ECLI:NL:GHARL:2025:692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
21-123456-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
  • A. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak in de Eris-zaken met betrekking tot meerdere verdachten en liquidaties

Op 12 februari 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de Eris-zaken, waarin 19 verdachten betrokken zijn. Het hof heeft in deze megazaak, die zich richt op een criminele organisatie, in totaal vijf voltooide liquidaties en plannen voor elf andere moorden behandeld. De uitspraak volgt op een langdurig proces dat zowel de verdachten als de nabestaanden zwaar heeft belast. Het hof heeft de belangrijkste onderdelen van de arresten samengevat, waarbij het ingaat op de verweren van de verdachten, de rol van de kroongetuige, en de bewijsvoering. De kroongetuige heeft verklaringen afgelegd die in veel gevallen door objectief bewijs zijn ondersteund, zoals opnames van PGP- en WhatsApp-gesprekken. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de kroongetuige in de kern betrouwbaar zijn, hoewel er enige inconsistenties zijn. De verdachten zijn in verschillende zaken veroordeeld voor moord, poging tot moord, en deelname aan een criminele organisatie. De hoofdverdachten, waaronder [verdachte 14], zijn veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, terwijl andere verdachten gevangenisstraffen van één tot 28 jaar hebben gekregen. Vijf verdachten zijn vrijgesproken. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan meerdere nabestaanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de psychische impact van de liquidaties op de slachtoffers en hun families. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Het hof zal vandaag uitspraak doen in de Eris-zaken. Het heeft lang geduurd voordat het zover was. Niet alleen voor de verdachten. Ook voor de nabestaanden moet het een intensieve periode zijn geweest.
Het hof wijst vandaag in 19 zaken een arrest. In sommige zaken zijn die arresten betrekkelijk kort, in andere zaken gaat het om honderden pagina’s, waarin de zaken worden besproken en waarin ingegaan wordt op alle verweren en verzoeken. Als we dat allemaal zouden moeten voorlezen zouden we enkele dagen bezig zijn. Het hof zal daarom nu alleen ingaan op de belangrijkste onderdelen van de arresten en die samengevat bespreken. Het hof zal eerst ingaan op een aantal verweren. Daarna zal het hof per zaak aangeven welke verdachten van welke feiten worden vrijgesproken of waar ze voor worden veroordeeld. Ook zal het hof noemen welk deel van de vorderingen van de benadeelde partijen wordt toegewezen. Daarna zal het hof meedelen welke straffen er worden opgelegd.
Ik heb al gezegd dat ik een samenvatting voorlees. Uiteraard is de tekst die in de uitspraken zelf staat leidend. Voor de raadslieden, de verdachten en het openbaar ministerie is direct na de zitting een exemplaar van het arrest beschikbaar. Ook voor de (vertegenwoordigers) van de benadeelde partijen is een exemplaar van een van de arresten beschikbaar. De overige arresten zullen (al dan niet digitaal) worden nagezonden. Een geanonimiseerd exemplaar van de arresten zal zo snel mogelijk, waarschijnlijk nog vandaag, worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
In alle zaken geldt:
na de uitspraak is er veertien dagen tijd om beroep in cassatiein te stellen. In sommige zaken volgt vrijspraak. Voor de duidelijkheid merk ik op dat in die zaken nog steeds de mogelijkheid van cassatie bestaat voor het openbaar ministerie.
Over naar de samenvatting van de uitspraken.
Aan de orde komen:
De kroongetuige, de veredelingen, de conclusies per zaakdossier, de benadeelde partijen, de straftoemeting, en tot slot een zeer korte samenvatting.
De kroongetuige
Samenvatting en conclusie
De overeenkomst met de kroongetuige heeft betrekking op feiten waarbij een kroongetuigeregeling mogelijk is. Het openbaar ministerie heeft het sluiten van de overeenkomst op goede gronden dringend noodzakelijk geacht. Uit de omvang van de vervolging, uit de strafeis en uit het achterwege laten van een ontnemingsvordering kan
nietworden afgeleid dat aan de kroongetuige verboden toezeggingen zijn gedaan in ruil voor het afleggen van verklaringen. Er is bij de met de kroongetuige gemaakte afspraken geen sprake van een overschrijding van de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verweren dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging van de verdachte of dat de verklaringen van de kroongetuige van het gebruik voor het bewijs zouden moeten worden uitgesloten, slagen dus niet.
Betrouwbaarheid van de kroongetuige
Het hof dient niet de betrouwbaarheid van de persoon van de kroongetuige maar die van zijn verklaringen te toetsen. Een kritische benadering van de verklaringen van de kroongetuige ligt voor de hand, nu hij deze heeft afgelegd als kroongetuige en aan hem strafvermindering en bescherming in het vooruitzicht zijn gesteld in ruil voor informatie over misdrijven.
Op het hof komt de kroongetuige in zijn manier van verklaren bij de politie en de rechter-commissaris, en ook ter terechtzitting, over als een getuige die duidelijk en in grote lijnen consistent en zonder te aarzelen verklaart. Van belang is dat de kroongetuige ook heeft verklaard over zijn rol in zaken waarin hij tot op dat moment bij het openbaar ministerie niet in beeld was gekomen en dat zijn op punten gedetailleerde verklaringen voor een belangrijk deel bevestiging vinden in objectieve onderzoeksbevindingen. Veel verklaringen van de kroongetuige vinden bevestiging in opnames van PGP- en whatsappgesprekken die pas later onder [verdachte 14] zijn aangetroffen. Van de aanwezigheid van die opnames waren de kroongetuige en de politie niet op de hoogte op het moment dat de kluisverklaringen werden afgelegd.
De conclusie is dat de verklaringen van de kroongetuige in de kern en op hoofdlijnen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Wel is duidelijk gebleken dat de kroongetuige moeite heeft met het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd en dat hij bepaalde feitelijkheden (nader) heeft ingevuld en met elkaar heeft verward, zoals in de deelonderzoeken Lis en Barbera, waar hij het heeft over het Belgische slachtoffer.
Bewijsminimum
Een aantal raadslieden heeft aangevoerd dat de strafrechtelijke betrokkenheid van een verdachte niet enkel of in beslissende mate kan worden gegrond op de verklaring van een kroongetuige. Er moet voldoende ander bewijs zijn voor de strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof is deze opvatting onjuist. Dat laat onverlet dat het hof bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en de waardering van de bewijswaarde van de verklaringen van de kroongetuige behoedzaam te werk gaat.
Veredelingen en identificaties
De politie heeft een aantal namen van gebruikers van PGP-toestellen toegeschreven aan [naam 45] . [naam 45] wordt in Eris niet vervolgd en heeft zich dus ook niet kunnen verweren. Daarnaast is het voor het beoordelen van de rol van de verdachten in Eris ook niet van belang welke persoon of personen schuilgaan achter de aan hem toegeschreven gebruikersnamen. Het hof zal daarom in zijn overwegingen telkens spreken van ‘de opdrachtgever’.
[verdachte 14]
In hoger beroep heeft [verdachte 14] verklaard dat de gesprekken die zijn aangetroffen op zijn gegevensdragers afkomstig zijn van een ‘fixer’ waarvan hij de naam wel kent, maar niet wil noemen. Voorafgaand aan zijn tweede verhoor door het hof heeft [verdachte 14] een schriftelijke verklaring overgelegd waarin hij zegt dat de fixer [getuige 5] heet.
Hij heeft aangegeven dat hij geen contactgegevens van deze [getuige 5] heeft, maar dat hij hem wel kan vinden als hij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. Bij pleidooi is vervolgens gemeld dat [getuige 5] in 2018 is overleden en dat de foto’s van zijn begrafenis zich in het dossier bevinden.
Het verhaal over [getuige 5] is ongeloofwaardig. Er is geen enkele aanwijzing dat de door [verdachte 14] bedoelde [getuige 5] bestaan heeft of dat een ander dan [verdachte 14] de gesprekken zou hebben opgenomen én gevoerd.
Het hof stelt vast dat [verdachte 14] de persoon is die schuilging achter de PGP-namen:
  • ‘CB1D45’ (tussen 18 en 20 februari 2017);
  • ‘C murder/971817’;
  • ‘C MURDAH’;
  • ‘C40’;
  • NN2 (deelonderzoek Goudvink).
Het hof concludeert ten aanzien van de andere verdachten het volgende:
  • [verdachte 2] is de gebruiker van het PGP-account ‘The wizzard’;
  • [verdachte 4] is de gebruiker van de PGP-accounts ‘B.I.G’, ook na half april 2017, ‘Keyser soze’, ‘Keyser soze0’ en ‘Keyser soze new’ ; Het hof acht het onaannemelijk dat het account ‘B.I.G’ vanaf medio april 2017 in gebruik is geweest bij een persoon die in maart 2017 is ontsnapt uit detentie in Suriname.
  • [verdachte 6] is de gebruiker van het PGP-account ‘Max Payne’ en [verdachte 6] heeft de bijnamen ‘ [bijnaam verdachte 6] ’ en ‘Max’;
  • [verdachte 3] is van 22 tot en met 24 februari 2017 de gebruiker van het PGP-account ‘CB1D45’ en [verdachte 3] heeft de bijnamen ‘ [bijnaam verdachte 3] ’;
  • [verdachte 7] is van 14 maart 2017 tot en met 17 maart 2017 de gebruiker van het PGP-account ‘CB1D45’ en [verdachte 7] heeft de bijnaam ‘ [bijnaam verdachte 7] ’;
  • [verdachte 10] heeft de bijnaam ‘ [bijnaam verdachte 10] ’;
  • [verdachte 18] heeft de bijnaam ‘ [bijnaam verdachte 18] ’;
  • [verdachte 17] is de gebruiker van het PGP-account ‘Storing’.
De zaken
Het hof zal in hoofdlijnen per zaak aangeven wie er vrijgesproken of veroordeeld worden.
Charon
Volgens de kroongetuige was de zoon van [bijnaam verdachte 18] , [verdachte 17] , betrokken bij een vergismoord. [bijnaam verdachte 18] heeft [verdachte 14] vervolgens om hulp gevraagd, om ervoor te zorgen dat zijn zoon niets zou overkomen. Daarvoor moest [verdachte 14] een represaille uitvoeren. Het hof acht de verklaringen van de kroongetuige over wat hij van [verdachte 14] heeft gehoord over de gang van zaken betrouwbaar, omdat die verklaringen voor een groot deel bevestiging vinden in de door [verdachte 14] vastgelegde PGP-gesprekken en ander bewijsmateriaal. Die verklaring wordt dan ook voor het bewijs gebruikt.
Het hof komt tot de volgende conclusies. [verdachte 14] heeft onder meer de schutter en de bestuurder van de auto waarin de schutter reed aangestuurd. [verdachte 17] is op zoek gegaan naar [slachtoffer 11] , heeft afspraken met hem gemaakt en was erbij op het moment van de liquidatie. In de periode vóór de liquidatie zijn er contacten en ontmoetingen die het hof duidt als voorbereiding op de liquidatie waarbij aan de organisatie van [verdachte 14] vervoermiddelen en wapens ter beschikking worden gesteld. Bij deze contacten is ook [verdachte 7] betrokken. Van hem is DNA aangetroffen op drie hulzen op de plaats delict. Bij het verstrekken van de opdracht heeft [verdachte 2] een rol gespeeld. Van belang is een gesprek tussen [verdachte 14] en [verdachte 2] waarin [verdachte 2] te kennen heeft gegeven dat de gang van zaken bij de liquidatie van [naam 13] en het voorbereiden van de liquidatie van [naam 20] aanleiding heeft gegeven tot de “doodstraf voor driver”, waarvan het hof heeft vastgesteld dat dit [slachtoffer 11] is.
Het hof acht [verdachte 14] , [verdachte 7] en [verdachte 17] schuldig aan medeplegen van moord op [slachtoffer 11] op 31 januari 2017 en [verdachte 2] schuldig aan medeplegen van uitlokking daarvan.
Rol van Ormskerk
Bij [verdachte 11] kan niet worden vastgesteld dat hij op enig moment rechtstreeks contact heeft gehad met [verdachte 14] . [verdachte 11] en [verdachte 17] hebben met [slachtoffer 11] gesproken over de ontmoeting die zou plaatsvinden op 31 januari 2017, maar uiteraard is [slachtoffer 11] niet op de hoogte gesteld van wat er echt zou gebeuren. Uit deze gesprekken heeft [verdachte 11] geen plannen voor de moord op [slachtoffer 11] kunnen afleiden. Er zijn ook geen chats waaruit de conclusie kan worden getrokken dat [verdachte 11] daarvan wetenschap had. Ander bewijs voor wetenschap bij [verdachte 11] dat de liquidatie zou gaan plaatsvinden, ontbreekt eveneens. Ook is niet gebleken dat [verdachte 11] een PGP-telefoon voorhanden had die bestemd was voor het plegen van de liquidatie. [verdachte 11] wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde varianten.
Rol van Dogan
De kroongetuige heeft verklaard dat [verdachte 14] hem heeft verteld dat [verdachte 5] als chauffeur bij een liquidatie zou zijn opgetreden. De kroongetuige heeft over het optreden als bestuurder door [verdachte 5] verder geen informatie gegeven. De kroongetuige weet ook niet om welke liquidatie het gaat. Het hof is niet ervan overtuigd dat [verdachte 5] op 31 januari 2017 betrokken is geweest bij de liquidatie van [slachtoffer 11] . De informatie van de kroongetuige is daarvoor te vaag en in het dossier vindt het hof onvoldoende steun voor [verdachte 5] betrokkenheid bij de liquidatie.
[verdachte 5] wordt vrijgesproken van dit feit.
Rol van Roël Touw Ngie Tjouw
Het hof sluit zich grotendeels aan bij de overwegingen die de rechtbank heeft gewijd aan de rol van [verdachte 18] . Uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat [verdachte 18] [verdachte 14] heeft benaderd met het verzoek om te bemiddelen voor zijn zoon en dat hij vervolgens ook een min of meer actieve rol heeft gespeeld bij deze bemiddelingspoging. [verdachte 18] heeft [verdachte 14] in contact gebracht met zijn zoon en hij heeft [verdachte 14] op de hoogte gehouden van de resultaten van de zoektocht naar [slachtoffer 11] .
Niet blijkt dat [verdachte 18] op de hoogte was van het plan om [slachtoffer 11] te vermoorden. Het dossier bevat eerder aanwijzingen voor het tegendeel.
[verdachte 18] wordt vrijgesproken van dit feit.
Rol van Polat
Ook [verdachte 12] wordt vrijgesproken van dit feit, zoals ook gevorderd was door de advocaat-generaal en bepleit door de raadsman.
De vogelzaken
In deze zaken gaat het over door [verdachte 14] opgenomen PGP-gesprekken waarin geprobeerd is [verdachte 14] uit te lokken tot de liquidatie van een aantal personen. [verdachte 14] is in eerste aanleg vrijgesproken omdat er geen bewijs is dat de telefoon waarmee hij de berichten uitwisselde bestemd was tot het begaan van de liquidaties. Het hof neemt het berichtenverkeer wel mee bij de beoordeling van de deelname van [verdachte 14] aan de criminele organisatie.
De gesprekken zijn gevoerd met [verdachte 2] , die veroordeeld wordt voor poging tot uitlokking van liquidaties.
Het hof acht [verdachte 4] schuldig aan medeplegen van poging tot uitlokking in de twee zaken Mus en Eend.
Barbera
De zaak gaat over de voorgenomen liquidatie van een man uit Roermond op 9 maart 2017. De kroongetuige heeft verklaard over een voorgenomen liquidatie in Spijkenisse. Hoewel de kroongetuige zich op sommige onderdelen vergist of dingen door elkaar haalt zal het hof wel die onderdelen uit de verklaringen van de kroongetuige gebruiken die in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
[verdachte 4] heeft begin maart 2017 aan [verdachte 14] gevraagd of “ze die man in Roermond willen doen”. Uit later berichtenverkeer blijkt dat de liquidatie had moeten plaatsvinden bij een café in Spijkenisse en dat de liquidatie mislukt is. Bij dat berichtenverkeer was ook [verdachte 2] betrokken. Het hof ziet [verdachte 7] en [verdachte 12] als beoogde uitvoerders die met elkaar communiceren over een sleutel van een Volkswagen Caddy die bestemd was om te worden gebruikt bij de uitvoering. Dezelfde auto is een week later kort na de aanhouding van [verdachte 7] , [verdachte 12] en [verdachte 3] in de zaak Arford in beslag genomen.
[verdachte 14] , [verdachte 7] en [verdachte 12] worden veroordeeld voor medeplegen van voorbereiding van moord. [verdachte 2] en [verdachte 4] worden veroordeeld voor poging tot uitlokking van moord.
De verklaring van de kroongetuige over een mogelijke rol van [verdachte 3] is te weinig concreet en wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. [verdachte 3] wordt daarom vrijgesproken in de zaak Barbera.
Arford
In de bij [verdachte 14] in beslag genomen gegevensdragers zijn gegevens aangetroffen die gaan over twee personen die wonen in de buurt van [adres] in Amsterdam. In de berichten stelt [verdachte 2] aan [verdachte 14] geld in het vooruitzicht: “allebei 140 op snelheid 160” en als ze “met z’n 3tjes zijn ook”, dan “Pak je za alle 3”. Op 17 maart 2017 worden aan de [adres] [verdachte 7] , [verdachte 12] en [verdachte 3] aangehouden. [verdachte 7] was in bezit van een PGP-telefoon. Even later vindt de politie in de buurt de auto waarin [verdachte 7] en [verdachte 12] naar Amsterdam zijn gekomen. In de auto zijn wapens en flessen met benzine aanwezig.
[verdachte 14] , [verdachte 7] , [verdachte 12] en [verdachte 3] worden veroordeeld voor het medeplegen voorbereiding van moord. Omdat het om meerdere personen gaat “meermalen gepleegd”. Een onderdeel van de bewezenverklaring van de voorbereiding voor moord is het voorhanden hebben van wapens en bijbehorende munitie. Daarvoor zijn [verdachte 7] , [verdachte 12] en [verdachte 3] in de zaak Armonk in 2017 apart bestraft. Het hof zal daarom de straf die aan hen in de zaak Armonk is opgelegd in mindering brengen op de straf die het anders van plan was geweest op te leggen.
[verdachte 2] wordt veroordeeld voor het medeplegen poging tot uitlokking van medeplegen moord, meermalen gepleegd.
Charlie17
Op 17 april 2017 is in Den Haag op een parkeerplaats [slachtoffer 18] neergeschoten. De kroongetuige heeft daarover uitvoerig verklaard. Zo heeft hij verklaard dat hij na de liquidatie op verzoek van [verdachte 14] in Delft drie personen heeft opgehaald en heeft afgezet in de buurt van de woning van [verdachte 6] in Wassenaar. De verklaring van de kroongetuige wordt bevestigd door getuige [naam 22] . De kroongetuige heeft [verdachte 6] en [verdachte 1] herkend als twee van de drie personen die hij heeft opgehaald.
[verdachte 14] , [verdachte 6] en [verdachte 1] worden veroordeeld voor medeplegen van moord.
Direct na de moord op [slachtoffer 18] heeft [verdachte 4] met [verdachte 14] gecommuniceerd over de liquidatie. Dit berichtenverkeer laat zich niet anders uitleggen dan als communicatie tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer van de liquidatie van [slachtoffer 18] .
Het hof kan op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [verdachte 8] de chauffeur is geweest bij de moord op [slachtoffer 18] . Het hof spreekt [verdachte 8] daarom vrij van het ten laste gelegde.
Gezicht
De kroongetuige heeft uitvoerig verklaard dat geprobeerd is een woning in Doorn met een raketwerper te beschieten. Dat bleek de verkeerde woning te zijn. De volgende dag is alsnog de juiste woning beschoten met een kalasjnikov. Daarbij zou na enkele schoten het wapen zijn blijven hangen. Bij de beschieting zouden aanwezig zijn geweest de kroongetuige, [naam 24] als schutter en [verdachte 15] om toezicht te houden.
Het hof acht de verklaringen van de kroongetuige betrouwbaar. Die verklaringen worden ondersteund door verkeersgegevens van de gebruikte telefoons, camerabeelden en op gegevensdragers van [verdachte 14] aangetroffen chats en een plattegrond van een route naar Doorn.
[verdachte 14] heeft de opdracht aangenomen om een woning te beschieten. Er kan niet worden vastgesteld dat er opzet was op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de bewoners. Het was immers de bedoeling om te schieten op een huis waarvan de bewoners niet aanwezig waren. [verdachte 14] wordt wel veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een raketwerper en een projectiel op 28 juni 2017.
Ook bij de beschieting van de juiste woning op 29 juni 2017 is geen sprake van opzet op de dood of het toebrengen van lichamelijk letsel. De bewoners waren immers niet aanwezig en daarvan ging men ook uit.
Wel hebben [verdachte 14] en [verdachte 15] zich met deze beschieting samen met de kroongetuige en de schutter schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie.
[verdachte 4] heeft berichten van de opdrachtgever over de route naar de te beschieten woning in Doorn doorgestuurd. [verdachte 4] is schuldig aan het medeplegen van uitlokking van openlijke geweldpleging op 29 juni 2017.
Breuk
Deze zaak gaat over de moord op [slachtoffer 21] . Het plan was om hem op 5 juli 2017 te vermoorden. Dat is niet doorgegaan. Op 7 juli 2017 is [slachtoffer 21] alsnog vermoord.
Het is duidelijk dat de liquidatie is uitgevoerd door de kroongetuige en [naam 24] . [verdachte 14] heeft de opdracht om [slachtoffer 21] te vermoorden aangenomen en hij heeft samen met de kroongetuige een voorverkenning gedaan. Hij heeft de uitvoering van de liquidatie uitgezet bij de kroongetuige en [naam 24] en hij heeft via [verdachte 4] de auto’s en een wapen geregeld.
Na de afgebroken actie op 5 juli 2017 heeft [verdachte 14] de druk bij de kroongetuige opgevoerd om de liquidatie alsnog te plegen. Met [verdachte 4] heeft [verdachte 14] afgestemd dat het op 7 juli 2017 om 15.00 uur zou gebeuren. Op 7 juli 2017 heeft [verdachte 14] regie gevoerd bij de uitvoering van de liquidatie en na afloop verslag uitgebracht aan [verdachte 4] en de opdrachtgever. [verdachte 14] is schuldig aan het medeplegen van moord.
Het hof acht de bijdrage van [verdachte 4] zo belangrijk dat hij schuldig is aan medeplegen van moord.
Aan de rollen van [verdachte 13] en [verdachte 16] heeft het hof uitvoerige overwegingen gewijd.
De conclusie is dat [verdachte 13] op de hoogte was van het feit dat wapens en auto’s in de boxen nabij zijn woning werden opgeslagen en dat [verdachte 13] daarover ook feitelijke macht kon uitoefenen. Hoewel niet blijkt dat [verdachte 13] ervan op de hoogte was dat [slachtoffer 21] zou worden geliquideerd, was [verdachte 13] wel op de hoogte van het uitvoeren van liquidaties door [verdachte 14] en personen uit zijn omgeving. Dat blijkt ook uit de bewijsmiddelen in de zaak Langenhorst. [verdachte 13] is schuldig aan het medeplegen van voorbereiding van moord.
Het hof komt tot de conclusie dat er bij deze moord sprake is geweest van een lokker en dat [verdachte 16] degene is die de rol van lokker heeft vervuld. Het hof acht [verdachte 16] schuldig aan voorbereiding van moord op 5 juli 2017 en aan medeplichtigheid bij de moord op [slachtoffer 21] op 7 juli 2017.
Langenhorst
Op 26 juli 2017 is [slachtoffer 23] in zijn auto in Rotterdam neergeschoten en als gevolg daarvan diezelfde nacht overleden.
Rollen van Rink en Blijie
[verdachte 14] heeft de kroongetuige een papier getoond met een foto van [slachtoffer 23] , wiens hoofd op de foto omcirkeld was. [verdachte 3] is op de dag van de liquidatie bij de vader van de kroongetuige langs geweest om de facebookpagina van [slachtoffer 23] te bekijken en te fotograferen.
De verklaring van de kroongetuige vindt bevestiging in meerdere bewijsmiddelen. Op gegevensdragers van [verdachte 14] is een afbeelding aangetroffen die voldoet aan de beschrijving van de kroongetuige. Het hof stelt vast dat [verdachte 3] kort na de moord in een auto langs de plaats delict is gereden. Uit berichtenverkeer maakt het hof op dat kort na de moord contact met [verdachte 3] wordt opgenomen over een beloning voor [verdachte 3] .
[verdachte 14] heeft de opdracht tot liquidatie aangenomen en uitgezet bij de kroongetuige. Hij zorgde voor informatie over het slachtoffer en een wapen. Na het terugtrekken van de kroongetuige en [naam 24] heeft de liquidatie plaatsgevonden door bemoeienis van [verdachte 3] die tot de organisatie van [verdachte 14] behoort. [verdachte 14] is ook betrokken geweest bij de betalingen. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen in ieder geval [verdachte 3] en [verdachte 14] en een of meer andere betrokkenen bij de liquidatie.
Rol van Remmers
Het dossier bevat op zijn minst sterke aanwijzingen dat het contact tussen de opdrachtgever en [verdachte 14] mede via [verdachte 13] tot stand is gekomen. Maar om strafbare betrokkenheid van [verdachte 13] vast te stellen moet voldoende duidelijk zijn welke rol [verdachte 13] feitelijk heeft gespeeld, wat niet het geval is. [verdachte 13] wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde in het deelonderzoek Langenhorst.
Rol van Yesilyurt
Net zoals de rechtbank zal het hof [verdachte 19] vrijspreken van wat aan hem ten laste is gelegd in het deelonderzoek Langenhorst. Om strafbare betrokkenheid van [verdachte 19] zoals die door het openbaar ministerie ten laste is gelegd vast te stellen, moet voldoende duidelijk zijn welke rol hij feitelijk heeft gespeeld. Bewijsmiddelen waaruit een feitelijke invulling van de wijze waarop [verdachte 19] betrokken is geweest naar voren komt, ontbreken echter.
Lis
Op 21 september 2017 is [slachtoffer 4] doodgeschoten in zijn personenauto tegenover een café in Spijkenisse.
Over deze zaak zijn verklaringen afgelegd door de getuigen [getuige 16] en [getuige 3] . Het hof zal deze verklaringen niet gebruiken voor het bewijs.
Een getuige zag kort na de schoten een BMW met een enorme snelheid wegrijden. Die auto is uitgebrand aangetroffen in Barendrecht. Vlakbij de auto is kleding gevonden. Het hof gaat ervan uit dat deze kleding door de daders van de liquidatie gedragen is. Op de kleding zijn DNA-mengsporen aangetroffen. De profielen daarvan matchen met de DNA-profielen van [verdachte 15] en [verdachte 10] . Gelet op de zeer geringe kans dat anderen dan [verdachte 15] en [verdachte 10] donor zijn van het DNA-materiaal gaat het hof er vanuit dat het van hen afkomstig is.
Er is een TomTom in beslag genomen die in gebruik is geweest bij [verdachte 15] . Op de middag van de dag van de liquidatie bevond die TomTom zich in de directe nabijheid van het adres [adres] in Merksem, België. [slachtoffer 4] woonde op dat moment op diezelfde [adres] , maar dan in Brasschaat, zeven kilometer verderop.
In december 2017 meldt [verdachte 14] in een PGP-gesprek dat er morgen een paar “heads” terugkomen uit Engeland. Enkele dagen later stuur [verdachte 9] aan [verdachte 14] foto’s die gemaakt zijn in Londen. Op deze foto’s zijn [verdachte 9] en [verdachte 10] te zien.
Verder is van belang dat:
  • [verdachte 14] de opdracht heeft gegeven [slachtoffer 4] te liquideren;
  • aangenomen mag worden dat personen uit de omgeving van [verdachte 14] de liquidatie van [slachtoffer 4] hebben uitgevoerd;
  • [verdachte 15] en [verdachte 10] actief waren in het chapter Den Haag van Caloh Wagoh onder leiding van [verdachte 9] ;
  • [verdachte 9] had gewild dat [verdachte 10] op 29 juni 2017 met [verdachte 15] was meegegaan om een woning in Doorn te beschieten;
  • DNA van [verdachte 15] en [verdachte 10] op door de daders gedragen kleding is gevonden;
  • de sporen geen match met andere personen inclusief veertien personen uit het onderzoek Eris heeft opgeleverd; en
  • er geen aanwijzingen zijn dat andere personen uit de omgeving van [verdachte 14] de moord op [slachtoffer 4] hebben gepleegd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 15] en [verdachte 10] , in opdracht van [verdachte 14] , de liquidatie van [slachtoffer 4] hebben uitgevoerd.
De kroongetuige heeft in zijn algemeenheid verklaard over [verdachte 9] . Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte 9] betrokken is geweest bij de liquidatie van [slachtoffer 4] . [verdachte 9] wordt daarom vrijgesproken van dit feit.
Waterspin
In deze zaak gaat het om het bedreigen en/of het afpersen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 19] in juni en juli 2018.
Het hof acht bewezen dat [verdachte 19] en [verdachte 13] zich samen met anderen hebben schuldig gemaakt aan afpersing van [slachtoffer 19] op 14 juni 2018 en aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 8] .
[verdachte 13] wordt daarnaast veroordeeld voor een poging tot afpersing van [slachtoffer 8] op 27 juli 2018 samen met anderen.
Amarone
Het hof acht bewezen dat [verdachte 1] op in het bezit is geweest van een automatisch aanvalsgeweer en munitie.
Brunello
In deze zaak zijn telefoongesprekken opgenomen waarin de vriendin van [verdachte 6] zegt dat hij haar neus heeft kapot gemaakt door hard te slaan. Ook zijn foto’s van het letsel aangetroffen. Het hof acht [verdachte 6] schuldig aan mishandeling.
Ook zijn er foto’s aangetroffen waarop [verdachte 6] staat met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Er kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het een echt vuurwapen is. Van dit onderdeel wordt [verdachte 6] vrijgesproken.
Goudvink
Op 1 augustus 2018 is [verdachte 15] met twee anderen aangetroffen in een gestolen auto voorzien van valse kentekenplaten. In de kofferbak werd een automatisch vuurwapen met demper aangetroffen. Er werd ook een PGP-toestel gevonden. Het hof concludeert dat dit toestel, net als de later in beslag genomen TomTom in gebruik was bij [verdachte 15] .
Uit door [verdachte 14] gefilmde chatberichten van 24 september 2018 blijkt dat [verdachte 14] zich bezig houdt met voorbereidingen van de liquidatie van [slachtoffer 6] . Deze man woont op een adres in Amstelveen. [verdachte 14] merkt in de berichten op “dat ze deze man al bijna hadden”. Op basis van verkeersgegevens van bij [verdachte 15] in gebruik zijnde telefoons en een getuigenverklaring stelt het hof vast dat [verdachte 15] zich regelmatig heeft opgehouden in de buurt van de woning van het beoogde slachtoffer. Op de dag van de aanhouding is men naar Amstelveen gereden waar en VW Polo is achtergelaten.
Het hof acht [verdachte 15] schuldig aan voorbereiding van moord.
Criminele organisatie
Er was sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich gedurende meer dan een jaar in wisselende samenstelling maar met een vaste kern, heeft beziggehouden met het plegen van liquidaties dan wel voorbereidingen daartoe, en ook met het bezit van vuurwapens en munitie.
Sleutelfiguur van de criminele organisatie was [verdachte 14] . Hij organiseerde liquidaties en maakte daarvoor gebruik van personen uit zijn netwerk. Veel van die personen waren op een of andere manier verbonden met motorclub Caloh Wagoh. Toch kan Caloh Wagoh niet met de criminele organisatie worden vereenzelvigd. Aan de criminele organisatie werd ook deelgenomen door personen die niet of nauwelijks met Caloh Wagoh te maken hadden. Andersom was niet elk lid van Caloh Wagoh bij de activiteiten van de criminele organisatie betrokken. De opdrachten tot liquidatie werden verstrekt door meerdere opdrachtgevers.
Dit feit is aan 15 van de 19 verdachten ten laste gelegd. Het hof komt tot een bewezenverklaring bij [verdachte 14] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 7] , [verdachte 12] , [verdachte 3] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 13] , [verdachte 15] en [verdachte 10] .
Vrijspraak is er voor [verdachte 5] , [verdachte 18] , [verdachte 8] en [verdachte 9] . Het hof ziet [verdachte 14] , [verdachte 2] en [verdachte 4] als leiders binnen deze organisatie.
De vorderingen van de benadeelde partijen
In de gevallen waarin de verdachte wordt vrijgesproken van betrokkenheid bij een strafbaar feit, worden de benadeelde partijen nietontvankelijk verklaard in hun vordering. De beslissingen over de vorderingen komen in de kern op het volgende neer.
Het hof heeft eerst algemene beschouwingen gewijd aan de vorderingen, waaronder overwegingen over schokschade.
Waar een vordering niet wordt toegewezen, wordt de benadeelde partij over het algemeen nietontvankelijk verklaard in de vordering. Dat betekent dat de benadeelde partij de gelegenheid heeft de vordering aan de burgerlijke rechter voor te leggen.
Bij het vaststellen van immateriële schade heeft het hof ook acht geslagen op wat andere rechters aan vergoeding voor immateriële schokschade aan naasten hebben toegekend.
Waar een verdachte wordt veroordeeld tot schadevergoeding wordt ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Charon
[benadeelde partij 1],
[benadeelde partij 7],
[benadeelde partij 8],
[benadeelde partij 10],
[benadeelde partij 12],
[benadeelde partij 11]
Aan elk van de getuigen wordt € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding toegekend.
Aan
[benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 7],
[benadeelde partij 10]wordt een deel van de vergoeding van materiële schade toegekend. De overige materiële kosten van deze en andere benadeelde partijen worden niet toegekend. Voor dat deel kan de vordering aanhangig worden gemaakt bij de burgerlijke rechter.
[benadeelde partij 9]
Voor de beoordeling van de vordering van materiële schadevergoeding is meer onderzoek nodig.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade benadrukt het hof dat aannemelijk is dat de benadeelde partij wat betreft haar psychisch welbevinden vroeg of laat nadelige gevolgen zal ondervinden of al heeft ondervonden van het (gewelddadige) overlijden van haar vader. Het hof is echter van oordeel dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor toewijzing van dit deel van de vordering, dat is gebaseerd op psychisch letsel in de zin van affectieschade. Het hof merkt daarbij op dat het strafbare feit is gepleegd voor de inwerkingtreding van de huidige regeling van affectieschade per 1 januari 2019.
Charlie17
[benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14]
Aan ieder van de benadeelde partijen wordt een bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade(vergoeding) toegekend.
Breuk
[benadeelde partij 16] , moeder van [slachtoffer 21]
Het hof komt toewijzing van hetzelfde bedrag dat door de rechtbank is toegewezen: € 13.154,96.
Langenhorst
[benadeelde partij 15] en [benadeelde partij 19] , broer en zus van [slachtoffer 23]
Zij hebben ieder € 20.000,- wegens schokschade gevorderd. Zij hebben het, door de verdediging betwiste, geestelijke letsel niet kunnen onderbouwen. Zij hebben erop gewezen dat hun culturele achtergrond meebrengt dat men bij psychisch letsel niet snel hulp buiten de eigen familiekring zoekt. Dat heeft tot gevolg dat er geen stukken van bijvoorbeeld (medische) deskundigen zijn waaruit de gestelde psychische schade kan blijken.
Het hof respecteert deze door de benadeelde partijen gemaakte keuze, maar deze maakt wel dat het hof onvoldoende in staat is om naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel vast te stellen. Het hof zal de benadeelde partijen daarom nietontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
Lis
[benadeelde partij 6]
Het hof wijst toe de gevorderde vergoeding van kosten voor behandeling van haarzelf bij een psycholoog en de daarmee verband houdende reiskosten en de kosten van lijkbezorging.
Niet toegewezen worden de kosten ten behoeve van de dochter. De wet voorziet pas sinds 2019 in de mogelijkheid vergoeding van dergelijke schade in het strafproces te vorderen en het strafbare feit is van eerdere datum. De kostenpost gederfd levensonderhoud vergt nader onderzoek dat een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Voor dit deel wordt de vordering nietontvankelijk verklaard.
[benadeelde partij 2]
De kostenpost gederfd levensonderhoud vergt nader onderzoek dat een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De vordering vergoeding van medische kosten is gebaseerd op aantasting in de persoon “op andere wijze”. Nog los van het antwoord op de vraag of van een dergelijke aantasting in de persoon sprake is (waarop hierna bij de immateriële schade nader zal worden ingegaan), kan niet worden vastgesteld dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Ook overigens ontbreekt een wettelijke grondslag voor toewijzing.
Ter onderbouwing van het voor een schokschadevergoeding vereiste bestaan van geestelijk letsel heeft de benadeelde partij een op 9 januari 2024 opgestelde geschiktheidsattest aan het hof overgelegd. Hierin staat niet meer vermeld dan dat de benadeelde partij “lijdt aan posttraumatische stress stoornis door de confrontatie met de gewelddadige dood van haar vader”. Over deze (wijze van) confrontatie is door de benadeelde partij niets naar voren gebracht, anders dan dat zij na het misdrijf-foto’s van haar vader op de plaats delict op het internet heeft gezien en artikelen over haar vader heeft gelezen.
De feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang bezien zijn, in het bijzonder ook gelet op het ontbreken van nadere informatie over de confrontatie met de gevolgen van de moord, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte ook jegens de benadeelde partij onrechtmatig heeft gehandeld.
[benadeelde partij 3]
De kosten van lijkbezorging worden voor € 4.100,62 toegewezen. Het hof stelt de dagwaarde van de auto waarin het slachtoffer zich bevond op € 6.000,-. Dat bedrag wordt toegewezen.
Er wordt € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding toegekend.
De vergoeding van overige schade wordt niet toegewezen.
Gezicht
[benadeelde partij 17]
De materiële schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 450,-. Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat de vergoeding van immateriële schade niet toewijsbaar is. Voor dit deel van de vordering is nader onderzoek nodig.
[benadeelde partij 5]
De vordering (€197,08 materiële schade- en € 750,- immateriële schadevergoeding) wordt toegewezen.
De straftoemetingen/volledige vrijspraken
Voor de duidelijkheid noem ik de
personen die volledig zijn vrijgesprokenvan het hun ten laste gelegde:
[verdachte 5] , [verdachte 18] , [verdachte 11] , [verdachte 8] en [verdachte 9] . Het bevel voorlopige hechtenis tegen [verdachte 5] wordt opgeheven.
Voor de duidelijkheid merk ik nogmaals op dat het openbaar ministerie binnen veertien dagen beroep in cassatie kan instellen.
Levenslang
In een aantal gevallen is door het openbaar ministerie een levenslange gevangenisstraf geëist. Een aantal raadslieden heeft betoogd dat deze straf naar de huidig stand van zaken in Nederland niet kan worden opgelegd. Het hof heeft daar uitvoerige overwegingen aan gewijd, waarvan nu een deel wordt voorgelezen.
Naar het oordeel van de Hoge Raad voorziet het Nederlandse recht sinds 2017 in een zodanig stelsel van herbeoordeling op grond waarvan in de zich daarvoor lenende gevallen kan worden overgegaan tot verkorting van de levenslange gevangenisstraf of (voorwaardelijke) invrijheidstelling, dat de oplegging van de levenslange gevangenisstraf op zichzelf niet in strijd is met artikel 3 EVRM. Na 25 jaar na de start van de detentie voor het feit waarvoor de levenslange gevangenisstraf is opgelegd wordt een herbeoordelingsprocedure in gang gezet. Die procedure zal uiterlijk 28 jaar na de aanvang van die detentie leiden tot een ambtshalve beoordeling van de mogelijkheid tot het verlenen van gratie.
De toekomst zal moeten uitwijzen op welke manier het nieuwe stelsel van herbeoordeling in de praktijk wordt toegepast, zowel in het algemeen, als meer specifiek met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de straf die aan de verdachte wordt opgelegd. De veroordeelde heeft de mogelijkheid om de wijze waarop zijn straf ten uitvoer wordt gelegd voor te leggen aan de penitentiaire rechter en de burgerlijke rechter, die erop toezien dat die tenuitvoerlegging in overeenstemming is met artikel 3 EVRM.
Het hof is van oordeel dat het opleggen van een levenslange gevangenisstraf geen onmenselijke bestraffing vormt die in strijd is met artikel 3 EVRM.
Het hof ziet geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Indien een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd beoogt het hof met die wijze van afdoening het signaal af te geven dat bij wijze van vergelding op deze ernstige vormen van excessief geweld in georganiseerd verband geen andere straf kan volgen. Daarnaast hoopt het hof er met deze straf aan bij te dragen dat anderen ervan worden weerhouden om dergelijke misdrijven te begaan.

Dan nu de strafoplegging:

Een aantal strafmotiveringen komt in alle zaken waarin een verdachte wordt veroordeeld voor betrokkenheid bij moord terug:
“Het is ontluisterend dat verdachte met zijn mededaders op deze manier over leven en dood meende te kunnen beschikken. Bij de meeste verdachten geldt dat uit niets is gebleken dat verdachte zelf een conflict had met het slachtoffer of het beoogde slachtoffer.
Gelet op de ernst van de feiten is alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur passend. Deze straf dient in de eerste plaats ter vergelding van het leed dat verdachte de nabestaanden van het slachtoffer heeft aangedaan. Daarnaast hoopt het hof er met deze straf aan bij te dragen dat anderen ervan worden weerhouden om soortgelijke misdrijven te begaan.
In de gevallen waarin sprake is van een meer dan geringe overschrijding van de redelijke termijn voor berechting houdt het hof daar bij de strafoplegging rekening mee.”
Verder overweegt het hof bij de verschillende verdachten het volgende:
[verdachte 14]
wordt veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de liquidaties van [slachtoffer 11] , [slachtoffer 18] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 23] en [slachtoffer 4] en zijn betrokkenheid bij de voorbereiding van liquidaties in de zaken Barbera en Arford. De berichtenuitwisseling over plannen tot liquidatie van diverse personen in de zogenoemde Vogelzaken neemt het hof mee bij de beoordeling van de criminele organisatie waaraan [verdachte 14] als leider deelnam.
Op geen enkele manier heeft verdachte [verdachte 14] blijk gegeven van aarzelingen bij het aannemen en (laten) uitvoeren van de opdrachten. Hij heeft ook op geen enkel moment blijk gegeven van spijt of berouw over de door hem gepleegde moorden. Hij vierde het zelfs als een actie was gelukt. Na bijna een jaar opdrachten te hebben uitgevoerd voor een van zijn opdrachtgevers, sprak hij eind 2017 zelfs met de persoon achter het B.I.G.-account over het verder professionaliseren van de organisatie door een uitgekiende taakverdeling, zodat iedereen goed zou kunnen focussen op zijn taken. Hij had op dat moment in ieder geval samen met anderen de hiervoor genoemde vijf voltooide liquidaties gepleegd, voorbereidingshandelingen gepleegd voor de liquidatie van in ieder geval drie andere personen en opdrachten aangenomen nog meer personen om het leven te brengen. Het is (zoals gezegd) ontluisterend hoe [verdachte 14] met zijn organisatie op deze manier over leven en dood meende te kunnen beschikken.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat gelet op de ernst en de veelheid van de bewezen verklaarde feiten – waaronder vijf voltooide liquidaties, de voorbereiding van de liquidatie van drie andere personen en het leiderschap van de criminele organisatie – en de persoon van verdachte [verdachte 14] alleen oplegging van een levenslange gevangenisstraf voldoende recht doet. Alleen met deze straf wordt het leed zoveel als mogelijk vergolden en wordt de maatschappij voldoende beschermd tegen het gevaar dat naar het oordeel van het hof nog steeds van verdachte [verdachte 14] uit gaat.
Verdachte kan
binnen veertien dagen beroep in cassatieinstellen tegen de uitspraak.
[verdachte 2]
heeft ongeveer een half jaar als leider deelgenomen aan de organisatie. In die relatief korte tijd is hij bepalend geweest bij de start van de liquidatiewerkzaamheden binnen de organisatie. Als tussenpersoon tussen de opdrachtgever en [verdachte 14] heeft hij in die maanden eerst de liquidatie van [slachtoffer 11] uitgelokt (deelonderzoek Charon) en vervolgens samen met een of meer anderen de liquidatie van [slachtoffer 15] (deelonderzoek Eend), [slachtoffer 3] (deelonderzoek Mus), de broers [slachtoffer 1 en 2] (deelonderzoek Kraai), [slachtoffer 12] en [slachtoffer 17] (deelonderzoek Duif), [slachtoffer 22] (deelonderzoek Spreeuw), [slachtoffer 10] (deelonderzoek Barbera) en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] (deelonderzoek Arford) proberen uit te lokken. [slachtoffer 11] is doodgeschoten. De andere personen zijn destijds aan de dood ontsnapt.
Het is ontluisterend hoe [verdachte 2] en zijn mededaders over leven en dood meenden te kunnen beschikken, door via PGPberichten de lijst van doelwitten met [verdachte 14] door te nemen. Er werd onderhandeld over de prijs van een leven alsof dat niets betekende.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat alleen oplegging van een levenslange gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Alleen met deze straf wordt het leed zoveel als mogelijk vergolden en wordt de maatschappij voldoende beschermd tegen het gevaar dat naar het oordeel van het hof nog steeds van [verdachte 2] uit gaat.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 4]
heeft in ieder geval vanaf begin 2017 tot in 2018 deelgenomen aan de criminele organisatie. Hij had hierin een leidinggevende rol als tussenpersoon tussen de opdrachtgever en [verdachte 14] . Nadat [verdachte 14] aanvankelijk vooral contact had met [verdachte 2] is [verdachte 4] ook deelnemer geworden aan de PGPgesprekken. Vanaf april 2017 ging het contact vooral tussen [verdachte 4] en [verdachte 14] , totdat [verdachte 14] ook direct contact kreeg met de opdrachtgever. Dat [verdachte 4] aanvankelijk vooral boodschappen doorgaf voor de opdrachtgever en in mindere mate zelf deelnam aan het gesprek, is daarbij van ondergeschikt belang.
heeft in genoemde periode samen met anderen de moord op [slachtoffer 18] uitgelokt en de moord op [slachtoffer 21] gepleegd. Hij heeft, eveneens samen met anderen, de liquidaties van [slachtoffer 15] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 10] geprobeerd uit te lokken. Daarnaast heeft [verdachte 4] een openlijke geweldpleging tegen een woning uitgelokt (deelonderzoek Gezicht).
Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten komt in beginsel alleen het opleggen van een levenslange gevangenisstraf als de zwaarst mogelijke straf in aanmerking.
Anders dan vele medeverdachten heeft [verdachte 4] wel, zij het gedeeltelijk, inzicht gegeven in hoe hij in deze situatie verzeild is geraakt. Loyaliteit aan vrienden speelt daarin een rol. Het hof ziet echter geen bereidheid om radicaal met die vrienden te breken. Bovendien is [verdachte 4] langere tijd betrokken geweest bij het doorgeven en geven van opdrachten tot liquidatie en blijkt uit het dossier dat hij ook op die weg wilde doorgaan.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat alleen oplegging van een levenslange gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst en de veelheid van de bewezen verklaarde feiten en de persoon van de verdachte. Alleen met deze straf wordt het leed zoveel als mogelijk vergolden en wordt de maatschappij voldoende beschermd tegen het gevaar dat naar het oordeel van het hof nog steeds van [verdachte 4] uitgaat.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 17]
Op 31 januari 2017 omstreeks 22.30 uur is [slachtoffer 11] in Amsterdam neergeschoten en als gevolg daarvan diezelfde dag overleden. [verdachte 17] is samen met anderen verantwoordelijk voor deze wrede moord. [verdachte 17] heeft gewetenloos beschikt en beslist over leven en dood. Hij heeft met zijn handelen de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan, zoals duidelijk door de moeder, de vader en de zus van het slachtoffer in hun slachtofferverklaringen is verwoord. Daarnaast leiden liquidaties in het openbaar tot maatschappelijke onrust. Het hof rekent dit alles [verdachte 17] zwaar aan.
Als uitgangspunt hanteert het hof bij een voltooide liquidatie een gevangenisstraf van ongeveer twintig jaren. De omstandigheden waaronder de liquidatie is gepleegd, de rol van [verdachte 17] en zijn persoonlijke omstandigheden geven het hof geen aanleiding veel van dit uitgangspunt af te wijken.
De wetgever heeft voor moord als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren vastgesteld.
is al eerder veroordeeld voor de moord op [naam 13] . Dit is dus de tweede moord waarvoor hij wordt veroordeeld. Bij gelijktijdige berechting en gevoegde behandeling van beide strafzaken had een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren kunnen worden opgelegd. Voor de moord op [naam 13] – en het voorbereiden van een andere moord – is [verdachte 17] veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaren en acht maanden. Voor het nu bewezen verklaarde feit kan daarom een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren en vier maanden als maximumstraf worden opgelegd.
Het hof heeft uitvoerige overwegingen gewijd aan de ontwikkeling van de gevangenisstraf en de voorwaardelijke invrijheidstelling de afgelopen jaren. Tot 2006 bedroeg de maximale tijdelijke gevangenisstraf 20 jaren en kon men na 13 jaren en 4 maanden voor vervroegde invrijheidstelling in aanmerking komen. Inmiddels is de maximale tijdelijke gevangenisstraf 30 jaren en kan men pas na 28 jaren in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gezien de huidige inrichting van het stelsel van herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf, staat vast dat de veroordeelde tot levenslange gevangenisstraf in beginsel geen perspectief heeft op een eventuele invrijheidstelling eerder dan na 28 jaren na het begin van de detentie voor het feit waarvoor de levenslange gevangenisstraf is opgelegd.
Door al deze ontwikkelingen is de maximale tijdelijke gevangenisstraf in de praktijk de afgelopen jaren zwaarder geworden en is het verschil tussen de maximale tijdelijke gevangenisstraf en de levenslange gevangenisstraf kleiner geworden. De verzwaring van de maximale tijdelijke gevangenisstraf bij moord heeft als gevolg dat in meer gevallen met de maximale tijdelijke gevangenisstraf kan worden volstaan.
Deze terughoudendheid bij het opleggen van een levenslange gevangenisstraf brengt het hof ertoe om aan [verdachte 17] de maximale tijdelijke gevangenisstraf op te leggen. Dat betekent dat het hof in deze zaak een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en vier maanden op zal leggen, zodat samen met de eerdere veroordeling de maximale tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren wordt bereikt. Een kortere straf doet geen recht aan de ernst van het feit.
De redelijke termijn in hoger beroep is met iets meer dan één maand overschreden. Dit is in het licht van de voor het hoger beroep vastgestelde redelijke termijn een geringe overschrijding. Het hof zal aan deze overschrijding geen consequenties verbinden, maar volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 7]
verrichtte hand- en spandiensten voor de organisatie. Hij heeft samen met anderen de liquidatie van [slachtoffer 11] gepleegd en voorbereidingshandelingen verricht voor de liquidatie van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] . Door tijdig ingrijpen van de politie in dat laatste onderzoek, dat toen nog 13Armonk heette, is [verdachte 7] op 17 maart 2017 aangehouden. Hij is toen veroordeeld voor wapenbezit en heeft daarvoor een straf van twee jaren uitgezeten (de zaak 13Armonk). [slachtoffer 10] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] zijn destijds aan de dood ontsnapt, maar [slachtoffer 11] niet. De 25jarige [slachtoffer 11] is midden in Amsterdam op de openbare weg koelbloedig doodgeschoten doordat met een zwaar vuurwapen van korte afstand dertig kogels op hem zijn afgevuurd. [verdachte 7] had zelf geen conflict met [slachtoffer 11] . Hij kreeg er alleen maar voor betaald om hem dood te schieten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel als uitgangspunt het opleggen van een gevangenisstraf van dertig jaren passend en geboden is.
De twee jaren die [verdachte 7] in de zaak 13 Armonk heeft uitgezeten worden in mindering gebracht. Het hof legt daarom aan [verdachte 7] een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren op. De redelijke termijn voor behandeling van de zaak is in hoger beroep ongeveer een maand overschreden. Dit is in het licht van de voor het hoger beroep vastgestelde redelijke termijn een geringe overschrijding. Het hof zal aan deze overschrijding geen consequenties verbinden, maar volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 12]
heeft een paar weken deelgenomen aan de criminele organisatie. Hij heeft in die periode niet alleen allerlei (losse) werkzaamheden voor de organisatie uitgevoerd, maar ook voorbereidingshandelingen verricht voor de liquidaties van [slachtoffer 10] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] . Door tijdig ingrijpen van de politie zijn [verdachte 12] en de mededaders op 17 maart 2017 aangehouden, welk onderzoek dus 13Armonk is gaan heten. [verdachte 12] is toen veroordeeld voor wapenbezit en heeft een straf van twee jaren uitgezeten. [slachtoffer 10] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] zijn destijds aan de dood ontsnapt.
Het hof van is oordeel dat als uitgangspunt het opleggen van een gevangenisstraf van veertien jaren passend en geboden is.
De twee jaren die [verdachte 12] al heeft uitgezeten voor de zaak 13 Armonk worden daarop in mindering gebracht. Het hof legt daarom aan [verdachte 12] in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren op.
De redelijke termijn in hoger beroep is met ongeveer een maand overschreden. Dit is in het licht van de voor het hoger beroep vastgestelde redelijke termijn een geringe overschrijding. Het hof zal aan deze overschrijding geen consequenties verbinden, maar volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 3]
heeft ruim anderhalf jaar deelgenomen aan de organisatie. Hij kende [verdachte 14] al van zijn tijd bij de Haagse [groep] en had een vertrouwenspositie bij [verdachte 14] . In deze periode heeft hij samen met anderen de moord op [slachtoffer 23] gepleegd (deelonderzoek Langenhorst) en, eveneens samen met anderen, voorbereidingshandelingen gepleegd voor de moord op [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] (deelonderzoek Arford).
is met zijn mededaders in Arford in maart 2017 aangehouden door de politie, maar destijds al weer snel in vrijheid gesteld. [slachtoffer 14] en [slachtoffer 5] zijn destijds aan de dood ontsnapt. Dit geldt niet voor [slachtoffer 23] die het niet heeft overleefd.
Het hof is van oordeel dat als uitgangspunt het opleggen van een gevangenisstraf van 28 jaren passend en geboden is.
is door de rechtbank Amsterdam in de zaak 13Armonk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 88 dagen. Het hof legt daarom aan [verdachte 3] in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren een gevangenisstraf voor de duur van 27 jaren en negen maanden op.
De redelijke termijn in hoger beroep is met ongeveer een maand overschreden. Dit is in het licht van de voor het hoger beroep vastgestelde redelijke termijn een geringe overschrijding. Het hof zal aan deze overschrijding geen consequenties verbinden, maar volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 1]
heeft niet langer dan een maand deelgenomen aan deze organisatie. De bijdrage van [verdachte 1] was daarmee wat tijd betreft beperkt, maar zijn bijdrage was zeker niet onbelangrijk. In de periode van zijn deelname heeft [verdachte 1] samen met anderen de moord op [slachtoffer 18] gepleegd (deelonderzoek Charlie17). In de avond van 17 april 2017 heeft hij samen met anderen [slachtoffer 18] op een parkeerplaats in Den Haag met een automatisch wapen in zijn auto vermoord.
heeft een jaar later ook nog een wapen en een patroonmagazijn voorhanden gehad.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat als uitgangspunt het opleggen van een gevangenisstraf van twintig jaren en zes maanden passend en geboden is.
In deze zaak is de redelijke termijn overschreden. Het hof houdt rekening met deze overschrijdingen door in plaats van een gevangenisstraf van twintig jaren en zes maanden, een gevangenisstraf van twintig jaren en vijf maanden op te leggen.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 6]
heeft ruim anderhalf jaar deelgenomen aan deze organisatie. In die periode heeft hij samen met anderen de moord op [slachtoffer 18] gepleegd. In de avond van 17 april 2017 heeft hij samen met anderen [slachtoffer 18] op een parkeerplaats in Den Haag met een automatisch wapen in zijn auto vermoord. De kroongetuige heeft beschreven hoe [verdachte 6] de ochtend erna tegenover [verdachte 14] de moord op [slachtoffer 18] in woord en daad heeft nagespeeld, wat ronduit schokkend is. [verdachte 14] en [verdachte 6] omhelsden elkaar om elkaar te feliciteren met de gelukte actie. Dit getuigt van een gewetenloosheid die niet is te bevatten.
De mishandeling van zijn vriendin springt minder in het oog dan de moord op [slachtoffer 18] , maar ook dit is een ernstig feit. [verdachte 6] wordt hiervoor ook veroordeeld en bestraft. Gelet op de ernst van de feiten is alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur passend. Voor de hoogte van de straf ligt het zwaartepunt vanzelfsprekend bij het plegen van de moord op [slachtoffer 18] .
Alles afwegende is het hof van oordeel dat als uitgangspunt een gevangenisstraf van twintig jaren en zes maanden passend en geboden is.
In deze zaak de redelijke termijn van berechting overschreden. Het hof houdt rekening met deze overschrijdingen door in plaats van een gevangenisstraf van twintig jaren en zes maanden een gevangenisstraf van twintig jaren en vijf maanden op te leggen.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 13]
heeft ruim anderhalf jaar deelgenomen aan de criminele organisatie. [verdachte 13] heeft bemiddeld bij de huur van een loods in Mijdrecht die door de organisatie is gebruikt voor de opslag van gestolen auto’s en wapens die voor liquidaties werden gebruikt. Hij heeft door zo te handelen het plegen van de liquidaties mede mogelijk gemaakt. [verdachte 13] heeft in de periode van zijn deelname aan de criminele organisatie voorbereidingshandelingen verricht voor de moord op [slachtoffer 21] (deelonderzoek Breuk).
Het hof spreekt [verdachte 13] vrij van wat hem ten laste is gelegd in het onderzoek Langenhorst. In het kader van dat onderzoek heeft het hof echter wel vastgesteld dat [verdachte 13] een rol heeft gespeeld bij het leggen van contact tussen de organisatie die de liquidatie van [slachtoffer 23] heeft uitgelokt en [verdachte 14] en dat [verdachte 13] daarvoor ook is betaald. Ook daarmee heeft [verdachte 13] een belangrijke bijdrage geleverd aan de organisatie die meende te kunnen beschikken over leven en dood.
Daarnaast heeft [verdachte 13] [verdachte 19] en [naam 16] ingeschakeld om een criminele incasso te doen. Hij heeft [slachtoffer 19] afgeperst en geprobeerd om [slachtoffer 8] en [slachtoffer 19] af te persen (deelonderzoek Waterspin). Beide personen voelden zich ernstig onder druk gezet. Ondanks het milieu waarin zij verkeerden, zijn zij naar de politie gegaan. [verdachte 13] heeft zich met behulp van zijn mededaders op dreigende, agressieve en intimiderende manier gemanifesteerd om een vermeende schuld te innen bij de slachtoffers. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ongewenste vorm van eigenrichting. Dit deed hij bovendien, zoals hij zelf heeft gezegd, niet omdat hij zelf een conflict had met deze personen, maar voor een aandeel in de opbrengst van incasso.
[verdachte 13] was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten al op leeftijd, maar dat weerhield hem niet van het begaan van die feiten. Daarom ziet het hof ook geen aanleiding om de gevorderde leeftijd van [verdachte 13] in voor hem gunstige zin bij de straftoemeting mee te wegen.
Gelet op de ernst van de feiten is alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft het openbaar ministerie gevorderd dat aan [verdachte 13] een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd. Het hof zal [verdachte 13] vrijspreken van het tenlastegelegde in het deelonderzoek Langenhorst. Het hof komt al daarom niet toe aan het opleggen van een levenslange gevangenisstraf.
Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren voor zijn deelname aan de criminele organisatie en zijn rol in het onderzoek Breuk en twee jaren voor de feiten in het onderzoek Waterspin op zich passend en geboden. In totaal dus 12 jaren gevangenisstraf.
In deze zaak is de redelijke termijn overschreden. Het hof houdt met deze overschrijdingen rekening door de gevangenisstraf met zes maanden te matigen.
[verdachte 13] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaren en 6 maanden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 15]
heeft ruim een jaar deelgenomen aan de criminele organisatie. In die periode heeft hij samen met anderen de moord op [slachtoffer 4] gepleegd, voorbereidingshandelingen voor de moord op [slachtoffer 6] verricht en openlijk geweld gepleegd tegen een woning en een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
heeft samen met anderen op 21 september 2017 [slachtoffer 4] meedogenloos met een automatisch wapen doodgeschoten in zijn personenauto, nadat [slachtoffer 4] naar Spijkenisse was gelokt. Of [verdachte 15] of een van zijn mededaders de schutter was, is niet gebleken. Maar er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en van voorbedachte raad.
In de zaak Goudvink is het gelukkig niet tot een voltooide liquidatie gekomen. [slachtoffer 6] is destijds aan de dood ontsnapt.
Op 29 juni 2017 heeft [naam 24] met de kroongetuige en [verdachte 15] in zijn kielzog met een Kalasjnikov geschoten op een woning in Doorn, met als doel om de bewoners van het huis die niet thuis waren, de stuipen op het lijf te jagen. Een van de kogels is bij de buren in het tuinhuis terechtgekomen. Dit heeft voor grote gevoelens van angst en onveiligheid gezorgd bij de omwonenden in Doorn.
heeft geen openheid van zaken gegeven. Het hof rekent het hem aan dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en geen inzicht in zijn drijfveren heeft getoond. [verdachte 15] komt in het dossier naar voren als een man die in ruil voor een beloning bereid was steeds zwaardere klussen voor de criminele organisatie te doen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat als uitgangspunt het opleggen van een gevangenisstraf van 27 jaren en zes maanden passend en geboden is.
In deze zaak is de redelijke termijn overschreden. Het hof houdt met deze overschrijding rekening door de gevangenisstraf met vijf maanden te matigen. Alles afwegend veroordeelt het hof [verdachte 15] tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 jaren en één maand.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 16]
verrichtte op 5 juli 2017 als lokker voorbereidingshandelingen voor de moord op [slachtoffer 21] . Hij is ook medeplichtig aan de uiteindelijke moord op [slachtoffer 21] op 7 juli 2017. [verdachte 16] maakte voor 5 juli 2017 met [slachtoffer 21] een afspraak en lokte hem zo naar het parkeerterrein bij het NSstation in Breukelen. Dat [slachtoffer 21] die dag heeft overleefd, is niet aan [verdachte 16] te danken. Dat is slechts te danken aan het feit dat de kroongetuige de actie die dag heeft laten mislukken. [verdachte 16] maakte daarop een nieuwe afspraak met [slachtoffer 21] voor 7 juli 2017, omdat [slachtoffer 21] kennelijk hoe dan ook van het leven moest worden beroofd. Ook toen lokte [verdachte 16] [slachtoffer 21] naar het NSstation in Breukelen. [slachtoffer 21] werd daar op 7 juli 2017 omstreeks 15.00 uur door [naam 24] doodgeschoten. [verdachte 16] was daar op dat moment niet aanwezig, maar hij is kort na 15.00 uur wel langs de parkeerplaats gereden. Toen werd nog met man en macht geprobeerd om [slachtoffer 21] in leven te houden.
Het hof acht op grond van de beschikbare bewijsmiddelen de bijdrage van [verdachte 16] aan de strafbare feiten zeer dicht tegen het medeplegen van die feiten aan liggen. Het hof houdt hier bij de strafoplegging rekening mee. Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van veertien jaren op zich passend en geboden is. Deze straf dient in de eerste plaats ter vergelding van het leed dat [verdachte 16] de nabestaanden van het slachtoffer heeft aangedaan. Daarnaast hoopt het hof er met deze straf aan bij te dragen dat anderen ervan worden weerhouden om soortgelijke misdrijven te begaan.
Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. Het hof houdt rekening met deze overschrijdingen door de gevangenisstraf met zes maanden te matigen. De gevangenisstraf komt daarmee op 13 jaren en 6 maanden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 19]
[verdachte 13] heeft [verdachte 19] en [naam 16] ingeschakeld om een criminele incasso uit te voeren. Zij hebben met meerdere personen [slachtoffer 19] afgeperst en geprobeerd om [slachtoffer 8] af te persen. Beide personen voelden zich ernstig onder druk gezet. Ondanks het milieu waarin zij verkeerden en de reputatie van de betrokken mededaders, zijn zij naar de politie gegaan. [verdachte 19] heeft zich met zijn mededaders op dreigende, agressieve en intimiderende manier gemanifesteerd om een vermeende schuld te innen bij de slachtoffers. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ongewenste vorm van eigenrichting. Dit deed hij bovendien niet omdat hij zelf een conflict had met deze personen, maar voor een aandeel in de opbrengst van de incasso. Gelet op de ernst van de feiten is alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend en geboden.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

[verdachte 10]
heeft in september 2017 deelgenomen aan de organisatie. In die periode heeft hij hand- en spandiensten verricht, maar ook samen met anderen de moord op [slachtoffer 4] gepleegd (deelonderzoek Lis). [slachtoffer 4] is naar Spijkenisse gelokt en is daar in zijn auto meedogenloos met een automatisch wapen doodgeschoten. Het is schokkend dat [verdachte 10] met zijn mededaders op deze manier heeft bijgedragen aan een organisatie die over leven en dood meende te kunnen beschikken. [verdachte 10] had geen conflict met [slachtoffer 4] , hij handelde in opdracht van [verdachte 14] . Gelet op de ernst van de feiten komt alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur als straf in aanmerking.
In deze zaak is de redelijke termijn overschreden. Het hof houdt rekening met deze overschrijdingen door in plaats van een gevangenisstraf van twintig jaren een gevangenisstraf van negentien jaren en negen maanden op te leggen.

U kunt binnen veertien dagen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak.

Dit waren in het kort de uitspraken in de zaken van de 19 verdachten in het Eris-proces.
In de zaak Eris is sprake van een criminele organisatie die op verzoek van meerdere opdrachtgevers vijf moorden heeft uitgevoerd. Daarnaast waren er plannen voor de moord op elf anderen. In sommige van die gevallen waren ook al voorbereidingen getroffen voor een liquidatie. De drie hoofdverdachten worden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Elf andere verdachten krijgen gevangenisstraffen van één jaar tot 28 jaar. Vijf verdachten worden vrijgesproken. Meerdere nabestaanden krijgen schadevergoedingen toegewezen.