen?moet ik het nou echt waar gaan maken? [13]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit
of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige
onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of
meerdere feiten.
Poging tot zware mishandeling
Het hof komt op basis van de bewijsmiddelen tot een ander oordeel dan de raadsvrouw
voor wat betreft het voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (oftewel op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De te beantwoorden vraag is dus of het gedrag van verdachte naar de uiterlijke
verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar
lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op
het intreden van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
Het hof stelt allereerst vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een glazen
wijnfles heeft gegooid. Dat er sprake zou zijn van een plastic fles – zoals verdachte heeft gesteld - vindt geen steun in de inhoud van het dossier. Daarbij neemt het hof ook mee dat verdachte pas ter terechtzitting bij de politierechter heeft verklaard dat er sprake zou zijn geweest van een plastic fles, terwijl hij daarover bij het politieverhoor en bij de rechter-commissaris niet eerder iets heeft gezegd.
Verdachte heeft de lege, glazen wijnfles met kracht richting het hoofd van [slachtoffer 1] gegooid (de fles passeerde het hoofd van die [slachtoffer 1] immers rakelings). Op het moment van gooien stond verdachte op een korte afstand van [slachtoffer 1] (3 meter). Het hoofd is een kwetsbaar deel van het lichaam. Wanneer het hoofd met kracht wordt geraakt door een glazen fles, brengt dit een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich mee. Het met kracht gooien van een lege glazen fles richting het hoofd, en op korte afstand, kan naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Dat dit gevolg niet is ingetreden, doordat de fles het hoofd van die [slachtoffer 1] niet heeft geraakt, is voor de bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling niet van belang.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, komt het hof daarom voor [slachtoffer 1] tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. Het hof spreekt verdachte
partieel vrij voor de poging tot zware mishandeling op [slachtoffer 2] .
Lokaalvredebreuk
Het hof is van oordeel dat uit de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte wetenschap had van het pandverbod en dat dit pandverbod ook daadwerkelijk aan verdachte kenbaar is gemaakt door de medewerkers van [instelling] .
Bedreiging
Verdachte heeft over dit feit niets willen verklaren. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte een cliënt van haar is en dat het door haar ontvangen bericht vanaf zijn telefoonnummer is verstuurd. Op het in het dossier gevoegde screenshot van het bericht staat bovendien bovenaan de (bijna volledige) naam van verdachte. Voorts verwijst de inhoud van het bericht naar een incident bij de [adres] , terwijl verdachte die avond, kort voordat het bericht verzonden is, bij een incident bij de [adres] betrokken is geweest. Het hof is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit Whatsappbericht heeft verzonden.
Door het versturen van dit bericht aan [slachtoffer 3] heeft verdachte haar bedreigd. Het hof overweegt daartoe dat voor een bewezenverklaring van bedreiging niet is vereist dat bij de bedreigde de daadwerkelijke vrees is ontstaan dat haar iets zou worden aangedaan. Vereist is dat de uitlatingen van de verdachte van dien aard waren en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan, dat deze in redelijkheid een dergelijke vrees konden doen ontstaan. Het hof leidt uit de tekst van het Whatsappbericht af dat met “vervroegde ontmoeting met de Schepper” de dood bedoeld is. Verdachte heeft daar bovendien de vraag aan toegevoegd: “Moet ik het nou echt waar gaan maken?”. Tenslotte gaat deze bedreiging gepaard met een verwijzing naar een incident van dezelfde dag, waar verdachte een glazen fles naar het hoofd van een medewerker van [instelling] heeft gegooid en zich dreigend heeft opgesteld. In die context kon de tekst van het bericht naar het oordeel van het hof bij [slachtoffer 3] zonder meer de redelijke vrees doen ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op
of omstreeks23 juli 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht
)een lege
(wijn
)fles naar het hoofd
, althans het lichaam, althans in de richting,van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks23 juli 2024 te [plaats] in het besloten lokaal zorglocatie van [instelling] aan de [adres] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruikwederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 9 maart 2024 schriftelijk de toegang tot dat pand ontzegd voor de duur van een jaar;
3.
hij op
of omstreeks23 juli 2024 te [plaats]
, althans in Nederland,[slachtoffer 3]
en/of haar ( [slachtoffer 3] ') collega's werkzaam bij [instelling] ,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door deze [slachtoffer 3] een WhatsAppbericht te sturen met de volgende tekst: "Vraag maar wat er bij [adres] gebeurd is, wat had ik nou gezegd over de Heilige verbondenheid tussen man en vrouw? Begrijpen jullie nu dat ik heel goed in staat ben om mensen een vervroegde ontmoeting met hun Schepper te gunnen? moet ik het nou echt waar gaan maken?";
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat – conform het vonnis van de rechtbank – aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht verdachte bij een veroordeling geen ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast heeft zij – indien het hof beslist tot oplegging van de ISD-maatregel – subsidiair verzocht deze op te leggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte enkel goed gedrag heeft vertoond in de penitentiaire inrichting en dat hij verschillende lascursussen heeft gevolgd en daarvoor ook een diploma heeft behaald. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze positieve ontwikkelingen niet terugkomen in het meeste recente reclasseringsrapport en dat dit rapport onvoldoende concreet is, mede gelet op het ontbreken van een specifieke diagnostiek en een concreet behandelplan.
Oordeel hof
De hierna te melden beslissing tot het opleggen van een maatregel is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdacht heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, lokaalvredebreuk en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Alle feiten hebben betrekking op de hulpverlening die verdachte kreeg aangeboden vanuit [instelling] . [instelling] en zijn medewerkers zijn erop gericht kwetsbare mensen de hulp en ondersteuning te bieden, die zij nodig hebben. Het hof rekent het verdachte aan dat hij deze strafbare feiten heeft gepleegd tegen mensen die hem probeerden te helpen. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de medewerker(s) van [instelling] .
Voorts heeft het hof gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2025. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor, onder meer, soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft hof acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 25 augustus 2025. Uit dit rapport blijkt dat verdachte al op veertienjarige leeftijd in aanraking kwam met justitie en sindsdien veroordeeld is voor een groot aantal uiteenlopende strafbare feiten. Verder heeft verdachte in 2011 al eens de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Daarnaast heeft verdachte in het verleden geen enkele vorm van hulpverlening geaccepteerd en reageert hij agressief wanneer hij het ergens niet mee eens is. Verdachte gebruikt op strategische wijze bedreigingen om zijn gelijk te krijgen. Er is sprake van psychische problematiek die moeilijk behandelbaar is omdat verdachte niet goed in staat is om zich aan behandeling te conformeren en zijn eigen aandeel in zijn problemen niet ziet. Behandeling als bijzondere voorwaarde acht de reclassering weinig zinvol, omdat de kans op mislukken hoog wordt ingeschat. Het recidiverisico wordt door de reclassering eveneens ingeschat als hoog.
Het hoge recidiverisico, de maatschappelijke overlast die verdachte met zijn gedrag teweegbrengt en de instabiele, dynamische criminogene factoren, wijzen in de visie van de reclassering op de noodzakelijkheid en wenselijkheid van een ISD-traject. Een ambulante behandeling of een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of maatregel worden, met het oog op de omvangrijke problematiek, onvoldoende stringent geacht.
Het hof stelt met de rechtbank vast dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan, die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hierbij overweegt het hof dat de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het begaan van onderhavig feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het onderhavig feit is begaan na de volledige tenuitvoerlegging van deze straffen en er moet, zoals blijkt uit het advies van de reclassering, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Tot slot blijkt uit de beschikbare stukken dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Het opleggen van een ISD-maatregel is naar het oordeel van het hof noodzakelijk en onontkoombaar ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van recidive. Een voorwaardelijke oplegging van een ISD-maatregel vindt het hof niet haalbaar, omdat verdachte meermaals – ook nog ter terechtzitting in hoger beroep - heeft aangegeven niet met voorwaarden te willen instemmen. Verdachte zonder behandelingskader of zonder bijzondere voorwaarden weer de samenleving in laten gaan ziet het hof -anders dan verdachte- niet als een verantwoord scenario dat kans van slagen heeft.
Op grond van het bovenstaande acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel passend en geboden. Ter optimale bescherming van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte, zal het hof de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Het hof neemt niet in het arrest op dat er binnen een bepaalde termijn een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel moet plaatsvinden. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij niet aan de ISD-maatregel wil meewerken, zodat het maar de vraag is of er op enig moment aanleiding is voor een tussentijdse beoordeling. Indien behandeling in het kader van die maatregel niet van de grond komt, en daardoor een kale ISD-maatregel resteert, is dit voor eigen rekening en risico van de verdachte. Een en ander laat uiteraard onverlet dat verdachte zelf op grond van het bepaalde in artikel 6.6.14 Sv om een tussentijdse beoordeling kan verzoeken . Het hof spreekt echter de hoop uit dat verdachte over zijn weerstand heen kan stappen door de behandelmogelijkheden binnen de ISD-maatregel te baat te nemen en daar zijn voordeel mee te doen.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de eerder bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 14 april 2023, onder parketnummer 16-087358-23, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de proeftijd kan worden verlengd. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, gelet op de lange tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de mogelijkheid tot verrekening.
Oordeel hof
Het hof wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, omdat verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis zit en de gevorderde tenuitvoerlegging zijn re-integratie- en verbetertraject in het kader van de op te leggen ISD-maatregel op een ongewenste manier zou doorkruisen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 63, 138, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Midden-Nederland van 23 september 2024, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2023, parketnummer 16-087358-23, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van der Werf, voorzitter,
mr. K. Gilhuis en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.H. van Vliet, griffier,
en op 18 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 augustus 2024, genummerd PL0900-2024266653, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 85. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 augustus 2024, pagina 12 van 85.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 augustus 2024, pagina 13 van 85.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 augustus 2024, pagina 18 van 85.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 23 augustus 2024, pagina 19 van 85.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris van 8 mei 2025, pagina 2.
7.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 6 november 2024.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 26 augustus 2024, pagina 33 van 85.
9.Een geschrift, te weten een brief van [instelling] , opgemaakt door [naam] , pagina 35 van 85.
10.Een geschrift, te weten een e-mail van [naam] , opgemaakt door [naam] , pagina 42 van 85.
11.Een geschrift, te weten een brief van [verdachte] , ondertekend op 24 mei 2024, pagina 46 van 85.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 26 augustus 2024, pagina 15 van 85.
13.Een geschrift, te weten een screenshot van een chatgesprek, pagina 36 van 85.